Wim Opbrouck neemt deel aan Maai Mei Niet: ‘Mijn vader is een maaier, ik moet hem intomen’

WIM OPBROUCK. 'Een boomkweker heeft me geleerd dat je moet tolereren wat in de weg staat.' © DEBBY TERMONIA

Elke week vertelt een bekende deelnemer aan Maai Mei Niet over zijn of haar tuin. Wilt u ook meedoen aan onze actie om een maand lang (een stuk van uw gazon) niet te maaien? Schrijf u dan in op maaimeiniet.be De tuin van acteur Wim Opbrouck is een vorstelijke ode aan de biodiversiteit: een lappendeken van bos, grasland en hagen, waar het wemelt van het leven.

Ik woon in een oude, gerenoveerde vlasschuur. Toen ik hier al enige tijd woonde, heb ik een aanpalend perceel gekocht, met daarop de oude fabriek waar het vlas werd geroot. Van een van die roterijen heb ik een overdekt terras gemaakt, waar ik onder andere twee boeken heb geschreven en waar ik vaak tot laat in de avond accordeon speel. Ik deel mijn werkplek met vleermuizen, die in de zomer, bij schemering, in duikvlucht over de zwemvijver gaan. Mijn tuin is een verlengstuk van mijn huis, hij dient om in te leven.

Bij het nieuwe stuk grond hoorde ook een oud weiland en ik heb beslist om dat onaangeroerd te laten. Mijn vader is van nature een maaier: ik moet hem in toom houden, maar hij weet intussen dat het middelste stuk moet verwilderen, en dat hij de rand eromheen en het pad erdoor kort mag houden. Dat hoge gras is een gedroomde schuilplaats voor hazen.

Vanaf mijn weiland heb ik een riant uitzicht op de omgeving. Je ziet goed wat het probleem is: alles is omheind. In de verte zie ik een wei waar renpaarden staan, het lijkt wel zo’n kooi in Guantánamo. Aan mijn grasland grenst ook een landbouwbedrijf dat op zijn akkers, zo’n drie voetbalvelden groot, grasmatten kweekt. Die man heeft wellicht nachtmerries over mijn wildernis.

Ik ben drie, vier jaar geleden tijdens zo’n droge zomer als een gek bomen beginnen te planten. De man van de boomkwekerij legde uit dat wij in Vlaanderen altijd ‘dweilen’, we duwen alles wat geen gras is naar de randen. Hij heeft me geleerd dat je moet tolereren wat in de weg staat. Ik heb meidoorn geplant, mispeldoorn, liguster en kardinaalsmuts. We voeren ook niks meer af, takken laten we liggen. Egels kunnen erin schuilen, ze trekken ook vlinders en bijen aan.

Omdat deze grond altijd weiland is geweest, is hij rijk aan voeding, en nog altijd sijpelt er mest in, van de omliggende landbouwgronden. Daarom zal ik tijdens Maai Mei Niet nooit een schone bloemenweide krijgen: ik vind distels ook prachtig, maar die sterke soorten verdringen de rest. En na zo’n maand krijg je ze maar moeilijk gekortwiekt, dan komt er industriële machinerie aan te pas. Dat vond ik het moeilijke aan Maai Mei Niet: wat doe je erna? Maar ik begrijp dat jullie dat nu gaan uitleggen, dat doet me veel plezier.

Maar mag ik jullie om af te sluiten het pronkstuk tonen? Ik krijg niet vaak de kans om mijn composthoop te tonen, en die maakt mij apetrots. Zeg nu zelf, heb je in je leven ooit al zo’n schone hoop rottend organisch materiaal gezien?’

Maai mei niet is een actie van Knack/Le Vif in samenwerking met KU Leuven/MijnTuinLab, Bond Beter Leefmilieu, Velt, HOGent en Het Ministerie voor Natuur.

Partner Content