Ewald Pironet

‘Moet onze overheid Brussels Airlines redden, dat in Duitse handen zit?’

Ewald Pironet Senior writer

Veel bedrijven komen verzwakt uit de coronacrisis. Moet onze overheid Brussels Airlines redden, dat in Duitse handen is?

‘Elk land dat zichzelf respecteert moet nu zijn economische kroonjuwelen beschermen’, verklaarde Johan Van Overtveldt (N-VA) vorige maand al in een interview met Knack. De ex-minister van Financiën en huidige Europarlementariër waarschuwde dat de economische neergang door de coronapandemie diep en hard zal zijn. Hij vreest dat veelbelovende bedrijven voor een prikje in buitenlandse handen zullen vallen. ‘Dat is een van mijn grootste angsten’, zei hij. ‘Het is aan de overheid om haar voet te zetten.’

Veel bedrijven zullen erg verzwakt uit deze crisis komen. Je vindt ze in sectoren die sterk zijn getroffen door de lockdown, zoals de luchtvaart. Maar er zijn ook heel wat ambitieuze groeibedrijven die nog geen stevige balansstructuur hebben en naar adem happen. En dat terwijl grote buitenlandse bedrijven op bergen cash zitten waarmee ze die pareltjes kunnen opvissen. ‘Voor hen is de jacht op bijzonder lucratieve koopjes langzaam maar zeker open’, aldus Van Overtveldt, die onze overheden opriep ‘om alle registers ter ondersteuning van het bedrijfsleven open te trekken. Het is nu of nooit.’

Moet onze overheid Brussels Airlines redden, dat in Duitse handen zit?

Dat sluit aan bij het verankeringsdebat dat in de jaren negentig van de vorig eeuw fel woedde. Heel wat strategisch belangrijke bedrijven kregen toen buitenlandse, vooral Franse aandeelhouders. Zo kwam Tractebel, met Electrabel en Distrigas, bij Suez terecht. In 2004 werd de luchthaven van Zaventem geprivatiseerd en werd Brussels Airport verkocht aan Australische en Canadese pensioenfondsen. De nationale luchtvaartmaatschappij Sabena was een paar jaar eerder failliet gegaan, vervelde tot Brussels Airlines en kreeg het Duitse Lufthansa als aandeelhouder. En tijdens de bankencrisis kwam onze grootste bank, Fortis, onder controle van het Franse BNP Paribas. Het zijn maar een paar voorbeelden van strategisch belangrijke bedrijven die in buitenlandse handen beland zijn.

Met die buitenlandse aandeelhouders worden meestal over de grens beslissingen genomen die ons hier raken, bijvoorbeeld in investeringsdossiers, rond werkgelegenheid en financiële transfers. Concreet: BNP Paribas Fortis wilde dit jaar 1,9 miljard euro – 90 procent van zijn jaarwinst – als dividend uitkeren aan zijn Franse moedergroep. Het ontlokte aan econoom Paul De Grauwe in MO* Magazine de bedenking dat we Fortis beter hadden kunnen nationaliseren: dan hadden we dat geld zelf kunnen gebruiken. ‘Let op, ik ben altijd een globalist geweest’, zei De Grauwe. ‘Het maakte me niet uit wie de eigenaar van een bedrijf was. Maar ik stel vast dat economische nationalisten nu eenmaal bestaan. En als je niet oplet, krijg je problemen als al je grote bedrijven in buitenlandse handen komen.’

Elk zichzelf respecterend land moet nu zijn economische kroonjuwelen beschermen.

Brussels Airlines, met een Duits moederbedrijf, klopte als een van de eerste bedrijven aan bij de overheid. Het vroeg 290 miljoen euro om de coronacrisis te kunnen overleven. Er kunnen goede redenen zijn om daarmee in te stemmen: bij Brussels Airlines werken 4000 mensen, en het bedrijf zorgt voor 40 procent van het luchthavenverkeer in Zaventem. Maar als de overheid beslist om het een financiële levenslijn toe te werpen, moet ze niet alleen garanties krijgen over de toekomst van het bedrijf. Er moet ook medezeggenschap tegenover staan, met een vetorecht. Met belastinggeld kun je geen cadeaus geven.

Een ander paar mouwen zijn de kroonjuwelen van morgen. De talloze veelbelovende bedrijfjes die nu dreigen kopje-onder te gaan of opgeslorpt te worden door een buitenlandse groep. De regering heeft de banken er al toe gedwongen dat ze bedrijven uitstel van betaling en overbruggingskredieten toekennen – ze mogen wel iets terugdoen voor hun redding met belastinggeld, tien jaar geleden. Maar er is meer nodig. Er moet voor gezorgd worden dat het vele spaargeld meer ten dienste komt van bedrijven. Daarnaast is een rol weggelegd voor de talloze familiale investeringsfondsen van rijke ondernemers die de voorbije jaren het licht zagen, al treden die nog te vaak in verspreide slagorde op. Een superfonds, waar de Leuvense econoom Herman Daems al jaren voor ijvert, zou soelaas kunnen brengen.

Elk zichzelf respecterend land moet nu zijn economische kroonjuwelen beschermen, inderdaad. De overheden moeten hun voet zetten én hun handen uit de mouwen steken. Aan geld geen gebrek. Maar het moet ook in de juiste richting gedraineerd worden.

Partner Content