Hij is wellicht een van de ongelovigste mensen ter wereld. Richard Dawkins, de Britse bioloog die ‘het zelfzuchtige gen’ introduceerde, over wetenschap, geloof en het cordon sanitaire rond God.

INFO : Richard Dawkins, ‘Kapelaan van de duivel’, uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 304 blz.

Hoe houden we het vol? Je kunt het je inderdaad afvragen, lacht Richard Dawkins: ‘Hier zitten we dan. In een grote stad, in een complex gebouw met centrale verwarming, we dragen kleren, hebben allerlei instrumenten te onzer beschikking en zijn met een enorme snelheid hier naartoe gereisd… Als je bedenkt hoe volstrékt onnatuurlijk deze situatie zou geweest zijn voor onze voorouders, niet eens zo lang geleden, dan is het eigenlijk verbazend hoe goed we het er als menselijke soort afbrengen. De biologische evolutie verloopt heel traag, de culturele evolutie almaar sneller. De kloof tussen die twee zou voor hetzelfde geld allang ondraaglijk groot kunnen zijn, zodat we met z’n allen volslagen krankzinnig zouden worden. Er zijn natuurlijk heel wat mensen met mentale stoornissen, en sommige psychiaters wijten dat aan de stress van het moderne leven. Maar ons aanpassingsvermogen is toch verrassend groot.’

We zitten in de lobby van een Amsterdams hotel, waar Dawkins de Nederlandse vertaling van zijn laatste boek komt voorstellen: Kapelaan van de duivel bevat een selectie uit de talloze essays die hij de afgelopen twintig jaar heeft geschreven. De titel komt uit een brief die Charles Darwin in 1856, drie jaar voor hij zijn evolutietheorie publiceerde, schreef aan een vriend: ‘Wat een boek zou een kapelaan van de duivel kunnen schrijven over de onhandige, verspillende, stompzinnige en afschuwelijk wrede werken van de natuur.’

Zo’n kapelaan is Richard Dawkins. Behalve over de evolutietheorie schrijft hij ook over de intellectuele hansworsterij van postmoderne filosofen, over paranormaal gezwendel, genetisch onderzoek, natuurlijke verscheidenheid, menselijk chauvinisme… Maar toch vooral, altijd weer, over Darwin en God, wetenschap en godsdienst. Als er een overtreffende trap bestaat van ongelovig, dan is Dawkins wellicht een van de ongelovigste mensen ter wereld. En waarschijnlijk de belangrijkste popularisator van de evolutietheorie. Zijn officiële titel aan de universiteit van Oxford luidt sinds een paar jaar: professor for the public understanding of science. Een volksopvoeder, zeg maar, zo ziet hij zichzelf wellicht nog het liefst.

In 1976 publiceerde Dawkins Het zelfzuchtige gen, waarin hij de evolutie van het leven op aarde verklaart vanuit een genetisch standpunt. Genen ‘denken’ alleen maar aan zichzelf, ze ‘willen’ maar één ding: overleven. Om dat voor mekaar te krijgen, ‘bouwen’ ze lichamen: survival machines, overlevingsmachines. Ook wij zijn, uiteraard, zulke machines.

Het boek sloeg in als een bom en wekt bij velen nog altijd behoorlijk wat weerzin op. Egoïstische genen? We zijn toch altruïstische wezens! Het is een moeilijke boodschap, weet Dawkins, maar die twee gaan goed samen: egoïstische genen kunnen voordeel hebben bij een altruïstisch organisme. Een menselijk motief is namelijk niet hetzelfde als een biologisch mechanisme. ‘Ons gedrag is trouwens in hoge mate on-darwinistisch’, zegt hij. ‘Een goed voorbeeld is het feit dat wij onze reproductie tegenwoordig beperken en seks gebruiken voor ons plezier. Als ik evolutionaire mechanismen uitleg, probeer ik het trouwens meestal niet over de mens te hebben, omdat dat voor de meeste mensen enorm verwarrend is. Als je over planten praat, of andere diersoorten, aanvaarden ze veel makkelijker dat gedrag in hoge mate gestuurd wordt door onbewuste mechanismen die zijn ingebouwd door natuurlijke selectie. In principe is er geen verschil tussen een olifant die haar jongen voedt en een mens die dat doet. Maar omdat mensen wéten wat het is om van een kind te houden, schrikken ze vaak als je moederliefde biologisch probeert te verklaren. Terwijl de evolutietheorie eigenlijk uitermate simpel is. Elk kind zou in staat moeten zijn ze te begrijpen.’

Waarom is het dan zo moeilijk om ze te doorgronden?

RICHARD DAWKINS: Een verbijsterende vraag, niet? Het grootste probleem is volgens mij de enorme hoeveelheid tijd die ermee gepaard gaat. Evolutionaire tijd is geologische tijd, en die bevindt zich totaal buiten het bereik van de menselijke ervaring. Wij zijn het gewend om dingen voortdurend te zien veranderen. Het imméns veel tragere proces van evolutie kunnen wij eigenlijk niet bevatten. Een andere verklaring is dat wij omringd worden door voorwerpen die door de mens zelf zijn gemaakt. (wijst naar de cassetterecorder) Machines zoals deze, die duidelijk op een erg ingenieuze manier zijn ontworpen en veel te gecompliceerd zijn om toevallig te zijn ontstaan, zoals een steen of een berg. Planten en dieren lijken evenzeer ontworpen. Toch komt er geen echte ontwerper bij te pas.

Om dat uit te leggen, gebruikt u het beeld van de ‘blinde horlogemaker’, een ‘ontwerper’ zonder plan of vooropgesteld doel: natuurlijke selectie.

DAWKINS: Precies. Ik merk vaak dat ingenieurs niet in staat zijn om het darwinisme te begrijpen. Ze zijn heel slim als ze zelf iets moeten maken, maar hopeloos dom – ik gebruik het woord opzettelijk – als het over de evolutietheorie gaat. Waarschijnlijk zijn ze zo gewend aan het idee dat dingen ontworpen worden, dat ze zich niet kunnen voorstellen dat elegante en gecompliceerde dingen ook op een andere manier tot stand kunnen komen. De kern van het darwinisme is buitengewoon simpel. Je kunt de hele theorie in één zin samenvatten: de niet-willekeurige overleving van willekeurig variërende, erfelijke eigenschappen. (lacht) Maar die zin volstaat niet echt om de boodschap over te brengen.

Hebt u ook een toegankelijke versie?

DAWKINS: Wat ik vaak doe, is mensen vragen om terug te denken in de tijd, van voorouder naar voorouder: vader, grootvader, overgrootvader, betovergrootvader… Het is duidelijk, en heel opmerkelijk, dat geen enkele van uw voorouders jong gestorven is, niet één van hen heeft de kans gemist om te copuleren met minstens één lid van het andere geslacht. Massa’s andere individuen hebben die kans wel gemist, en zijn jong gestorven. Maar uw voorouders hebben alle mogelijke gevaren overleefd: ze werden niet geveld door kinderziektes of opgegeten door een tijger, ze vielen niet in een afgrond… Stuk voor stuk overleefden ze al die gevaren lang genoeg om volwassen te worden en een partner te vinden om mee te paren. Omdat wij dus afstammen van een elite van overlevers en voortplanters, hebben wij datgene geërfd wat nodig is om tot deze elite te behoren, om goed te zijn in overleven en reproduceren.

Succesvolle genen.

DAWKINS: Wie erven zegt, zegt genen. Nu, als je dat weet, dan kun je ook begrijpen dat er, door de generaties heen, een niet-willekeurige overleving van genen is. Individuen sterven, generatie na generatie. Maar de genen blijven leven, in potentie zelfs eeuwig – tenminste, de goede, succesvolle genen. De genen die vandaag bestaan, en de genen die vroeger bestonden, zijn per definitie de elite die overleeft. De manier waarop genen overleven, is door lichamen te bouwen, op allerlei manieren: sommige lichamen kunnen vliegen, sommige kunnen zwemmen, klimmen, graven, of denken. Zo hebben de genen die vandaag bestaan, elk op hun eigen manier, overleefd. En daarom zitten alle planten en dieren zo mooi en elegant in mekaar dat het lijkt alsof ze bewust werden ontworpen.

Uw theorie over ‘het zelfzuchtige gen’ wordt vaak verkeerd voorgesteld. U schrijft dat genen ons ‘gebruiken’ om te overleven, wat niet wil zeggen dat ze ons ‘controleren’.

DAWKINS: Er bestaat behoorlijk wat verwarring over twee verschillende rollen die genen spelen: de genetische rol en de embryologische rol. Genen hebben een invloed op de ontwikkeling van het embryo: daarom hebben we deze vorm, deze kleur van ogen, enzovoort. Bekijk het als een soort zijwaartse pijl, van genen naar lichaam. Bij die ontwikkeling spelen ook andere invloeden een rol: omgeving, opvoeding, cultuur… Maar het zelfzuchtige gen moet op een heel andere manier worden bekeken, niet zijwaarts maar longitudinaal: over een lange periode brengen genen van generatie tot generatie genen voort. Dat is de puur genetische rol, en in die zin is het absoluut zo dat wij overlevingsmachines zijn. Dat is iets heel anders dan zeggen dat onze genen ons controleren of determineren. Wie mij verkeerd citeert, kan het onderscheid niet maken tussen embryologie en genetica. Dat wijst er nog maar eens op hoe moeilijk het is. Terwijl het darwinisme toch lang niet zo complex is als pakweg de relativiteitstheorie.

Maar even universeel, volgens u. U schrijft dat de evolutietheorie, net zoals de relativiteitstheorie, ook geldig is op andere plekken in het universum, dat eventuele levensvormen op andere planeten dus ook evolueren door ‘de niet-willekeurige overerving van willekeurige variaties’. Bent u daar echt van overtuigd?

DAWKINS: Ik maak me sterk dat het zo is, ja. Logisch gesproken is dat een delicate stelling: in principe is het altijd mogelijk dat iemand met een briljante theo- rie komt aanzetten waar niemand ooit aan heeft gedacht. Maar tot dusver bestaat er geen enkele andere theorie die de evolutie van het leven verklaart. Natuurlijke selectie is wél een goede verklaring, en zou ook perfect kunnen werken in een systeem dat geen gebruik maakt van DNA, maar van een andere eenheid van overerving. Zodra je een systeem hebt van accurate zelfreplicatie, zou waarschijnlijk een of andere vorm van darwinistische evolutie waarschijnlijk in werking treden. Maar ik kan niet beweren dat een alternatieve theorie absoluut onmogelijk is.

In de VS viert het creationisme nog altijd hoogtij, in allerlei vermommingen: de zogenaamde ‘intelligent design theory’ meet zich zelfs wetenschappelijke pretenties aan.

DAWKINS: Nieuw is dat niet. Ongeveer vijftig procent van de Amerikaanse bevolking denkt zelfs dat het hele universum ongeveer tienduizend jaar geleden is geschapen, met alles erop en eraan. (lacht) Dat land lijkt mij een verloren zaak, de idiotie druipt ervan af. Gelukkig is het in Europa niet zo erg. Weet u, ik kan mij makkelijk voorstellen dat het leven op deze planeet wel degelijk ontworpen is door een intelligente levensvorm van een andere planeet. Francis Crick (die samen met James Watson in 1953 de DNA-structuur ontdekte, nvdr.) doet in zijn boek Life itself een ietwat ironische, maar amusante suggestie: misschien, zo speculeert hij, zijn de eerste bacteriën op aarde hier aanbeland in de neus van een ruimteschip uit een ander zonnestelsel.

Gelooft u dat?

DAWKINS: Nee. En ik denk ook niet dat Crick het zelf gelooft, maar het is natuurlijk perfect mogelijk dat er elders in het universum intelligente levensvormen zijn, die oneindig veel verder staan dan wij. En het zou kunnen dat zij zelf nieuwe levensvormen hebben ontworpen, zoals wij dat stilaan beginnen te doen. En zodra je nieuw leven hebt gecreëerd, is het mogelijk dat je dat wilt exporteren naar een andere planeet. Dat is allemaal denkbaar. Maar die buitenaardse intelligentie moet dan wel een geëvolueerde levensvorm zijn. En dat is niet wat de creationisten verstaan onder intelligent design: zij beweren dat het leven op aarde is ontworpen door God, die op zijn beurt niet ontworpen of geëvolueerd is. Als wij ontworpen zijn, moet je verklaren waar de ontwerper vandaan kwam. Als je zegt dat God het heeft gedaan, heb je helemaal niks verklaard.

Is atheïsme de enige verdedigbare houding voor een wetenschapper?

DAWKINS: Persoonlijk denk ik van wel, maar ik ben er mij van bewust dat er heel intelligente wetenschappers bestaan, die geen atheïst zijn. Ik begrijp hen niet, omdat ik niet inzie hoe ze zulke tegenovergestelde visies met elkaar kunnen verzoenen. Maar ze doen het en dus moet ik erkennen dat ze bestaan.

Wijlen Stephen Jay Gould, de Amerikaanse paleontoloog met wie u wel vaker van mening verschilde, vond dat godsdienst en wetenschap best uit elkaars vaarwater blijven.

DAWKINS: Ik vind van niet. Als je dat beweert, dan mogen godsdiensten ook geen mirakels meer hebben, want een mirakel is een overtreding van wetenschappelijke wetten. En dan heb ik het niet alleen over de goocheltrucs, zoals het veranderen van water in wijn, maar over het mirakel van de schepping zelf. De claim dat godsdienst en wetenschap niets met mekaar te maken hebben, is een truc om godsdiensten immuniteit te verschaffen. Het is een soort cordon sanitaire dat de wetenschap niet mag doorbreken, zodat elke kritiek uitgesloten is. Maar het is het een óf het ander. Als godsdiensten immuniteit willen, moeten ze hun mirakels maar afzweren: geen onbevlekte ontvangenis meer, geen verrijzenis, geen schepping… Maar dan lopen de kerken, moskeeën en synagogen allemaal leeg, want wat hou je dan nog over? Een soort gesofisticeerde theologie die misschien nog een beperkt aantal academici aanspreekt. Zodra je doet wat je moet doen om indruk te maken op gewone mensen, namelijk bovennatuurlijke verschijnselen inroepen, kún je niet langer immuun zijn.

U voert echt een soort kruistocht tegen elke vorm van godsdienst.

DAWKINS: Ik voer een kruistocht vóór de waarheid. En dus ook tegen elke vorm van georganiseerd verzet tegen de waarheid, inclusief homeopathie, astrologie en andere vormen van mystificatie en obscurantisme. Ik vind dat allemaal nogal vernederend, want de waarheid is zo prachtig, zo opwindend. Het is toch een voorrecht om te leven in een periode waarin we zoveel dingen ontdekken. Ik vind het bijzonder tragisch dat zoveel mensen nog altijd opzettelijk worden misleid om van kindsbeen af allerlei dingen te geloven, die in de Middeleeuwen misschien nog wel redelijk klonken, maar nu allang zijn achterhaald.

Gaat atheïsme altijd samen met intelligentie of belezenheid?

DAWKINS: Nee, het zou arrogant zijn om dat te beweren. Om een atheïst te zijn, hoef je helemaal niet slim of belezen te zijn. Tenminste, dat is het officiële antwoord. (lacht) Ik moet bekennen dat ik een duister vermoeden heb dat atheïsten over het algemeen wel degelijk slimmer zijn dan gelovigen. Er bestaan weinig statistisch betrouwbare studies over dit onderwerp, maar van de leden van de Amerikaanse National Academy of Sciences blijkt ongeveer negentig procent atheïst te zijn: een dramatisch contrast met de tien procent atheïsten in de volledige Amerikaanse populatie. Dat zegt toch iets.

Zou u als darwinist niet meer begrip moeten hebben voor gelovige mensen? Er bestaat ongetwijfeld een evolutionaire verklaring voor het bestaan van godsdiensten.

DAWKINS: Dat zal wel. En het is interessant om die verklaring te zoeken. Maar zelfs als je die kunt vinden, wil dat nog niet zeggen dat godsdiensten onvermijdelijk zijn.

Hebt u zo’n verklaring?

DAWKINS: Ik ben geneigd om godsdienstigheid te beschouwen als een neveneffect van een eigenschap van ons brein, die een andere evolutionaire functie heeft. Laat ik een analogie gebruiken. Waarom vliegen motten in de vlam van een kaars? Je zou dat suïcidaal gedrag kunnen noemen, en dan lijkt het vreemd. Maar er is een betere verklaring. Vóór de mens kaars en lamp had uitgevonden, waren hemellichamen de enige nachtelijke lichtbronnen. Die fungeren als kompas voor motten. Zulke diertjes hebben een ingebouwde vuistregel om hun weg te vinden. Zodra je kaarsen introduceert, zal die regel ertoe leiden dat de motten in de kaars vliegen en opbranden. Ik vermoed dat godsdienstigheid iets gelijkaardigs is: ons brein is geëvolueerd om te overleven in het Stenen Tijdperk. Zo hebben kinderen een ingebouwde vuistregel die zegt: geloof alles wat je ouders of de ouderen van de stam je vertellen. Erg nuttig: iemand moet het kind vertellen dat tijgers en slangen gevaarlijk zijn. Kinderen die dat geloven, zullen over het algemeen langer leven. Maar die vuistregel maakt ons ook kwetsbaar: behalve waarheden kunnen we evengoed geneigd zijn om onwaarheden te geloven. En daaruit wil ik mensen redden. We hebben de gelegenheid om voor onze dood een aantal zaken echt te begrijpen. Ik vind het tragisch als mensen die gelegenheid verspillen aan godsdienst. Al vind ik wel dat kinderen de godsdienst van hun voorouders moeten leren, dat maakt deel uit van hun culturele opvoeding.

Godsdienst ligt volgens u ook aan de basis van de meeste conflicten. Wordt geloof niet veeleer misbruikt in naam van totaal andere idealen?

DAWKINS: Kijk naar Noord-Ierland en het conflict tussen katholieken en protestanten. Politici hebben de neiging om de rol van godsdienst in dat conflict te minimaliseren. Kranten ook. Als er ongeregeldheden zijn in Belfast, of waar dan ook, noemen ze het etnische rellen, of rellen tussen twee gemeenschappen… Maar dat zijn allemaal eufemismen voor godsdienstige rellen. Ik bedoel daarmee niet dat mensen die een bom in een pub gooien, allerlei theologische argumenten hebben. Wat ze doorgaans doen, is simpelweg wraak nemen. En de enige manier waarop je in Noord-Ierland je vijand kunt herkennen, is godsdienst: dat is het label dat al die vendetta’s mogelijk maakt. Je neemt geen wraak op een individu, maar op iemand die tot de andere groep behoort. En godsdienst is het énige wat hen al honderden jaren verdeelt. Zonder godsdienst zouden ze allang één gemeenschap hebben gevormd.

Na 11 september 2001 noemde u godsdienst ‘een geladen wapen’, dat je niet zomaar mag laten rondslingeren. Een interessante observatie, maar kun je daarmee de geweldspiraal in bijvoorbeeld het Midden-Oosten doorbreken?

DAWKINS: Mijn aanpak is simpel: ik zal nooit zeggen dat ik tegen de islam ben, of tegen het jodendom, of tegen het katholicisme. Ik zeg: laten we allemaal samen tegen alle godsdiensten zijn! Al besef ik dat dat een ietwat hopeloze opgave is. (lacht) Zacht uitgedrukt.

U verzet zich ook fel tegen religieuze verbodsbepalingen als het over therapeutisch klonen of genetisch gemodificeerde organismen gaat. Maar hoe staat u tegenover het zogenaamde voorzorgsprincipe: zolang we niet weten of ggo’s volledig veilig zijn, moeten we ervan afzien? En kan dat eigenlijk wel: weten of iets volledig veilig is?

DAWKINS: Nee, nooit met honderd procent zekerheid. Er moet een balans zijn, dat is duidelijk. Toen de gebroeders Wright hun eerste vlucht maakten, vreesden Victoriaanse schrijvers dat het menselijke gestel snelheden boven de zestig kilometer per uur nooit zou overleven. Als we hen ernstig hadden genomen, zouden we nu zelfs geen spoorwegen hebben. Het is goed om risicovermijding in te bouwen als we ontwikkelingen zoals ggo’s willen beoordelen, maar geen oneindige risicovermijding. En we moeten consistent zijn. Neem antibiotica: de risico’s daarvan zijn veel groter dan die van ggo’s. Misschien had men bij de ontdekking van penicilline beter het advies gevraagd van een paar darwinisten, die hadden kunnen waarschuwen voor de evolutie van resistente bacteriën. Maar het verzet tegen ggo’s is zo luid dat mensen vandaag helemaal niet meer luisteren naar de waarschuwingen over antibiotica.

Wat vindt u van de opmerking dat de mens hoogmoedig wordt, dat we voor God spelen?

DAWKINS: We moeten de negatieve gevolgen van onze acties proberen te voorzien, zodat we preventieve maatregelen kunnen nemen. Maar God spelen? Daar lig ik niet per se van wakker. (lacht) Ik hou erg van het antwoord dat James Watson ooit gaf op die vraag: als wij niet voor God spelen, wie zal het dán doen?

Door Joël De Ceulaer

‘Ingenieurs zijn hopeloos dom als het om de evolutietheorie gaat.’

‘De evolutietheorie is zo simpel dat elk kind ze moet kunnen begrijpen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content