Presentatrice Britt Van Marsenille en natuurfilmer Pim Niesten: ‘De natuur moet een juridisch statuut krijgen, zoals u en ik’

© Debby Termonia

Presentatrice Britt Van Marsenille en natuurfilmer Pim Niesten doen voor het vierde jaar op rij niet mee met Maai Mei Niet. Niet omdat zij contrair zijn, of de pest hebben aan natuur. Zij maaien omzeggens nooit: ‘Nu al bloeien er meer dan 35 verschillende bloemen in mijn tuin.’

Maai Mei Niet

Doe eind mei mee aan het Bloementelweekend en registreer nu uw tuin op knack.be/maaimeiniet

Britt Van Marsenille onderscheidt als presentatrice van Factcheckers al vele televisieseizoenen lang waarheid van nonsens. Daarnaast is zij imker. Binnenkort treedt ze weer naar voren als ambassadrice van Week van de Bij, de campagne van de Vlaamse overheid voor meer biodiversiteit, en dus is zij een natuurlijke bondgenoot van Maai Mei Niet.

Pim Niesten werkte als filmmaker lang internationaal, voor onder andere de BBC en National Geographic, maar enkele jaren terug richtte hij zijn lens op onze binnenlandse fauna en flora, met de documentairereeks en bioscoopfilm Onze natuur als wonderlijk resultaat. Kortom: tegenover Knack zitten twee mensen met een gezonde obsessie voor de natuur.

Geldt dan ook voor u beiden het cliché: jij kiest je obsessies niet, je obsessies kiezen jou?

Pim Niesten: Zeggen ze dat? Awel, ik ben het daar absoluut mee eens. Ik ben ermee geboren. Terwijl mijn twee broers enthousiaste voetballers waren, had ik van jongs af aan altijd meer aandacht voor dieren en natuur.

Britt Van Marsenille: Was jij dan de jongen die rondliep met zo’n potje met een vergrootglas als deksel, om kevertjes te kunnen bestuderen?

Niesten: Nee, ik was de irritante jongen die tegen zijn leeftijdsgenoten zei dat ze geen bloemen mochten plukken en de beestjes met rust moesten laten.

Van Marsenille: Nooit de poten van een spin uitgetrokken om te kijken wat er gebeurt?

Niesten: Oh nee, dat zeker niet. Ik heb altijd de neiging tot observeren gehad, maar mijn vader heeft die nog aangewakkerd. Als wij op vakantie waren, stond hij samen met mij om vijf uur op om herten en vossen te spotten. Hij had altijd een verrekijker bij zich. Die deelden we, tot ik voor mijn eerste communie een eerste eigen verrekijker cadeau kreeg. Later ben ik ook bij de scouts gegaan, en dat draait voor een groot deel ook rond het ervaren van natuur.

Ik was de irritante jongen die tegen zijn leeftijdsgenoten zei dat ze geen bloemen mochten plukken en de beestjes met rust moesten laten.

Pim Niesten

Ik moet het vragen: wat is uw totem?

Niesten: (lacht) Pientere Addax. Een addax is een nogal grote woestijnantilope met een uitzonderlijk uithoudingsvermogen. Als ik in het veld aan het filmen ben, voel ik me nog altijd de patrouilleleider die op survival gaat en een ploeg op sleeptouw neemt. (lacht)

Was u een scout, Britt?

Van Marsenille: (schudt van nee) Ik heb het geprobeerd en ik zie de schoonheid ervan in, maar het is niets voor mij. Ik functioneer niet goed in grote groepen. Ik ben een stadskind, maar ging al heel vroeg met mijn fietsje naar de kinderboerderij van Wilrijk. Daar ging ik de stallen uitmesten en dieren verzorgen. Ik wilde ook altijd boerin worden. De familie van mijn meter waren Kempische boeren. Ik vond niks leuker dan mee aardappelen rooien, en je kon me vaak in de varkensstallen vinden. Bij ons thuis hadden we een kippenhok. Dan zat ik op een krukje uren te kijken naar die kippen. Ik woon nu ook in de stad en wij hebben ook kippen − ik ben een van de weinige gelukkigen die een stadstuintje heeft.

Niesten: Ik ben ook een stadskind, ik ben opgegroeid in Mechelen. Maar wij hadden alleen een verhard terras van tien vierkante meter met wat bloembakken. Ik stond altijd op de uitkijk: welke vogels, vlinders en bijen komen erop af? Ik herinner me nog goed de eerste keer dat ik een kolibrievlinder zag, een soort die je in de Provence vaak rond lavendel ziet fladderen.

Ik was ervan overtuigd dat ik een vogelsoort zou ontdekken die nog niemand kende.

Britt Van Marsenille

Van Marsenille: Ik hield in mijn dagboek bij welke vogels ik hoorde fluiten. Ik was ervan overtuigd dat ik een soort zou ontdekken die nog niemand kende. Dat is er, gek genoeg, nooit van gekomen. (lacht)

Niesten: Ik had ook een dagboek, en daarin hield ik het broedverhaal bij van een merel die zich in een nis in de muur had genesteld. Vanaf de eerste verdieping hield ik die in het oog. Met de fotocamera en telelens van mijn vader maakte ik wazige, donkere foto’s. Ik kan ook niet zeggen dat ik grote wetenschappelijke doorbraken heb geforceerd.

Eten voor 21 miljoen bijen en 7 andere straffe resultaten van Maai Mei Niet 2023

Nochtans valt er wel iets te vertellen over stadsmerels: ze evolueren weg van hun voorouders die in het bos wonen. Genetisch worden dat twee verschillende soorten.

Niesten: Ja. Stadsmerels zingen hogere tonen dan die uit het bos, omdat in de stad veel lage geluiden te horen zijn. Bij winterkoninkjes zie je hetzelfde.

Van Marsenille: Ik vind dat soort verhalen fantastisch. Toen ik De madammen presenteerde op Radio 2 waren er vaak biologen te gast. Ik hing aan hun lippen. Onze natuur vond ik ook geweldig. Maar zelf heb ik die kennis niet.

© Debby Termonia

Dat is ook niet meer nodig: je hebt nu veel apps – denk aan Merlin en Obsidentify – waarmee je vogelgeluiden, insecten en planten kunt identificeren.

Niesten: Mijn moeder vertelt vaak dat, als we gingen wandelen in het park, ik niet meer verder wilde tot iemand mij kon zeggen welk vogeltje ik hoorde of zag. Zij had geen idee. Mijn vader kende er iets meer van, maar de meeste kennis heb ik gehaald uit de veldgidsen die ik in mijn rugzak meesleurde. (tegen Britt) Ik zag dat wij allebei van het jaar 1980 zijn. Het internet bestond nog niet toen wij jong waren.

Sinds jullie jeugd is de biodiversiteit nog verder afgenomen.

Van Marsenille: Misschien romantiseer ik het, maar in mijn herinnering was de tuin van mijn jeugd vergeven van de vlinders. Wat ik zéker weet, is dat onze voorruit bedekt was met een dikke laag dode insecten als we naar Zuid-Frankrijk reden. Dat is nu niet meer zo.

Niesten: Ik denk dat je je dat van die vlinders juist herinnert. Ik woon net buiten het centrum van Mechelen en ik laat mijn tuin helemaal verwilderen. Ik zie daar wel wat vlinders, maar veel te weinig. Onderzoek toont trouwens aan dat ruim een kwart van de inheemse dagvlindersoorten uitgestorven is in Vlaanderen, en meer dan een derde is ook nog eens bedreigd. Dat zegt alles.

Op het einde van het seizoen laat ik de kippen los en die zetten het gras kort.

Britt Van Marsenille

Ik heb vernomen dat jullie niet deelnemen aan Maai Mei Niet.

Van Marsenille: Nee, want ik maai nooit. Ik heb zelfs geen grasmachine. Tot grote ontsteltenis van mijn moeder en zus, die van het gemillimeterde gazon zijn en in dat gazon zelfs lijnen hebben zoals op een voetbalveld. Ik laat het allemaal zijn gang gaan. Op het einde van het seizoen laat ik de kippen los en dan zetten die het kort.

Niesten: Ik moet tot mijn scha en schande bekennen dat ik wel een grasmachine heb. Omdat ik, toen ik naar een huis met tuin verhuisde, dacht dat het zo hoorde. Je ziet hoe hard de obsessie met het korte gazon er is ingebakken, zelfs bij een natuurmens als ik. (lacht) Natuurlijk maak ik plaats waar mijn dochters kunnen spelen, maar op andere plekken maai ik maar een of twee keer per jaar. (haalt boekje boven) Ik ben gisteren een halfuur door mijn tuin gegaan met Obsidentify, om te kijken wat er allemaal groeit. Ik heb die app nodig, ik weet veel meer over beestjes dan over planten. Ik heb meer dan 35 verschillende bloemen geteld.

Van Marsenille: Zo veel, nu al?

Niesten: Kleefkruid. Klein kruiskruid. Jacobskruiskruid. Rotsooievaarsbek. Gewone hoornbloem. Boterbloemen. Scherpe klaver. En – tof, want je kunt dat in een salade doen – kleine veldkers. De witte dovenetel, en de paarse. Enfin, ik kan blijven doorgaan. (klapt boekje dicht) In onze regio werd vroeger veel aan serreteelt gedaan, ik vermoed dat de bodem dus rijk is aan meststoffen. Daarom probeer ik de delen waar veel gras groeit wel te maaien, en voer ik het maaisel af, om de bodem te verarmen en bloemen kans te geven.

© Debby Termonia

Die bloemenweelde is een zegen voor insecten zoals wilde bij en honingbijen. Britt, als imker weet u als geen ander dat die het moeilijk hebben.

Van Marsenille: Dat klopt. Er zijn veel problemen. De varroamijt is echt een plaag. Dat is een parasiet die specifiek honingbijen treft en moeilijk te bestrijden is. Voor alle bijen en bestuivers zijn pesticiden een probleem. Ze worden nog altijd te veel gebruikt. En er is een groot tekort aan nectar, doordat er te veel gras groeit en te weinig bloemen. Daarom zijn campagnes als Maai Mei Niet en De Week van de Bij zo belangrijk. Ze doen er echt toe. Ik merk dat er veel meer bewustzijn is dan toen ik begon te imkeren, negen jaar geleden.

Sommige planten uit het tuincentrum zijn ecologische valstrikken. Ze hebben niets te bieden qua nectar, maar bijen komen er wel op af en verliezen zo kostbare energie.

Pim Niesten

Niesten: Ik heb een bijenhotel gebouwd, en heb ook doorzichtige plastic buisjes gebruikt, zodat ik kan volgen wat ze doen. (toont een filmpje op zijn gsm) Zot, hè. Je ziet hoe ze kamertjes maken, en stuifmeel aanvoeren voor de larven die gaan uitkomen. Dit is de rosse metselbij, een van de ontzettend veel soorten die er zijn. En vele hebben het inderdaad lastig. Daarom ben ik blij met mijn wildernis en 35 soorten bloemen. Variatie is enorm belangrijk, omdat sommige soorten afhankelijk zijn van specifieke bloemen. Mensen gaan plantjes en zaden halen in het tuincentrum en denken dat ze daar goed mee doen voor insecten, maar veel van die bloemen horen hier niet thuis en hebben niets te bieden qua nectar. Maar bijen komen er wel op af en verliezen zo kostbare energie. Dat zijn eigenlijk ecologische valstrikken.

Van Marsenille: Zelfs de ‘bijenvriendelijke’ planten die je nu kunt kopen zijn eigenlijk niet goed. Omdat ze er mooi moeten uitzien, zijn de wortels in pesticiden gedrenkt, en die belanden ook in de nectar. Mensen die gelezen hebben dat ik imker ben, komen soms naar mij en zeggen: ‘Ik wil helpen, ik wil ook imkeren.’ Dan leg ik altijd uit dat het een grote inspanning vergt, en dat je bijen beter kunt helpen door bloemen te zaaien. ‘Maar ik woon op een appartement’, zeggen ze dan. Zet dan gewoon kruiden op je vensterbank. Iedereen tevreden: jij kunt ermee koken, en aan basilicum en tijm groeien heel mooie bloemetjes waar de bijen blij mee zijn. Maar ik denk dat water in de toekomst een nog groter probleem wordt voor bijen. Als het drie weken niet regent, weten ze niet meer waar ze water kunnen halen. Zeker in de steden moeten we nadenken over waterreservoirs.

Water wordt in de toekomst een nog groter probleem wordt voor bijen. Zeker in de steden moeten we nadenken over waterreservoirs.

Britt Van Marsenille

Niesten: Kunnen mensen daarbij helpen? Ik bedoel: ik heb thuis een zwemvijver.

Van Marsenille: Ja, dat is heel goed. Maar je moet ervoor zorgen dat ze kunnen landen om te drinken. Leg steentjes, of wijnkurken.

Het zal jullie stedelingen vast verheugen dat Bart Backaert van de groendienst van Aalst verwacht dat Vlaamse steden in de toekomst biodiverser zullen zijn dan het platteland.

Van Marsenille: Natuurlijk, omdat er minder meststoffen en pesticiden worden gebruikt. Op het platteland regeert de monocultuur: maisvelden zijn qua biodiversiteit kerkhoven, daar leeft op de mais na niets. Ik denk dat mijn bijen goed af zijn in de stad.

Pim, u opereert voor uw documentaires meestal in de wildernis. Kunt u als bioloog ook uw hart ophalen in de stad?

Niesten: Jazeker. Als ik in de stad rondwandel, zie ik veel verrassende wondertjes van de natuur. Ik heb er uiteindelijk niets mee gedaan, maar tijdens de research voor Onze natuur ben ik op een onnozele, kleine rotonde in Brussel beland. Een paar bomen, wat struiken en zandgrond. De ideale habitat voor de grijze zandbij, een fantastisch beestje dat holletjes graaft in de grond en in de stad op zoek gaat naar voedsel. Daar komen dan ook weer specifieke parasitaire wespen op af. Dat unieke verhaal speelde zich af op een onnozel lapje grond midden in de stad. Sommige soorten gedijen goed of zelfs beter in de nabijheid van de mens, voor sommige is de stad zelfs een toevluchtsoord. Vijftien jaar geleden zag je amper houtduiven, maar ze zijn – door de jacht – weggejaagd van het platteland en doen het nu heel goed in de stad, waar ze relatieve rust vinden. Vossen zijn ook op hun gemak in steden, als ze het drukste verkeer kunnen vermijden. En dat kunnen ze, want het zijn slimme beesten. (gebaart door het raam naar de recent heraangelegde Antwerpse Zuiderdokken) Over het algemeen valt het mij op dat steden meer moeite doen.

Van Marsenille: Tof, hè. Dit hier was een stomme, verloederde parking. Ze hadden misschien nog iets minder gras mogen leggen, maar mensen moeten natuurlijk ook kunnen picknicken. Ik word ook heel blij van de tuinstraten die nu worden aangelegd. Dat zijn straten die op initiatief van de bewoners zo veel mogelijk worden onthard. Ze leggen er alleen van die tegels waar gras door kan groeien. Er wordt veel groen aangeplant, en het water dat insijpelt, wordt opgevangen en kan door iedereen gebruikt worden in drogere periodes. Het zijn echt heel prettige plekken, waar mensen samen kunnen zijn. Ze zijn verkeersluw, aangenaam en gezellig.

Je gelooft je ogen niet als je ziet wat ze in Zuid-Amerika voor de biodiversiteit doen. Ze staan er lichtjaren verder dan wij.

Britt Van Marsenille

Het potentieel van stadsgroen is enorm. Amerikaanse onderzoekers hebben ontdekt dat er minder wordt ingebroken en minder mensen worden overvallen in groenere steden.

Van Marsenille: Dat verbaast me niet. En verkoeling, hè. Bomen zorgen voor verkoeling. Dat zullen we nodig hebben, want met de klimaatopwarming zal zeker in de steden de hittestress toenemen. En het is vele keren aangenamer om onder een boom te zitten dan onder een parasol. Op dat vlak staan ze in Zuid-Amerika veel verder dan wij. Qua sorteren hebben ze nog een weg te gaan, maar steden als het Colombiaanse Medellín zetten zwaar in op groendaken, groene corridors en groene passerelles. Het zal nodig zijn, want het is er snikheet. Wij zijn het centrum van de wereld, denken wij hier, maar je gelooft je ogen niet als je dat ziet. Ze staan lichtjaren verder dan wij.

Pim, u hebt zichzelf ooit een activist genoemd.

Niesten: Oei.

Oei?

Niesten: Ik ben daar achteraf op aangesproken. Blijkbaar heeft die term een negatieve bijklank.

Van Marsenille: Ik heb wat bereik doordat ik toevallig op televisie kom. Ik deel graag mijn kennis en enthousiasme. Als dat betekent dat ik activist, ben, prima, maar ik voel me eigenlijk geen voorvechter maar een enthousiasteling.

Niesten: Ik heb niks tegen het woord activist. Ik moet toegeven dat ik als kind al heel erg geraakt werd door de enorme schade die wij aanrichten. Ik vereenzelvig mij met de natuur, die ons machteloos moet ondergaan. Voor mij heeft natuur een intrinsieke waarde, maar voor veel mensen mag het alleen bestaan als het een geldelijke waarde heeft.

De Droomfabriek: hoe de fantasie van een kleine jongen het nieuwe logo van Maai Mei Niet werd

Het Gilgamesj-epos, de oudste ons resterende geschreven tekst, gaat onder meer over de menselijke aandrang om de natuur naar de hand te zetten. Beschaven noemen we dat dan.

Niesten: Het gazon is daar eigenlijk een extreem voorbeeld van. En ik heb dat ook met huisdieren. Onze panische relatie met de wolf toont dat wij maar moeilijk kunnen samenleven met grote carnivoren, tenzij ze op commando zitten en een pootje geven. Veel mensen willen alle natuur die niet in hun straatje past wég. Daarom vind ik het goed dat er stilaan wordt nagedacht over een juridisch statuut voor de natuur, zoals jij en ik een juridisch statuut hebben.

‘Het is te laat voor pessimisme’, zeg ik vaak tegen mezelf. Daaruit put ik de kracht om hoopvol naar de toekomst te blijven kijken.

Pim Niesten

Jill Peeters heeft ooit gesukkeld met een klimaatdepressie. Hebt u ooit al symptomen vertoond?

Niesten: Ik heb dat wel gehad, ja, maar ik heb ertegen gevochten, want het leidt nergens toe. We moeten ons vastklampen aan projecten zoals Maai Mei Niet en De Week van de Bij. Ik heb weinig talent voor idolatrie, maar een van de mensen die ik bewonder is biologe Jane Goodall. Zij heeft haar perfect gelukkige leven in Tanzania opgegeven en reist nu de wereld rond om een boodschap van hoop te brengen. Dat helpt mij om mijn pessimistische kant te onderdrukken. ‘Het is te laat voor pessimisme’, zeg ik vaak tegen mezelf. Daaruit put ik de kracht om hoopvol naar de toekomst te blijven kijken.

Van Marsenille: In de geschiedenis zijn er nog momenten geweest waarop mensen zich afvroegen of het wel een goed idee was om kinderen op de wereld te zetten. Dit is er weer een. Maar als we met zijn allen blijven hangen in de mantra ‘we gaan eraan’, dan belanden we onvermijdelijk in een impasse. Dus inderdaad: laten we positief en optimistisch zijn. En lavendel op onze vensterbanken zetten. (lacht)

Britt Van Marsenille

1980: Geboren in Antwerpen.

Studeerde dramatherapie.

Gaat in 2004 aan de slag bij Ketnet.

Presenteert Factcheckers op Eén.

Imkert en is al jaren ambassadrice van de Week van de Bij.

Pim Niesten

1980: Geboren in Wilrijk.

Studeerde biologie aan de KU Leuven. Specialiseerde zich in marinebiologie in Marseille.

Behaalde een bachelor audiovisuele technieken aan het Narafi.

Werkt internationaal voor onder meer National Geographic en de BBC.

Bracht in 2022 de documentaire Onze natuur uit.

Partner Content