Expert digitale rechten: ‘De deal van de Vlaamse regering over Copilot is roekeloos’

Expert digitale rechten Paola Verhaert: ‘Vooral bigtechbedrijven bepalen de snelheid en de richting van digitale ontwikkelingen, terwijl in een democratie net verkozen vertegenwoordigers die koers zouden moeten uitzetten’ © Guy Kokken
Elisa Hulstaert
Elisa Hulstaert Redacteur

‘We laten de koers van onze digitale toekomst te sterk bepalen door bedrijven, terwijl dat een democratische taak is’, zegt schrijver en onderzoeker Paola Verhaert. ‘De digitale samenleving is niet iets wat we zomaar moeten ondergaan. We kunnen ze samen vormgeven.’

‘Vind je het oké als we in een koffiebar zonder wifi gaan zitten?’ vraagt schrijver en onderzoeker Paola Verhaert. In haar werk zoekt ze uit wat rechtvaardigheid betekent in een wereld die steeds digitaler wordt. Of het café waar we belanden er bewust voor koos om geen draadloos internet aan te bieden aan zijn klanten weet Verhaert niet. Maar het zou een mooie illustratie kunnen zijn van wat ze betoogt in haar essay Technologie is politiek: de digitale samenleving is geen voldongen feit. ‘Mensen kunnen zélf richting geven aan hoe technologie wordt ingezet in onze samenleving.’

En dat gebeurt nog veel te weinig, vindt ze. ‘Vooral bigtechbedrijven bepalen de snelheid en de richting van digitale ontwikkelingen, terwijl in een democratie net verkozen vertegenwoordigers die koers zouden moeten uitzetten, op een transparante manier en in dialoog met burgers.’ Verhaert hoopt op ‘politieke verbeelding rond technologie’: durven na te denken of te dromen over hoe een digitale samenleving eruit zou kunnen zien.

‘Sinds het begin van Donald Trumps tweede termijn als president,’ zegt ze, ‘en vooral sinds zijn inauguratie, treden techmiljardairs als Elon Musk, Mark Zuckerberg, Jeff Bezos en Sam Altman sterker dan ooit op de voorgrond. Sindsdien lijkt er meer ruimte te zijn gekomen om over de politieke natuur van technologie te praten.’

Wanneer werd voor u duidelijk dat technologie politiek is?

Paola Verhaert: Toen ik nog studeerde. Het was een tijd waarin we nog erg positief stonden tegenover bedrijven als Google, die motto’s hadden als ‘don’t be evil’. Maar hoe meer ik sprak met mensen die werkten voor techgiganten, hoe meer ik voelde dat er iets niet pluis was.

Een werknemer bij Google zei me ooit dat hij niet bij een vakbond was aangesloten. ‘Dat hebben we niet. Als we iets willen, dan vragen we dat gewoon.’ Hoewel die vragen vooral gingen over massagestoelen, pingpongtafels en gratis koffie, vond ik dat hallucinant. Gaandeweg zag ik intern toch protest ontstaan, onder meer over de contracten tussen het bedrijf en het Amerikaanse ministerie van Defensie. Toen begon het me te dagen dat er iets structureels fout zat.

Zijn we naïef geweest om te geloven dat Big Tech het alleen goed met ons voorhad?

Verhaert: Bij elke nieuwe technologie moeten we ook de mogelijke nadelen onder ogen zien, zeker als die goed gedocumenteerd zijn. Het is vreemd dat we de vage beloftes van mensen zoals Sam Altman, ceo van OpenAI, ernstiger lijken te nemen dan de reële schade die nieuwe technologie berokkent, en waar onderzoekers en middenveldorganisaties al jaren voor waarschuwen.

Premier Bart De Wever (N-VA) reageerde opgetogen toen Google begin oktober aankondigde dat het 5 miljard euro investeert om zijn datacenter in Saint-Ghislain uit te breiden. Dat zou 300 jobs opleveren. Volgens De Wever was dat ‘een krachtig teken van vertrouwen in België als hub voor digitale innovatie en duurzame groei’.

Verhaert: Technisch gezien is het een investering en creëert het werkgelegenheid. Maar we moeten dat ook relativeren, want 300 nieuwe jobs zijn geen economische doorbraak. Waarschijnlijk gaan die jobs naar mensen met zeer specifieke profielen, en niet naar de lokale bevolking van Saint-Ghislain. Zulke projecten worden vaak voorgesteld als motor van groei, terwijl de lokale impact beperkt blijft.

Bovendien vragen datacenters enorme hoeveelheden energie en water. We zien dat die vaak gebouwd worden in regio’s die al kampen met waterschaarste of een kwetsbare energievoorziening. De bezorgdheid over hun ecologische impact groeit, maar het publieke debat komt maar traag op gang, ook in België. Ik ben benieuwd naar wat de ministers van Energie en Klimaat daarover te zeggen hebben, maar voorlopig blijft het vrij stil in de regering.

Laatst verklaarde minister van Energie Mathieu Bihet (MR) wel dat hij de stijging van de vraag aan capaciteit vanwege datacenters monitort met netbeheerder Elia. Hij wil voldoende capaciteit op het elektriciteitsnet garanderen voor alle spelers. Het is een eerste stap, maar dit zou moeten leiden tot een echte politieke discussie. Willen we elektriciteitsconsumenten – zowel burgers als bedrijven – laten opdraaien voor de creatie van die capaciteit? Vergeet niet dat België al moeite heeft om zijn energievraag voldoende te dekken door CO2-neutrale bronnen. De komst van datacenters zal dat nog aanscherpen.

Dat De Wever de komst van datacenters verwelkomt, is een politieke keuze. Maar wat de impact van die keuze zal zijn is nog niet duidelijk. Daarover ontbreekt transparantie.

Dat gebrek aan transparantie bleek ook toen Vlaams minister-president Matthias Diependaele (N-VA) in januari een contract sloot voor 10.000 licenties op Copilot, het AI-platform van Microsoft. Dat moet leiden tot een efficiëntere werking van de Vlaamse overheid. Maar over welk bedrag het ging, blijft onduidelijk.

Verhaert: Die vaagheid stoort me ook. Wat is de waarde van dat contract? Wat zijn de voorwaarden? Minister Diependaele noemde het een deal ‘onder de waarde’, maar moeten we tevreden zijn met die informatie? Mensen bij de Vlaamse administraties vertelden me dat er geen duidelijk plan was met Copilot: geen doelstellingen, geen evaluatiekader. Dat vind ik roekeloos.

Ik ben niet tegen samenwerkingen tussen overheden en private spelers, maar als het om publiek geld gaat, moet dat transparant gebeuren – niet alleen wat de kostprijs, maar ook wat de maatschappelijke meerwaarde betreft. Wat krijgen we er als burgers voor terug?

Het beleid rond technologie lijkt vooral Europees gestuurd.

Verhaert: Dat is zo. Hoewel de lidstaten zelf beleid kunnen uitwerken, zie ik in België een sterke neiging om digitale vraagstukken door te schuiven naar het Europese niveau. Europa speelt een belangrijke rol in het uitzetten van digitaal beleid, maar er is ook ruimte om lokaal en nationaal initiatief te nemen, als er tenminste de wil is om dat te doen.

In de aanloop naar de verkiezingen in 2024 kreeg technologie federaal en regionaal nauwelijks een plek in partijprogramma’s.

Verhaert: Dat is zorgwekkend. Iemand vertelde me dat die verschillende politieke partijen had bezocht om over artificiële intelligentie te spreken. Het gesprek viel gewoon stil als het onderwerp ter sprake kwam. ‘Dat is een zaak voor Europa’, zeiden ze.

Op Europees niveau wordt er wél stevig nagedacht over digitaal beleid. Alleen wordt dat beleid – vanwege de bevoegdheden die de EU heeft – meestal benaderd als een economische kwestie, via mededingingsrecht of consumentenbescherming, terwijl de digitale samenleving natuurlijk ook culturele, sociale en educatieve dimensies heeft. En die liggen net dichter bij de lidstaten. Thema’s als digitale geletterdheid, mediawijsheid of de sociale impact van technologie blijven daardoor onderbelicht. Daarom moet er ook op nationaal niveau sterker ingezet worden op visievorming omtrent digitaal beleid.

Staat ons land er slecht voor? Tijdens het openingscollege van Bart De Wever aan de UGent hekelde de premier nog hoe Europa door overregulering en een gebrek aan innovatie zijn welvaart dreigt te verliezen. ‘America innovates, China duplicates, Europe regulates’, zei hij.

Verhaert: Het ‘d-woord’ is hot in Europa: deregulation. De Wever staat niet alleen in zijn afkeer van AI-regelgeving. Vandaag zien we pogingen om kaders af te zwakken. De Commissie bespreekt of ze de GDPR, de wetgeving die persoonsgegevens beschermt, kan openbreken om bepaalde artikelen te schrappen. Ook de AI Act wordt geviseerd. Zo pleitte Duitsland onlangs voor het schrappen van bepaalde mensenrechtelijke waarborgen in de AI Act.

Dat is verontrustend, want regelgeving is een sterk instrument om innovatie te verwelkomen die het publieke belang vooropstelt en fundamentele rechten beschermt. Dat regulering slecht is voor innovatie klopt niet, sterke regelgevende kaders kunnen innovatie net stimuleren. Maar regelgeving hoeft niet het vertrekpunt te zijn. We moeten niet altijd wachten op nieuwe wetten, burgers kunnen zélf thema’s op tafel leggen en richting geven aan de digitale samenleving.

U stelt dat burgerschap de sleutel is tot digitale rechtvaardigheid. Verwacht u dan dat iedereen een sterke mening heeft over de rol van technologie in onze maatschappij? Vier op de tien Belgen tussen 16 en 74 jaar worden als digitaal kwetsbaar beschouwd.

Verhaert: De zogenoemd ‘digitaal kwetsbaren’ worden vaak onderschat. Ook mensen zonder sterke digitale vaardigheden kunnen waardevolle inzichten bieden over onze digitale samenleving. Ik vind het problematisch als technische expertise gebruikt wordt om anderen uit het debat te sluiten. Hun ervaringen zijn juist essentieel voor een evenwichtige digitale toekomst.

Moeten we digitaal burgerschap zien als een vorm van activisme?

Verhaert: Waar ligt precies de grens tussen burgerschap en activisme? Als ik tijdens een gemeenteraad mijn bezorgdheid uit, vervul ik dan mijn burgerplicht of ben ik een activist? Ik neig naar het eerste.

‘Het gaat niet om heroïsche figuren die “de wereld redden”, maar om talloze kleine, moedige daden van gewone burgers.’

Toch ontstaat er vaak spanning wanneer het over gevoelige of nieuwe thema’s gaat, zoals technologie. Wie daar vroeg op het publieke toneel verschijnt, behoort meestal tot een minderheid. En zodra je daartoe behoort, word je al snel als activist bestempeld, soms zelfs met een negatieve bijklank.

Voor mij hoeft er geen scherpe grens te zijn tussen die twee. Betrokken zijn bij, kritisch nadenken over en mee vormgeven aan je gemeenschap ís burgerschap. Als iemand dat activisme wil noemen, prima. Maar als ‘activist’ een label wordt dat mensen tegenhoudt om hun stem te laten horen, dan verarmt het publieke debat.

Sociale media spelen ook een grote rol in protesten. Kijk naar de recente Gen Z-protesten in Marokko, Madagaskar, de Filippijnen, Nepal, Indonesië, Peru en Kenia. Kan technologie ook een instrument van emancipatie zijn?

Verhaert: Absoluut. Technologie is wat we er zelf van maken. In dat opzicht waren de protesten in Nepal bijzonder interessant. In september kwamen mensen er massaal op straat – niet alleen om corruptie aan te klagen, maar ook omdat de regering het gebruik van sociale media probeerde in te perken. Slechts een handvol platforms, waaronder Discord, bleef actief. En daardoor groeide Discord uit tot dé plek waar jongeren zich organiseerden. Dat toont hoe technologie zich soms tegen haar eigen beperkingen keert: wat bedoeld was om controle te behouden, werd juist een motor van collectieve actie.

Maar kan technologie ook gebruikt worden om de macht van techbedrijven aan te klagen?

Verhaert: Eerdere sociale bewegingen hebben te veel hoop gevestigd op grote platforms, die beheerst worden door commerciële logica. Dat zijn bedrijven met stevige economische belangen die zich soms zelfs tegen protestbewegingen keerden, en samenwerkten met regeringen of data deelden. Dat is een reëel risico.

Gelukkig zien we nu alternatieven ontstaan die tonen dat het anders kan: meer democratische, decentrale vormen van online netwerken, zoals BlueSky.

Zijn er nog signalen dat het digitaal burgerschap voet aan de grond krijgt?

Verhaert: Absoluut. Kijk naar de manier waarop werknemers van Microsoft zich verzet hebben tegen de contracten van dat bedrijf met het Israëlische leger. Afgelopen zomer bleek uit onderzoek van The Guardian dat het Israëlische leger miljoenen uren aan opnamen van telefoongesprekken van Palestijnen had opgeslagen op Microsoft-servers in Nederland. De data zouden gebruikt worden om doelwitten voor luchtaanvallen te selecteren.

‘De digitale toekomst zal alleen rechtvaardig zijn als ze democratisch bepaald wordt.’

Mede onder druk van binnenuit besliste Microsoft in september om het Israëlische leger uit te sluiten van bepaalde cloud- en AI-diensten. Dat vergde moed: eerder had Microsoft werknemers ontslagen die lid waren van de actiegroep No Azure for Apartheid. Dat het geen geïsoleerde actie was, maakte het in mijn ogen extra krachtig. Ook medewerkers van andere bedrijven, zoals Amazon, sloten zich uit solidariteit aan. Ze kwamen op voor hetzelfde principe: technologie mag niet worden ingezet om geweld of onderdrukking te faciliteren.

Zulke bewegingen zijn vaak intersectioneel: mensen uit verschillende sectoren, landen en gemeenschappen bundelen hun krachten. Het gaat dus niet om heroïsche figuren die ‘de wereld redden’, maar om talloze kleine, moedige daden van gewone burgers – mensen zoals u en ik – die weigeren zich neer te leggen bij onrecht en daarin volharden, ook als het moeilijk is. Dat is voor mij misschien wel de meest inspirerende vorm van digitaal burgerschap.

https://datanews.knack.be/nieuws/bedrijven/medewerkers-bezetten-microsoft-campus-uit-protest-tegen-contracten-met-israel/

Hoe ziet een rechtvaardige digitale samenleving er volgens u uit?

Verhaert: Dat is een fundamentele, maar ook moeilijke vraag. Ik heb daar geen pasklaar antwoord op, omdat het niet alleen aan mij is om te bepalen hoe die samenleving eruit moet zien. Voor mij betekent digitale rechtvaardigheid dat mensen niet alleen gebruikers, maar ook mede-eigenaars zijn van de digitale toekomst. De digitale toekomst zal alleen rechtvaardig zijn als ze democratisch wordt bepaald, door ons allemaal, of toch door zo veel mogelijk mensen.

Paola Verhaert, Technologie is politiek, Letterwerk, 152 blz., 24,99 euro. Inschrijven voor de boekvoorstelling op 12 november bij De Groene Waterman in Antwerpen kan via deze link.

BioPaola Verhaert

Geboren in 1993.

Studeert hedendaagse geschiedenis, digitale menswetenschappen, filosofie, en Europees beleid aan Vrije Universiteit Brussel en KU Leuven.

Expert digitale rechten.

Onderzoekt als sociale wetenschapper de impact van technologie op de samenleving.

Ondersteunt ngo’s en publieke instellingen bij het verantwoord gebruik van data en technologie.

2024-2026: Wordt door deBuren en het Hannah Arendt Instituut aangesteld tot Scherpsteller.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise