Beestenboel: de klimopbij, de laatbloeier onder onze bijen

© imageBROKER/FLPA / Richard Becke

Pas in de nazomer begint de klimopbij aan haar volwassen leven. Ze is de laatbloeier onder onze bijen.

Als je pas in 1993 als soort werd beschreven, hoeft het niet te verbazen dat je wat onderbelicht door het leven gaat. De klimopbij werd toen als nieuwe soort ‘afgesplitst’ van de schorzijdebij, die zeldzaam is en voornamelijk leeft van zeeasters in schorren. Ze lijkt ook erg op de heizijdebij – wat een prachtig woord! Die is eveneens zeldzaam en foerageert op struikheide. Zoals haar naam het zegt, draait het leven van de klimopbij om klimop. Zo kon ze van de andere soorten onderscheiden worden.

Zijdebijen bekleden de gangen die ze graven om er hun kroost in onder te brengen met een zijdeachtige stof – vandaar hun naam – die ze zelf in een mondklier produceren. De klimopbij graaft haar gangen in de grond van tuinen, parken en kerkhoven, vooral op plekken met veel zon. Een gang kan een dikke halve meter diep gaan.

In elke gang maakt een vrouwtje vier tot zes broedcellen, waarin ze telkens een eitje dropt. In elke cel legt ze een voorraadje aan van zo’n 25 milligram stuifmeel van klimopbloempjes, als voedsel voor de larve die uit het eitje komt. De larve staat er helemaal alleen voor en heeft uitsluitend het stuifmeelvoorraadje om uit te groeien tot een volwassen bij.

De klimopbij vliegt vooral in september en oktober, wanneer klimop tot bloei komt. Ze is een van de laatst vliegende bijen in onze contreien, wat haar competitie met andere bijtjes beperkt. Om het stuifmeel voor één broedcel te verzamelen, moet een vrouwtje zo’n driehonderd bloemen bezoeken. Ze vliegt daarvoor lange dagen, ononderbroken van 9 tot 18 uur. De eerste voedselvlucht kan anderhalf uur duren, de andere zijn doorgaans korter dan een uur. In haar korte leven kan een vrouwtje twaalf tot achttien broedcellen verzorgen. Na het klimopseizoen sterft ze – ook de mannetjes sterven voor het winter wordt.

Klimopbijen behoren wel tot de solitaire bijen die elk apart hun gangetjes graven, maar ze kunnen in groep voorkomen, in een geschikte leefomgeving soms zelfs met duizenden bij elkaar. Er zijn plekken gevonden met driehonderd gangetjes per vierkante meter. Dat bevordert de voortplantingsmogelijkheden als de volwassen bijtjes uit hun gang kruipen. Mannetjes hebben de neiging zich in groep op een maagdelijk vrouwtje te storten, dat doorgaans slechts één keer paart voor het aan de eileg en ouderzorg begint.

Ondanks de wijde verspreiding van klimop is de klimopbij niet algemeen in onze streken. Ze komt meer voor in een stedelijke omgeving dan op het platteland, niet alleen omdat daar dikwijls veel klimop te vinden is, maar ook omdat het er warmer is. De recente steile opmars van de klimopbij in West-Europa zou te danken zijn aan de warmere nazomer en vroege herfst, wat gunstig is voor de soort.

Het is denkbaar dat klimopbijen ervoor zullen kiezen om minder stedelijke biotopen op te zoeken als het er té warm zou worden. In bossen en andere natuurgebieden is genoeg klimop te vinden om de soort een bloeiende toekomst te garanderen. De volwassen bijtjes leven trouwens niet uitsluitend van stuifmeel, maar kunnen ook nectar aan, zelfs van andere bloemen dan klimop. De klimopbij is veelzijdiger dan haar naam en basisbiologie laten vermoeden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content