Dirk Draulans’ Beestenboel: de fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld

© Getty
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De lepelaar is een van onze mooiste vogels. Hij is spierwit, met in het broedseizoen een witte paardenstaart op zijn kop en een gele band op de borst. Zijn voornaamste kenmerk is de bizarre lepelvormige bek, waaraan hij zijn naam dankt. Daarmee vist hij voedseldeeltjes uit zijn waterbiotoop.

Lepelaars zijn geen reigers, ze zijn familie van de ibissen. Ze zijn een van de weinige vogels die zo goed als geen geluid maken. Alleen de jongen raspen irritant als ze na hun vertrek uit de geboortekolonie terechtkomen in groepen pleisterende vogels. Ze vallen dan volwassen dieren lastig in de hoop op een late voedselbeurt.

In het nest worden jonge lepelaars gevoed met een brij van halfverteerd voedsel die hun ouders uitbraken als er aan hun bek wordt gesleurd. Na het uitvliegen blijven sommige jongelingen steken in de fase van ‘voeder mij’, ook door andere dieren dan hun ouders. Volwassen vogels zijn deels zelf verantwoordelijk voor het ongemak: kordate individuen roepen een lastig kind kortaf tot de orde, andere laten zich vangen aan het eindeloze gebedel.

Het voorbije broedseizoen kregen vijf jonge Vlaamse lepelaars een satellietzendertje mee om hun verplaatsingen te kunnen monitoren. Begin oktober zat er eentje al in Zuid-Spanje. Een tweede vertoefde ergens halverwege Frankrijk, de drie andere bleven in de buurt van hun geboorteplek. Niemand heeft er een idee van waarom de ene meteen weg is en de andere blijft hangen.

In de vorige eeuw verdween de lepelaar bijna volledig uit West-Europa. Alleen in Noord-Nederland bleef een bolwerkje over. Vanaf de jaren 1970 kreeg de kleine populatie een boost, dankzij beschermingsmaatregelen en waterzuivering. In 2003 ontstond een eerste kolonie in Vlaanderen, op een takkenhoop in de Waaslandhaven die na natuurbeheerswerken in een grote plas was achtergebleven. Ze is nog altijd de grootste broedplaats van het land – in 2017 telde ze een maximum van 35 nesten.

In 2013 kwam er een tweede kolonie, in het natuurgebied De Blankaart in Diksmuide. Daar broeden de vogels in een reigerkolonie, in bomen dus, waar het veiliger is dan op de grond. De dieren maken geregeld gebruik van verlaten reigernesten. Dat bespaart op bouwkosten. Recent zijn er in Vlaanderen nog wat losse broedgevallen bijgekomen. De trend naar meer verspreid broeden is ook in Nederland merkbaar.

Lepelaars blijken steeds meer in onze regio te overwinteren. Vroeger trokken ze allemaal zuidwaarts, richting Spanje en Portugal of zelfs Mauritanië en Senegal. Veel dieren overwinteren jaar na jaar op dezelfde plek. Als je het ergens goed hebt, ga je het leven niet moeilijker maken door iets nieuws uit te proberen. Maar standvastigheid mag niet verhinderen dat er nieuwe broedplaatsen ontstaan, of dat je je winterstrategie aanpast aan nieuwe ontwikkelingen. Ook lepelaars moeten mee met hun tijd.

Het derde ‘Beestenboel’-boek van Dirk Draulans is nu beschikbaar.

Beestenboel Bis Bis, Pelckmans, 282 blz., 22,50 euro.

Partner Content