‘Wees eerlijk tegen boeren over de impact van natuurherstel’
Ruimte om te boeren, allemaal goed en wel. Maar wat als die ruimte beperkt is? Ecoloog Olivier Honnay (KU Leuven) wil dat we landbouwers opnieuw perspectief geven, ook al betalen we daar een hoge prijs voor.
Het was een dubbeltje op zijn kant, maar een nipte meerderheid in het Europees Parlement besliste in juli om de natuurherstelwet nog een kans te geven. Tegenstanders hadden in de aanloop naar die stemming nochtans sterk gelobbyd door het conflict tussen landbouw en natuur op de spits te drijven. Hun narratief: met de oorlog in Oekraïne komt de voedselveiligheid in het gedrang, het is niet het moment om ons over bloemetjes en bijtjes te bekommeren.
Voorstanders van de natuurherstelwet noemen dat een vals dilemma. Volgens hen houdt juist de status quo risico’s in voor onze voedselzekerheid. Het herstellen van ecosystemen is in tijden van klimaatverandering de beste manier om onze landbouw veerkrachtiger te maken, klinkt het. Een van hen is Olivier Honnay, hoogleraar aan de KU Leuven, een ecoloog met de inborst van een bio-ingenieur die zich niet in een vakje laat stoppen. Hij zal tijdens dit gesprek meermaals om begrip vragen voor de boeren en voor het verzet van hun lobbygroepen.
Bij Honnay heerste na de stemming in juli geen hoerastemming. Daarvoor is de ontgoocheling te groot. Het venijn zit in een hele waslijst aan amendementen waarover in het zog van de wet ook werd gestemd. ‘Ik kan niet anders dan vaststellen dat de tegenstanders het voorstel danig hebben uitgekleed’, zegt de ecoloog.
Wat zijn volgens u de belangrijkste afzwakkingen?
Olivier Honnay: Het voorstel om een tiende van de landbouwgrond te gebruiken voor zogenaamde niet-productieve habitats is volledig verdwenen. Het gaat over landschapselementen zoals sloten, greppels, houtkanten en bufferstroken die de biodiversiteit ten goede komen en waar geen gewassen op mogen staan. Daarnaast viel in het oorspronkelijke voorstel 260.000 hectare habitats in Vlaanderen onder de herstelwet (bijna een vijfde van het grondgebied, nvdr). Die hadden we weer in ‘gunstige staat van instandhouding’ moeten brengen. In de afgezwakte vorm geldt dat alleen voor Natura2000-gebieden. Ongeveer 40 procent van de habitats in Vlaanderen die hersteld hadden moeten worden, ligt daarbuiten. Een laatste belangrijke afzwakking gaat over het herstel van veengebieden. Die zijn erg belangrijk voor de opslag van koolstof en water. Vandaag is 80 procent van die venen in Vlaanderen drooggelegd, voornamelijk om aan landbouw te doen. Daardoor verliezen ze hun opslagcapaciteit. Ook het voorstel om die gebieden opnieuw in hun oorspronkelijke toestand te brengen, werd van tafel geveegd.
We kunnen hier beter kiezen voor de teelt van veldbonen, linzen en kikkererwten voor menselijke consumptie.
Toch blijft de Boerenbond fel van leer trekken tegen het voorstel. Terecht?
Honnay: Als we naar de korte termijn kijken wel. Vandaag ligt in Vlaanderen heel wat landbouwgrond in te herstellen habitats, ook in de Natura2000-gebieden. In die gebieden zullen boeren maatregelen moeten nemen die invloed hebben op hun productie. Bovendien zijn er voor natuurherstel ook maatregelen nodig in het aanliggende landbouwgebied. Dus ja, zelfs de afgezwakte versie zal nog verstrekkende gevolgen hebben voor de landbouwers.
Eigenlijk is er momenteel geen enkel geloofwaardig verdienmodel voor boeren die moeten extensiveren. Dat houdt in dat ze overschakelen op een manier van landbouw met minder input van meststoffen en pesticiden, of naar een meer grondgebonden veeteelt. Maar als ze niet meer mogen bemesten, daalt hun opbrengst. Dat moet op de een of andere manier gecompenseerd worden. De landbouworganisaties vrezen natuurlijk dat die compensaties onvoldoende zullen zijn. Hun bekommernis is terecht. We moeten ze ernstig nemen.
Bijna de helft van Vlaanderen is landbouwareaal en op het grootste deel daarvan staan voedergewassen. Als we dat hervormen om aan natuurherstel te doen, kunnen we dan wel genoeg voedsel produceren?
Honnay: De sleutel ligt bij ons dieet. Als Vlaanderen zou beslissen om volledig zelfvoorzienend te worden qua voedsel, hebben we momenteel 200.000 hectare landbouwgrond te kort. Dat kunnen we deels compenseren door zelf minder dierlijke producten te consumeren. Want we produceren meer vlees en zuivel dan we zelf eten, maar het is heus niet zo dat we de rest van de wereld voeden. Dat toont vooral aan dat we voor eigen verbruik al heel wat grond nodig hebben. Terwijl we, net als in andere hogelonenlanden, dubbel zoveel eiwitten binnenkrijgen als we nodig hebben. De helft is van dierlijke oorsprong. Dat is zeer inefficiënt. Als we een koe 100 gram eiwitten geven in de vorm van gras of mais, krijgen we daar slechts 4 gram eiwitten voor terug in de vorm van vlees. Een sterk dalende vleesconsumptie kan dus een afbouw van landbouwareaal met voedergewassen mogelijk maken en heel wat natuurwinst opleveren. Maar een dieet met minder vlees en zuivel is natuurlijk een win-win over de hele lijn, ook wat stikstof en broeikasgassen betreft. Die focus mis ik wat in het landbouwdebat.
Ook in het buitenland is er heel wat ruimte nodig voor de productie van ons vlees.
Honnay: Die zogenaamde ‘spookhectares’ blijven buiten beeld. Het gaat voornamelijk over soja uit het Amerikaanse continent die hier in de magen van onze varkens en kippen belandt. Als we die hectares meetellen, heeft de Vlaamse veeteelt een gebied nodig dat groter is dan het huidige Vlaamse landbouwareaal zelf. Vooral bij soja uit Brazilië is het risico op ontbossing en natuurvernietiging reëel. Die soja komt uit het Amazonewoud, maar ook uit de Cerrado-savanne, een van biodiverste plekken op aarde. Sinds de Braziliaanse overheid in 2006 een sojamoratorium instelde voor het Amazonegebied, zijn de problemen verschoven naar de Cerrado. De grootste bedreiging voor het Amazonewoud is een enorm extensieve runderteelt, terwijl grote stukken van de Cerrado worden omgezet in sojaplantages.
Moeten we ons wel schuldig voelen? Wat we hier aan onze varkens en kippen voeren, is het bijproduct sojaschroot.
Honnay: Sojabonen worden in de eerste plaats voor veevoeder geteeld. De olie, die vooral in biobrandstof terechtkomt, is een bijproduct. En dan nog. Stel dat biodiesel het hoofdproduct is en veevoeder slechts een nevenproduct: gewassen telen voor de productie van biobrandstof is pure waanzin op het vlak van landgebruik. Zonne-energie zou ongeveer honderd keer efficiënter zijn dan energie uit biobrandstoffen. De veevoederindustrie komt niet weg met dat argument.
Kunnen we soja lokaal telen?
Honnay: Ik vind soja een fantastische plant en ben er zeker niet tegen om ze nog in beperkte mate als veevoeder te importeren. Ons klimaat is nu eenmaal minder geschikt om zelf soja te produceren. Ook al vinden we een variëteit die hier goed gedijt, we zullen nooit de opbrengsten van Brazilië evenaren. Ze hebben daar ook een enorm schaalvoordeel, met percelen van gemakkelijk 1000 hectare. Dan kunnen we hier beter veldbonen, linzen en kikkererwten voor menselijke consumptie telen. Al is het een hele opgave om boeren ervan te overtuigen zulke gewassen aan te planten: het is technisch uitdagend en de afzet is klein. Maar ook daar kan de overheid een rol spelen, door onderzoek te financieren en de markt in een eerste fase wat af te schermen.
Geïmporteerde soja ligt mee aan de basis van onze stikstofcrisis. Leg dat eens uit.
Honnay: Vlinderbloemigen zoals soja kunnen als enigen in de natuur stikstof uit de lucht vastleggen. Met de uitvinding van kunstmest hebben we de aanvoer van stikstof in de bodem bijna verdubbeld. Daarbovenop zijn we massaal soja en dus stikstof beginnen te importeren, en die belandt dan weer via de mest in ons milieu. Let wel: geen soja importeren én geen kunstmest gebruiken, dat gaat niet. We hebben extra stikstof nodig in de landbouw omdat die nog op alle mogelijke manieren ontsnapt. We zullen dus veel efficiënter met stikstof moeten omspringen en de kringlopen beter moeten sluiten. Zo is er op het vlak van bemesting nog veel marge voor verbetering. Ongeveer een kwart van die stikstof vervliegt als het enorm klimaatschadelijke lachgas of vervuilt ons leefmilieu in de vorm van nitraat. Ik geloof heel sterk in het combineren van agro-ecologische principes, zoals dekgewassen die nitraat uit de bodem halen, met hightechoplossingen uit de precisielandbouw. Maar we zullen de stikstofcrisis nooit kunnen oplossen zonder ook onze veestapel af te bouwen.
14 miljard euro volstond niet in Nederland. Dat belooft voor Vlaanderen.
De Vlaamse veesector verdedigt de omvang van die veestapel door te wijzen op zijn efficiëntie. We mogen de problemen niet verleggen.
Honnay: Dat klopt voor wat klimaatimpact betreft. Als we hier een liter melk of een kilo rundvlees produceren, doen we dat met een veel lagere uitstoot van broeikasgassen dan op veel andere plekken in de wereld. Maar bij ons is de ruimte beperkt en verschraalt de biodiversiteit. Qua stikstofuitstoot is Vlaanderen oververzadigd. Efficiëntie kan hier dus onmogelijk worden ingeroepen om de status quo of de uitbreiding van de veeteelt te bepleiten.
Wat vindt u van het voorstel van de partij Groen om het aandeel biolandbouw in Vlaanderen op te trekken van 1,6 procent naar 15 procent tegen 2030?
Honnay: De biologische landbouw kan deel zijn van de oplossing, maar er vallen heel wat kanttekeningen bij te plaatsen. Bio-akkerbouw is nog altijd intensieve landbouw. Daar help je de biodiversiteit weinig mee vooruit. Ook bioboeren gebruiken mest, en voor de biodiversiteit maakt het niet uit of die organisch of mineraal van oorsprong is. Biolandbouw heeft een lager rendement, wat betekent dat hij de helft meer grond nodig heeft dan klassieke landbouw. En de broeikasgasuitstoot per geproduceerde kilogram ligt hoger. Natuurlijk heeft biolandbouw ook voordelen, zoals een veel lager pesticidegebruik.
Is er dan geen vorm van landbouw denkbaar die ook de natuur ten goede komt?
Honnay: Hét duurzame landbouwmodel bestaat niet. Ons voedselsysteem is zo complex dat niemand een mirakeloplossing heeft. Een combinatie van maatregelen is het beste wat we kunnen doen. Voor Vlaanderen geldt ook: waar willen we welke vorm van landbouw? Dat moeten we beter in kaart brengen. Intensieve landbouw zullen we altijd nodig hebben om voldoende voedsel te produceren, maar ook die landbouw moet duurzamer worden. Op andere plaatsen kunnen we extensiever aan landbouw doen met boeren als beheerders van het landschap. Dat zou een oplossing zijn voor heel wat van onze problemen, vooral voor stikstof.
Hoe krijgen we de boeren mee in dat verhaal?
Honnay: In de eerste plaats door eerlijk te zijn over de impact van natuurherstel op hun bedrijf. De milieubeweging vertelt aan landbouwers dat meer natuur beter is voor de bestuiving van hun gewassen, leidt tot meer natuurlijke pestbestrijding, goed is voor de koolstofopslag in de bodem en beter beschermt tegen droogte, dat houtkanten zorgen voor een microklimaat op het veld, enzovoort. Daar overtuig je de boeren niet mee. Het overgrote deel van onze landbouwgewassen heeft geen bestuiving nodig. Meer biodiversiteit in het landschap leidt niet per se tot minder ziekten en plagen.
Landbouwers zijn ondernemers. Wees duidelijk over wat er van hen wordt verwacht en zet daar een fatsoenlijke vergoeding tegenover. Nederland had een ambitieus landbouwakkoord dat in 14 miljard euro voorzag om gronden op te kopen, te ruilen en om landbouwers te begeleiden bij extensivering. Toch is de Nederlandse boerenbond voor de zomer uit het overleg gestapt omdat hij dat bedrag te laag vond en meer inkomensgaranties wil voor zijn leden. Dat belooft voor Vlaanderen, waar helemaal geen budgettaire ruimte is om zo’n beleid te voeren.
Hoe moet het nu verder met de natuurherstelwet? Kan het nog goed komen voor zowel landbouw als natuur?
Honnay: Eigenlijk heeft Vlaanderen al de nodige natuurherstelwetten. In het Natuurdecreet uit 1997 staat dat we natuur moeten herstellen en een Vlaams ecologisch netwerk moeten afbakenen. Maar het wordt niet nageleefd, er is weinig politieke animo voor. Maar ook met een Europese natuurherstelwet zullen we een nationaal plan moeten uitwerken. Er zal sowieso nog veel onderhandeld worden. Het Europees Parlement heeft zich nu uitgesproken, de gesprekken met de lidstaten kunnen beginnen. Hopelijk gaan we naar een compromis tussen de oorspronkelijke tekst en de verwaterde versie.
Ik betreur in ieder geval de polarisering rond de wet. Boeren en milieuorganisaties worden lijnrecht tegenover elkaar gezet. Uiteindelijk wil iedereen een leefbaar Vlaanderen, waar zowel natuur als landbouw samen kunnen bestaan. Het huidige debat wordt te veel gevoerd op basis van emotie. Mijn hoop is dat we opnieuw met elkaar in gesprek kunnen gaan, met rationele argumenten, en zo tot een oplossing komen waar boeren én milieuorganisaties zich in kunnen vinden.
Krijgt Frans Timmermans omstreden opvolger?
De natuurherstelwet, een ambitieus voorstel van de Europese Commissie dat de achteruitgang van onze biodiversiteit moet afstoppen, heeft een lastige tocht door de Europese instellingen achter de rug. Na groen licht van het Parlement vlak voor het zomerreces, gaan dit najaar de eindonderhandelingen van start. Dat gebeurt in een zogenaamde ‘triloog’ tussen de Commissie, het Parlement en de lidstaten.
Maar met het vertrek van Eurocommissaris Frans Timmermans (PVDA) die bij de volgende verkiezingen in Nederland de rood-groene lijst zal trekken, verdwijnt ook de bezieler van de Green Deal en de natuurherstelwet van het toneel. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen heeft intussen de Nederlander Wopke Hoekstra (CDA) voorgedragen als gedeeltelijke vervanger. Een omstreden keuze, want Hoekstra, net als Von der Leyen een christendemocraat, heeft een verleden bij oliegigant Shell en heeft zich nooit erg bekommerd getoond om het klimaat. De linkervleugel in het halfrond wil hem tijdens zijn hoorzitting flink op de rooster leggen. Toch wordt verwacht dat Hoekstra de koers van Timmermans zal blijven varen. Von der Leyen plaatst hem onder de ervaren Slowaakse Eurocommissaris Maros Sefcovic, en Hoekstra gaf al aan de kabinetschef van Timmermans te willen behouden. Vooral die laatste zet kan de angel uit zijn kandidatuur halen. Wat dat betekent voor de natuurherstelwet, moet in de komende maanden blijken.
Olivier Honnay
Geboren op 14 december 1970.
1993 Studie landbouwkundig ingenieur (KU Leuven).
1993-1995 Medewerker bij Stichting Plattelandsbeleid.
2000 Doctor in de toegepaste biologische wetenschappen (KU Leuven).
2000-2005 Postdoctoraal onderzoeker (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek).
Sinds 2005 Docent conservatiebiologie (KU Leuven).
Sinds 2017 Gewoon hoogleraar (KU Leuven).