Na weken onderhandelen is er eindelijk een centraal akkoord. En daar is werkelijk niemand bij gebaat.

‘Opgetogen.’ Eerste minister Guy Verhofstadt (VLD) deed zelfs geen poging om zijn vreugde te verbergen over het centraal sociaal akkoord dat min of meer bindende loonafspraken maakt voor 2,2 miljoen Belgen in 2005 en 2006. Zoals dat voor kopstukken van Paars wel vaker geldt, ware enige bescheidenheid over het bereikte resultaat nochtans geen kwaaie optie geweest.

Eerst kocht de regering met 250 miljoen euro belastinggeld een uitweg uit de slepende discussie over de overuren. Maar de inkt van het akkoord was nog niet droog, of Agoria had de principes ervan al afgeschoten. De grootste werkgeversorganisatie van het land, die 1300 bedrijven uit de technologische industrie vertegenwoordigt, heeft gelijk als ze beweert dat het sociaal akkoord veel te duur is. Het akkoord schrijft een loonsverhoging voor van 4,5 procent in de komende twee jaar. Dat is bijna een half procent méér dan werkgevers en vakbonden hebben afgesproken in Frankrijk en Duitsland, twee van onze belangrijkste handelspartners. In de concurrentiestrijd met onze buurlanden kost het loonakkoord onze bedrijven dus op zijn minst een half miljard euro. Als de inflatie ook nog eens onder de voorziene twee procent blijft, of als de euro in de komende twee jaar de strijd met de dollar blijft winnen, gaan de afspraken nóg zwaarder wegen op de al forse loonmassa van de Belgische bedrijven, die in het voorbije jaar tot 110 miljard euro is opgelopen.

Maar ook aan de andere kant van het hek, bij de vakbonden, weerklinkt ongenoegen. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) had enkele weken geleden nog 5,3 procent als loonnorm voorgesteld. De 0,2 procent netto per jaar (4,5 procent min de index en de loonschaalaanpassing) die de vakbonden uiteindelijk voor hun leden uit de brand hebben gesleept, is niet alleen een peulenschil, ze is bovendien totaal nutteloos. In bedrijven waar de lonen nu al onder druk staan, zal de loonnorm de strop alleen maar strakker aanhalen. En ondernemingen die niet met fors aangespannen broeksriem werken, zijn juist vragende partij om de lonen veel méér te kunnen laten stijgen dan die 4,5 procent – al is het maar omdat het de enige manier is om te vermijden dat hun hoogst opgeleide technici naar de concurrentie overlopen.

Het nieuwe centraal akkoord is eigenlijk het zoveelste bewijs van wat de meeste waarnemers allang wisten: sinds de dag dat de Belgische economie zich niet meer beperkt tot Vlaams textiel en Waals staal, zijn dit soort overeenkomsten zinloos geworden. Wel bezorgen ze de krokodillen van de oude, unitaire economie om het jaar nog een beetje bezigheidstherapie.

Frank Demets

In de concurrentiestrijd met onze buurlanden kost het loonakkoord onze bedrijven op z’n minst een half miljard euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content