Hoe kies je de juiste school voor je kind? ‘Laat je niet verblinden door al die geweldige slogans’

Ann Peuteman

Wie vandaag een school zoekt voor zijn zoon of dochter, moet kiezen tussen de uiteenlopendste onderwijsmethoden. Of zo lijkt het toch. In de praktijk verschillen Vlaamse scholen veel minder van elkaar dan ze ons willen doen geloven.

Ervaringsgericht projectonderwijs: de beste keuze voor úw kind.’ Het is maar een van de vele slogans waar scholen dezer dagen mee uitpakken om ouders naar hun infodagen te lokken. Andere directies beloven dat ze het welbevinden van de leerlingen centraal stellen, huiselijk en kleinschalig onderwijs bieden, out of the box lesgeven of een bruisende STEAM-aanpak hebben. Aan de andere kant van het spectrum zijn er ook scholen die zich uitdrukkelijk van al die moderniteit distantiëren. ‘Wij gaan voor degelijk onderwijs zonder hypes of experimenten’, staat in grote letters op de website van een hoog aangeschreven Vlaams college. Geen wonder dat veel ouders die een geschikte school voor hun zoon of dochter zoeken door de bomen het bos niet meer zien.

Je bent echt geen digitale voortrekker omdat leerlingen oefeningen maken op een laptop.

Jan Elen, onderwijspsycholoog (KU Leuven)

Dan was het vroeger toch eenvoudiger. Tot een paar jaar geleden hadden scholen gewoon een goede of slechte reputatie. Dat ze zich vandaag meer proberen te profileren, komt voor een stuk door de onheilstijdingen over de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs. Naarmate het in allerlei internationale rankings achteruitboert, slaan steeds meer experts en politici alarm. ‘Daardoor is er een polarisering ontstaan’, zegt sociaal pedagoog Bert Smits van Schoolmakers, dat leer- en veranderingsprocessen in scholen begeleidt. ‘Het ene kamp is ervan overtuigd dat de tanende onderwijskwaliteit alleen kan worden opgelost door terug te keren naar klassiek onderwijs waarbij vooral wordt gefocust op sturing en directe instructie door de leraar. Het andere ziet meer heil in methoden zoals zelfsturend leren, waarbij leerlingen het heft zelf meer in handen nemen. Daardoor is er ook op het terrein een hang naar extremen ontstaan.’

Wie de komende weken samen met zijn kind een lagere of secundaire school moet kiezen, kan dus maar beter wat tijd uittrekken om zich in al die visies en methoden te verdiepen. Al is de kans groot dat je uiteindelijk meer vragen dan antwoorden vindt. ‘Veel van die termen worden door elkaar gebruikt en blijken in de praktijk verschillende ladingen te dekken’, zegt onderwijspsycholoog Jan Elen van het Centrum voor Instructiepsychologie en -technologie (KU Leuven). ‘Wat is bijvoorbeeld het verschil tussen probleemgeoriënteerd en probleemgestuurd onderwijs? Hoe wordt ontdekkend of ervaringsgericht leren in de klas toegepast? En wat is STEAM (Science, Technology, Engineering, Arts en Mathematics) in de praktijk? In de ene school wil dat zeggen dat leerlingen een groot deel van hun lestijd spenderen aan projecten waarin alle exacte vakken samenkomen, in een andere dat ze elke week een paar uur programmeerles krijgen.’

Slaag je er toch in om al die onderwijsmethoden uit elkaar te houden, dan weet je natuurlijk nog niet wat de beste keuze is. Traditioneel, klassikaal onderwijs, een aanpak waarbij de leerlingen hun natuurlijke nieuwsgierigheid volgen en zelf op zoek gaan naar antwoorden, of iets ertussenin? ‘Het is in elk geval geen goed idee om dogmatisch bij één manier van werken te zweren, want geen enkele methode is alleenzaligmakend’, stelt Smits. ‘In Nederland, waar meer scholen voor een heel andere, soms radicale onderwijsvisie kiezen, blijkt dat in veel gevallen niet te werken.’ Niet dat ontdekkend, ervaringsgericht of probleemgestuurd onderwijs geen waarde zou hebben. De meeste experts zijn het erover eens dat die methoden wel degelijk iets bijdragen. ‘Alleen niet voor iedereen en niet voor elk doel’, legt Elen uit. ‘De methode die een leerkracht kiest, moet afhangen van zijn doelstellingen en van de leerlingen met wie hij werkt. In sommige gevallen kan het inderdaad een goed idee zijn om kinderen hun nieuwsgierigheid te laten volgen en zelfstandig naar antwoorden laten te zoeken. Maar wat voor zin heeft het om hen zelf te laten uitzoeken waar de Schelde en de Rijn stromen? Dat is alleen maar tijdverlies. Soms is er ook gewoon instructie nodig omdat kinderen anders de nodige voorkennis niet hebben. Zo heeft het geen meerwaarde om een klasgroep die de regel van drie niet heeft geleerd oefeningen te laten maken waarin die moet worden toegepast. Het is dus cruciaal dat de leerling en het doel centraal worden gesteld in plaats van de methode. Jammer genoeg gebeurt vaak het omgekeerde.’

Hoe kies je de juiste school voor je kind? 'Laat je niet verblinden door al die geweldige slogans'
© DR. FRITZ

Daarom pleit Elen er in een opiniestuk op Knack.be samen met andere docenten van de educatieve masteropleidingen van de KU Leuven voor om leerkrachten genoeg ruimte te laten zodat ze zelf kunnen bepalen welke methode ze wanneer gebruiken. ‘Veel van onze studenten zijn in de war door al die onderwijsmethoden die hen om de oren vliegen, en dat geldt ook voor heel wat leerkrachten die al voor de klas staan’, zegt onderwijseconoom Kristof De Witte, directeur van Leuven Economics of Education Research (LEER) van de KU Leuven. ‘Het spreekt vanzelf dat we hen tijdens de opleiding de verschillende leertheorieën meegeven, maar we mogen hen niet voorschrijven welke ze wanneer moeten gebruiken. Het is net onze ambitie om leerkrachten af te leveren die professioneel genoeg zijn om die afweging zelf te kunnen maken. Maar dan moeten ze daar op het terrein natuurlijk wel de ruimte voor krijgen, en dat kan niet als een school hen in het keurslijf van één methode dwingt.’

Geen radicale vernieuwing

Nu is het ook niet omdat een school groots uitpakt met een innovatieve onderwijsmethode dat alle leerkrachten al hun lessen op die leest schoeien. ‘In nogal wat gevallen blijkt zo’n methode vooral een mooi uithangbord te zijn’, zegt Smits. ‘Veel scholen beseffen dat ze zich op de een of andere manier moeten profileren, maar ze durven toch niet te radicaal van koers te veranderen. De meeste ouders willen namelijk dat het onderwijs dat hun kinderen krijgen in wezen niet zo heel veel verschilt van wat zij destijds hebben gekend.’ Vaak zit er niet eens zo’n uitgekiende strategie achter, maar gebruikt een school haast onbewust een afgezwakte versie van de onderwijsmethode waar ze mee uitpakt. ‘Dat ze de methode in kwestie niet in haar pure vorm toepassen, hebben veel leerkrachten niet eens door’, zegt pedagoog en lerarenopleider Johan De Wilde (Odisee Hogeschool). ‘Het is ook niet eenvoudig om zo’n werkwijze zo goed in de vingers te hebben dat je haar correct en in de juiste context kunt toepassen. Heel wat leerkrachten maken er onbewust hun eigen ding van. Zo’n verwaterde leermethode kan goed uitpakken, maar zeker niet altijd.’

Het gevolg is dat de boeiende visie die je op de website van veel scholen kunt lezen in de praktijk soms heel spaarzaam wordt toegepast. Zo is het best mogelijk dat een school die zich als heel vernieuwend profileert elk jaar twee projectweken inlast, maar verder heel klassiek onderwijs biedt. Er zijn ook scholen die groots uitpakken met het feit dat ze Content and Language Integrated Learning (CLIL) aanbieden, terwijl dat alleen betekent dat de zesdejaars een uurtje biologie in het Frans of aardrijkskunde in het Duits kunnen volgen. Een toenemend aantal scholen profileert zich ook als digitale voortrekker. ‘Vanaf schooljaar 2021-2022 schakelen wij volledig op laptoponderwijs over’, staat in schreeuwerige letters op een poster aan de ingang van een secundaire school. In de praktijk blijkt die ommekeer minder spectaculair te zijn. Alle leerlingen hebben een laptop gekregen waarmee ze in de klas oefeningen maken en ’s avonds hun huiswerk kunnen doen. ‘Op die manier worden de invulboeken gewoon door een scherm vervangen, maar verandert er niets wezenlijks aan de manier van lesgeven’, legt Elen uit. ‘Hetzelfde geldt voor scholen die er prat op gaan dat er in elke klas een digitaal bord hangt. In veel gevallen is dat alleen een dure vervanging van de oude krijtborden. Wat leerkrachten vroeger op het bord schreven, tonen ze nu met een powerpoint. Innovatief is dat niet.’

Leerhub

Scholen die echt voor radicale vernieuwing kiezen, blijven in Vlaanderen uitzonderingen. Zo heeft de Brugse secundaire GO!-school Stamina de traditionele schoolvakken overboord gegooid. De verschillende leerdoelen, zoals aardrijkskunde, natuurwetenschappen en talen, komen er samen in projecten die telkens enkele weken lopen. Wel staan er op het lessenrooster nog vaste instructiemomenten voor Frans, Engels en wiskunde. Dan gaat De Met, met afdelingen in Leuven, Sint- Katelijne-Waver en Tielt-Winge, een stuk verder. ‘Een hub voor middelbare scholieren’, noemen die scholen zich. ‘Je vertrekt niet van een lessenrooster maar van je eigen planning. Jouw coach is er elke dag om je te begeleiden in je leerproces’, belooft de website. ‘Vaak zien we dat zulke scholen op den duur nog evolueren’, zegt Smits. ‘In het begin houden ze zich heel strikt aan een specifieke onderwijsmethode, maar gaandeweg nemen ze aspecten van het traditionele onderwijs over.’ Dat gebeurt ook in methodescholen, die volgens de leer van Freinet, Steiner of Montessori werken. ‘Als je je kind naar zo’n school stuurt, kun je erop vertrouwen dat er meer lijn zit in de gebruikte onderwijsmethode’, legt Elen uit. ‘Maar van echte methodische zuiverheid is er meestal geen sprake. Zo is het Vlaamse Freinetonderwijs al een heel eind afgeweken van de methode die de Franse onderwijzer Célestin Freinet destijds bedacht heeft.’

Soms blijkt een vernieuwende onderwijsmethode alleen een mooi uithangbord te zijn.

Bert Smits, sociaal pedagoog

De juiste leerlingen

Niet alle scholen schuiven vernieuwende methoden naar voren. Er zijn er ook die zich net heel bewust als traditioneel en behoudsgezind profileren. Hun verkoopargumenten zijn structuur, discipline, kennisoverdracht en vaak ook de voortreffelijke slaagkansen van hun leerlingen aan de universiteit. Al dekken ook hun slogans de lading lang niet altijd. Om te beginnen experimenteren zij ook weleens met nieuwe onderwijsmethoden, organiseren ze een projectweek of trekken ze met hun leerlingen de natuur in om hen zelf de insectenwereld te laten ontdekken. Alleen noemen ze dat geen ervaringsgericht of ontdekkend leren en geven ze er ook niet al te veel ruchtbaarheid aan. Dat sommige ouders heel bewust voor die zelfverklaarde klassieke scholen kiezen, komt vooral doordat ze ervan overtuigd zijn dat hun zoon of dochter daar de beste toekomstkansen krijgt. ‘Veel mensen staren zich blind op de hoge slaagpercentages in het hoger onderwijs die zulke scholen kunnen voorleggen’, zegt Elen. ‘Terwijl dat vaak het gevolg is van het feit dat ze vooral slimme leerlingen selecteren. Als leerkrachten systematisch instructies geven aan de hele klasgroep en weinig doen voor degenen die niet goed mee kunnen, vallen zwakkere leerlingen op den duur af. En wie blijft dan over? Slimme leerlingen en kinderen uit gezinnen die zelf bijlessen kunnen bekostigen. De kans dat zij in het hoger onderwijs slagen, is natuurlijk aanzienlijk. Maar het is niet omdat jij je kind naar zo’n school stuurt, dat de kans toeneemt dat het later in zijn hogere studie zal slagen.’

Maaltafels

Wat voor grote beloften ze ook maken, door de bank genomen verschillen de meeste Vlaamse scholen dus niet zo heel erg van elkaar. ‘Meer dan 80 procent van wat in die scholen gebeurt, is vergelijkbaar’, weet Smits. ‘Ouders hebben vaak het gevoel dat ze tussen scholen met heel uiteenlopende onderwijsmethoden moeten kiezen, terwijl ze in werkelijkheid meestal niet zo heel veel keuze hebben.’ Toch kunnen de eerder subtiele verschillen tussen scholen heel wat impact op de leerlingen hebben. Het is dus wel degelijk belangrijk dat ouders een school niet alleen kiezen op basis van haar reputatie, ligging en grootte, maar ook het pedagogische project onder de loep nemen. ‘Daarbij mag je je zeker niet laten leiden door de slogans die ze gebruiken’, waarschuwt De Wilde. ‘Heeft een school een verhaal dat je geweldig in de oren klinkt, probeer dan na te gaan hoe dat in de praktijk wordt toegepast. Wat betekent het bijvoorbeeld voor de manier waarop ze je kind zullen leren lezen of de maaltafels zullen aanleren? Dat is veel belangrijker dan de methode die ze op hun website promoten.’

TIPS VOOR DE BESTE SCHOOLKEUZE

1. Bestudeer de lesroosters

Kies je bewust voor een school met een specifieke onderwijsmethode, dan is het belangrijk om na te gaan wat dat in de praktijk betekent. Daarvoor zijn de lesroosters een goede indicatie. Zien die er heel klassiek uit met traditionele vakken die in lesuren van vijftig minuten zijn gegoten? Worden er wekelijks tijdsblokken uitgetrokken voor projectwerking? Volgen alle kinderen in een klas hetzelfde lesrooster?

2. Vraag om door een leerling te worden rondgeleid

Directies en leerkrachten zijn meestal heel enthousiast over de visie en aanpak van hun school en dragen die op infoavonden ook vol vuur uit. Maar wat is de impact daarvan op het dagelijkse leven in de school? Niemand die daar beter en vooral onbevangener antwoord op kan geven dan een van de leerlingen.

3. Consulteer het inspectieverslag

Via Onderwijs.vlaanderen.be kan iedereen het doorlichtingsverslag van erkende Vlaamse scholen consulteren. Die geven een goede indicatie van de kwaliteit van het onderwijs, maar ook van de aanpak. Nadeel is wel dat scholen maar om de zes jaar de inspectie over de vloer krijgen, waardoor zo’n verslag soms wat gedateerd kan zijn.

4. Verken het schoolgebouw

Beweert men sterk in te zetten op projectwerk, dan zouden er grotere ruimtes moeten zijn waar de tafels zo op- gesteld staan dat leerlingen zelfstandig of in groep kunnen werken. In een STEM- of STEAM-school zijn er lokalen met speciaal lesmateriaal, zoals bouwpakketten of robotica. Is er alleen een kelderruimte vrijgemaakt waar een paar legodozen staan, dan is de STEAM- aanpak wellicht minder verregaand dan de school beweert.

5. Staar je niet blind op de slaagkansen aan de universiteit

Het is niet omdat op- vallend veel leerlingen later goed scoren in het hoger onderwijs dat je de slaagkansen van je kind vergroot door het daar in te schrijven. Dat mooie slaagpercentage kan er ook op wijzen dat leerlingen die het moeilijker hebben er de eindstreep niet halen. Om dat te achterhalen, kan het goed zijn om met (de ouders van) oud-leerlingen te praten.

6. Informeer naar extra trajecten

De meeste scholen geven aan dat ze speciale trajecten hebben voor leerlingen die ondersteuning of net extra uitdagingen nodig hebben. De vraag is hoever ze daar in de praktijk in gaan. Ook al ben je ervan overtuigd dat je kind een rimpelloze schoolcarrière tegemoetgaat, de kans bestaat altijd dat het de komende jaren op het een of andere vlak problemen zal ondervinden.

7. Check waarvoor al die laptops worden gebruikt

Dankzij de Digisprong van de Vlaamse overheid hebben scholen heel wat extra middelen gekregen voor digitalisering. Vind je het belangrijk dat je kind op dat vlak helemaal mee is, ga dan na hoe dat geld wordt gespendeerd en of daar ook echt een visie achter zit. Gebruiken leerkrachten die digitale mogelijkheden om te differentiëren? Leren leerlingen met verschillende softwareprogramma’s werken of maken ze alleen invuloefeningen?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content