‘Over de dubbele tong waarmee N-VA over Aalst Carnaval spreekt, zwijgt Jean-Marie Dedecker zedig’

‘Gisteren was ik een nazi, vandaag een Jodenslaaf: het leven als verkozen politicus kan bijzonder carnavalesk zijn’, schrijft Sam Van Rooy in een reactie op de column van Jean-Marie Dedecker over Aalst Carnaval.

De zondagcolumns van Jean-Marie Dedecker voor Knack, de lijstduwer op de N-VA-Kamerlijst, lezen lekker weg omdat ze feitelijk een opsomming zijn van (vaak goed gevonden) oneliners. Zijn libertaire, Vlaamsgezinde en republikeinse insteek en zijn geschop tegen het decadente establishment, kunnen vele lezers bekoren. Doorgaans ben ook ik het met hem eens.

Helaas is de kwantiteit van de oneliners in Dedeckers columns soms omgekeerd evenredig met de onderbouwing ervan. Het gebeurt zelfs dat een bepaalde, boude stelling gemakshalve niet wordt gestaafd. Om applaus te krijgen is het in deze tijdgeest inderdaad vaak al voldoende om, surfend op de ‘populistische’ golf, gewoon het tegengestelde te beweren van wat geboekstaafd staat als politiek correct. Feiten of cijfers? Niet nodig!

Het is om die reden dat ik naast tweets ook artikels en boeken produceer. Alleen worden die, in de felle en vaak vuile strijd die politiek heet, door politieke opponenten bewust genegeerd. Zo schrijft Dedecker in zijn recente zondagcolumn dat ‘Vlaams Belanger Filip Dewinter en zijn alter ego Sam van Rooy plat op de buik gaan voor elk joods stemmetje in hun Koekenstad’. Dat is een lichtzinnige, carnavaleske karikatuur die niet gestoeld is op de feiten.

De afgelopen week nog heb ik immers boze Joden (en niet-Joden) op mijn dak gekregen omdat ik het ondubbelzinnig opneem voor de vrijheid om te spotten op Aalst Carnaval.

Nóg opmerkelijker wordt het wanneer Dedecker in dezelfde paragraaf de volgende zin schrijft: ‘Het is veiliger voor een chassidische Jood om in de steegjes van Aalst rond te kuieren dan in de straten van hellhole Molenbeek.’ Dat is dus precies wat ik de voorbije week had geschreven, zowel in reacties op Facebook als op Twitter, waarbij ik overigens ook de Israëlische ambassadeur had bekritiseerd.

Nota bene werden Geert Wilders en ikzelf in het Nederlandse Nieuw Israëlitisch Weekblad enkele dagen geleden nog juist om die reden bekritiseerd: Wilders omdat hij geen tweet heeft geplaatst met daarin een veroordeling van de Joodse karikaturen op het Aalsterse carnaval; ik omdat ik systematisch een pleidooi heb gehouden voor de vrijheid om te spotten, ook als dat bepaalde mensen, gemeenschappen, religies of culturen kwetst.

Is het daarom dat Geert Wilders ook door Dedecker wordt weggezet als ‘extreemrechts’ en tegelijkertijd als ‘slippendrager van de Israëlische lobby’? Het stelt me teleur dat de ‘politiek incorrecte’ Dedecker zich in dezen bezondigt aan het politiek correcte misbruik van de zwaarbeladen term ‘extreemrechts’.

Over de dubbele tong waarmee N-VA over Aalst Carnaval spreekt, zwijgt Jean-Marie Dedecker zedig.

Moet men Dedecker dan bestempelen als ‘slippendrager van de Arabisch-islamitisch-Palestijnse lobby’? Als je leest dat hij in zijn column, die in beginsel gaat over het carnaval in Aalst, voor de zoveelste keer Israël gratuit brandmerkt als ‘racistische apartheidsstaat’, dan zou je dat kunnen gaan denken. Dedecker negeert immers de feiten: nergens in het Midden-Oosten zijn er zoveel rechten, vrijheden en kansen voor etnisch-culturele minderheden als in Israël. Dat in Israël een ‘Miss Trans’-wedstrijd kan worden gewonnen door een Arabische vrouw; dat een Arabische moslim niet alleen Israëlisch staatsburger is maar zich bovendien een ’trotse IDF-militair’ mag noemen; dat de in de moslimwereld en met name in Iran zwaar vervolgde Bahai-gelovigen alleen in Israël een veilige haven in de regio vinden, is voor Dedecker allemaal van geen tel.

Dedecker bekritiseert terecht het feit dat de term ‘racisme’ vaak wordt misbruikt en dus wordt uitgehold, maar zelf doet hij precies hetzelfde met het begrip ‘racistische apartheidsstaat’. Om die bewering over Israël te ‘staven’ doet hij nota bene zelfs een beroep op de Verenigde Naties, die door Dedecker zélf terecht zijn weggezet als ‘smurfen‘ (nadat de VN zich was beginnen te bemoeien met Zwarte Piet).

Bovendien zorgt het gewicht van islamitische dictaturen en theocratieën en van communistische landen ervoor dat de VN vaak de ogen sluit voor de tirannie en het geweld in landen zoals Somalië, Turkije en Qatar, terwijl de enige staat ter wereld met een Joodse meerderheid, Israël, wél structureel onder een vergrootglas ligt.

De dubbele moraal is klemmend: wie de resoluties en rapporten van de VN-Mensenrechtenraad leest, zou gaan denken dat Israël het mensenrechtengewijs vele malen slechter doet dan landen als Noord-Korea, Venezuela, Pakistan, Syrië, Iran en China, terwijl het tegenovergestelde het geval is.

De kern van Dedeckers column is een citaat van Zineb El Rhazoui, de streng beveiligde journaliste die de jihadmoorden op Charlie Hebdo heeft overleefd (omdat ze toevallig niet op de redactievergadering was), namelijk: ‘Het recht om met iets of iemand te lachen, markeert meteen de scheidingslijn tussen een barbaarse of een beschaafde samenleving.’

Dat is uiteraard juist, maar misschien moet Dedecker de moedige El Rhazoui toch eens vragen waar zij als (grappenmakende) Charlie Hebdo-journaliste het meest te vrezen zou hebben: in Israël of in een van de 57 islamitische lidstaten van de Organisation of Islamic Cooperation (inclusief de Palestijnse gebieden)?

En stel nu dat El Rhazoui aan Dedecker zou vragen welke partij in België zich het meest ondubbelzinnig heeft uitgesproken voor de vrijheid van de Aalsterse carnavalisten om te spotten en grappen te maken? Dan zou zijn eerlijke antwoord moeten zijn: niet de N-VA, wel het Vlaams Belang. Maar over de dubbele tong waarmee de N-VA over Aalst carnaval en dus over de vrijheid (om te spotten) heeft gesproken, daarover zwijgt Dedecker in zijn column zedig.

Zeker, Bart De Wever en Jan Jambon hebben – gelukkig! – niet gepleit voor het verbieden van Aalst Carnaval of bepaalde van de praalwagens of figuren, maar De Wever sprak zich er expliciet ongenuanceerd afkeurend over uit met een term als ‘lomp’ en het verwijt van ‘een gebrek aan empathie’. Jambon riep de carnavalisten op om ‘rekening te houden met mensen die ze in het vizier pakken’ en om ‘de vraag te stellen: “Getuigt dit nog wel van goede smaak?”‘ Ook Vlaams minister van ‘Samenleven’ Bart Somers (Open VLD) en Belgisch premier Sophie Wilmès (MR) hebben zich in deze zin laten gelden.

Dat mag, maar wanneer politici van dat kaliber zoiets verklaren, dan kan dat op sommige carnavalisten (en cartoonisten, columnisten en cabaretiers) toch een intimiderende en zelfcensurerende werking hebben. Overigens kan dit allemaal evengoed worden gezegd over bepaalde grappen van cabaretiers, bepaalde satire van columnisten en bepaalde cartoons, wanneer die bijvoorbeeld over gehandicapten, kankerpatiënten, zwarten, vrouwen of slachtoffers van zware criminaliteit gaan. Zou (de familie van) een overleden kankerpatiënt minder gekwetst zijn door een confronterende grap dan (de familie van) een slachtoffer van de Holocaust?

Dat N-VA-Kamerlid Michael Freilich wil dat we gezamenlijk, via ‘dialoog’, tot de conclusie komen dat je met bepaalde dingen niet lacht, is een eerste stap naar het subtiel beïnvloeden en sturen richting zelfcensuur (even kwalijk als censuur). Hij noemde daarbij als ‘argument’ dat ‘men in Aalst niet lacht met de slachtoffers van de bende van Nijvel’, maar dat klopt niet. Met de Bende van Nijvel is op Aalst carnaval wel degelijk de spot gedreven, zo verklaarde David Van de Steen, nota bene overlever van de aanslag van de Bende van Nijvel in Aalst: ‘Er is wel al gelachen met de Bende tijdens Aalst Carnaval, en ik kon daarmee lachen.’

Ik ben dus van mening (net zoals Dedecker): ofwel vind je dat we over alles en iedereen grappen mogen maken, hoe smakeloos of kwetsend die (voor de slachtoffers of anderen) ook mogen zijn; ofwel begin je met kritiek te leveren op bepaalde grappig bedoelde uitingen of begin je zelfs met het aanwijzen van uitzonderingen, en dan is het einde al snel zoek.

Alleszins kan het leven als recent verkozen politicus bijzonder carnavalesk zijn: vorige zondag werd ik door de Vlaamse minister van ‘Samenleven’, Bart Somers, gebrandmerkt als nazi (in een interview in De Zondag waarover werd bericht door Knack). Vandaag schildert de lijstduwer op de N-VA-Kamerlijst, Jean-Marie Dedecker, mij af als een politicus die ‘plat op de buik gaat voor elke Joodse stem in Antwerpen’. Het ‘argument’ hiervoor van Somers? ‘Lees tussen de lijnen.’ Dat van Dedecker? Nihil. Schreef ik ‘carnavalesk’? Ik bedoelde eigenlijk: politiek-strategische, leugenachtige retoriek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content