Dirk Draulans’ Beestenboel: de ene lepelaar is een fervente reiziger, de andere honkvast als een huismus

lepelaar
© Ronny De Malsche
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De laatste tien jaar schrijft de lepelaar een succesverhaal. De sneeuwwitte schoonheid met de opvallende snavel is met een sneltreinvaart ons land aan het veroveren.

Veel mooier vind je ze niet in onze contreien. Met zijn sneeuwwitte verenkleed en grote lepelvormige snavel is de lepelaar – een watervogel uit de familie van de ibissen – een beauty. In het broedseizoen krijgen ze ook een witte afhangende kuif en een heldere gele vlek op bek, keel en borst – schoonheidsattributen om indruk te maken op potentiële partners. Lepelaars broeden doorgaans in kolonies. Ze zien er lieflijk uit, maar kunnen behoorlijk agressief zijn tegen elkaar, weliswaar kortstondig. Samenleven is prima, maar in het nest blijft privacy belangrijk.

Lepelaars houden elkaars nek schoon. Geregeld zie je twee vogels elkaar een wasbeurt geven.

De rand van de snavel die de soort haar naam gaf, is hypergevoelig. Daardoor kan een lepelaar actief voedseldeeltjes uit het water oppikken. Hij gaat dus niet zomaar willekeurig met zijn bek door het water. Lepelaars eten alles wat ze te pakken krijgen, inbegrepen vrij grote vissen.

De bek kan wel hinderlijk zijn bij wasbeurten. Hij is zo lang en breed dat lepelaars hem niet kunnen gebruiken om hun nek schoon te maken. Daar hebben ze iets op gevonden: de dieren houden elkaars nek schoon. Geregeld zie je twee lepelaars elkaar wassen.

Eieren rapen

Een Belgische vogelatlas uit 1972 meldt dat in de ruim anderhalve eeuw die het boek beschrijft, er 160 keer lepelaars in ons land gezien werden, en dan vooral aan de kust. Vogels kijken was toen lang niet zo populair als nu, maar het illustreert toch wel dat de lepelaar destijds een grote zeldzaamheid was.

Zo goed als alle lepelaars die in België gezien werden, zullen vogels uit Nederland geweest zijn. Daar heeft de soort altijd gebroed, vooral op de Waddeneilanden. In de 20e eeuw kreeg ze er zware klappen, door de drooglegging van haar moerassige broedgebieden en door actieve verdelging, zoals het op grote schaal rapen van eieren uit nesten.

De lepelaar kan nu overal in Vlaanderen gezien worden, van de IJzervlakte in het westen tot de Maasvallei in het oosten.

In 1900 zouden er nog zo’n 300 broedpaartjes geweest zijn, in 1968 was het broedbestand gezakt tot amper 160 koppeltjes. De grootschalige watervervuiling was een extra probleem voor de vogel. Het leek er zelfs even op dat de lepelaar uit West-Europa zou verdwijnen.

Gelukkig daagde het net op tijd dat er moest worden ingegrepen. Er kwamen verregaande beschermingsmaatregelen voor zowel de vogel als zijn biotoop. De populatie begon weer toe te nemen. In 1997 werd in Nederland de kaap van 1000 broedparen gerond. In 2024 waren het er ongeveer 4000. De soort lijkt op het nippertje ontsnapt uit de gevarenzone.

Bangeriken

Als het regent in Nederland, druppelt het bij ons. In 1999 was er een eerste broedgeval, tussen de parkvogels van het Zwin in Knokke. In 2003 broedde er een eerste koppeltje in het wild, op een hoop takken in een moerasgebied in de Waaslandpolder. Mogelijk waren de pioniers daar vogels uit een van de grootste Nederlandse lepelaarkolonies in de buurt van Bergen-op-Zoom, in vogelvlucht slechts 20 kilometer ver.

Lepelaars zijn bangeriken. Ze verdedigen hun jongen niet.

Het aantal koppels op de takkenhoop nam gestaag toe. In 2010 waren het er 20, in 2021 41 en in 2024 85. In 2019 liep het even mis, toen een vos de kolonie kon bereiken. Lepelaars zijn bangeriken. Ze verdedigen hun jongen niet. Zelfs als die jongen een passage van een vos overleven, keren de ouders meestal niet terug naar het nest. Op veel plekken gaan lepelaars trouwens in bomen broeden om aan grondpredatoren te ontsnappen – niet zelden nestelen ze in reigerkolonies.

lepelaar
© Getty Images/iStockphoto

Volgens de recentste gegevens van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) – in oktober 2026 verschijnt er een nieuwe Vlaamse vogelatlas – waren er in 2024 voor het eerst meer dan honderd broedkoppels in Vlaanderen, verspreid over twaalf vooral kleine vestigingen van de IJzervlakte in het westen tot de Maasvallei in het oosten. De lepelaars konden ons land veroveren mede dankzij de verhoogde aandacht voor het belang van natte gebieden als buffer tegen de gevolgen van de klimaatopwarming.

Een lepelaar die geregeld in de Waaslandpolder passeert, vliegt elk jaar naar Senegal, een afstand van 4764 kilometer.

In 2010 registreerde de waarnemingensite van Natuurpunt meldingen van zo’n 8500 lepelaars in zeventig gemeenten. Voor 2025 zijn het er, nog voor het jaar helemaal verstreken is, al meer dan 106.000 voor 202 gemeenten, op een totaal van 285 Vlaamse gemeenten. Je kunt de lepelaar dus stilaan zo goed als overal zien. Af en toe vind je zelfs troepen van honderden pleisterende vogels.

Snelle vliegers

De meeste lepelaars zijn trekvogels. Vroeger overwinterden ze doorgaans in Mauritanië en Senegal. Een geringde vogel die geregeld in de Waaslandpolder passeert, reist nog altijd elk jaar naar hetzelfde wintergebied in Senegal, heen en terug een afstand van twee keer 4764 kilometer. Maar steeds meer vogels blijven nu in Spanje en Portugal hangen.

Lepelaars zijn snelle vliegers. In tien dagen tijd kunnen ze de 1800 kilometer tussen het Waasland en de Algarve overbruggen. Meestal doen ze onderweg enkele korte tussenstops, op vaste plekken, zoals de delta van de Somme in Frankrijk of de lagunes in de buurt van het Noord-Spaanse kuststadje Pontevedra.

Een interessante tendens is dat er steeds meer lepelaars bij ons blijven overwinteren. Door de zachte winters zijn er zelden nog periodes met lange ijsbedekking, waardoor lepelaars hier ook in de winter kunnen foerageren. Het blijft een berekende gok. Maar als het lukt kunnen ze duizenden kilometers minder vliegen, en dat betekent een stevige energiebesparing en mogelijk meer succes tijdens het volgende broedseizoen.

Vandaag is er een groeiend aantal honkvaste lepelaars, terwijl andere ver blijven reizen. Persoonlijkheden, karakters en gewoontes – je vindt ze niet alleen bij de mens, maar ook overal in het dierenrijk.

Partner Expertise