Daklandbouw in een drukke stadswijk: ‘Dit is een proeftuin en een levend lab’

Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

‘We telen groenten, onderzoeken, leiden mensen op en informeren.’ LAgum is een proeftuin op het dak van de Colruyt in Etterbeek waar onderzoekers van de ULB in reële omstandigheden kennis vergaren over stadslandbouw. ‘We voeden lichamen en geesten.’  

Dwars over het dak van een woonblok aan de Impasse des Moineaux loopt de grens tussen de Brusselse gemeenten Etterbeek en Elsene. Toen de belendende supermarkt, een Colruyt, bijna tien jaar geleden plannen ontvouwde om uit te breiden en het hoekpand te slopen om het weer op te bouwen, moesten twee gemeentebesturen hun goedkeuring geven. Het ene, dat van Etterbeek, zag weinig graten in de sloop- en uitbreidingsproject; het andere, dat van Elsene, noteerde een paar voorwaarden in de kantlijn. Het werden de zaden van een fascinerend landbouwproject in een dichtbebouwde en drukke stadswijk.

‘Een minuutje.’ Bovenaan de trap naar het dak steekt Guillaume Culot met zijn vrije hand een vinger op. Samen met twee medewerkers plooien ze in de brandende middagzon een metalen rooster tot een koepel. De pompoenen die nu in bakken tegen de dakrand groeien, willen ze erover leiden zodat een tunnel van groen ontstaat. Culot veegt het zweet van zijn voorhoofd, klopt het roest van zijn handen en stelt zich voor als maraîcher, dat je in het Nederlands zou vertalen als tuinder.

Hij teelt groenten – zo’n vijftigtal verschillende soorten, kruiden – een dertigtal soorten, en kleine vruchten als aardbeien, frambozen en aalbessen, hier in bakken op het dak. Een deel van de opbrengst wordt verwerkt tot warme maatlijden in het sociale restaurant van Refresh, een ander deel is voor leden van de daktuin. Zoals bij een CSA, community supported agriculture, kunnen buren en omwonenden vooraf een vast bedrag betalen waardoor ze naar hartenlust mogen oogsten in de daktuin. Wat niet geplukt of verwerkt wordt, gaat naar het OCMW.

© Lara Laprte
Compensatie voor verharding

LAgum heet het hele project dat hier sinds 2020 voedsel voor de buurt produceert. ‘Het was de belangrijkste vraag van de gemeente Elsene toen Colruyt de uitbreidingsplannen presenteerde. Hoe compenseer je de bijkomende verharding? En hoe compenseer je het verdwijnen van een deel van de gemeenschappelijke tuin die er toch al tien jaar is?’, vertelt Culot terwijl hij me rondleidt langs de in bogen aangelegde plantsoenen waar de tuinbonen zwaar aan de struiken hangen en de slakroppen die oogstrijp zijn. Ik verbaas me erover hoe groen alles hier is na al die weken zonder regen.  

‘Rond de tuin had zich een leven ontwikkeld, van mensen die er groenten teelden en anderen die er gezelschap vonden. Elsene wilde dat op een of andere manier behouden en verbond aan de vergunning de voorwaarde dat Colruyt het dak moest inrichten voor exploitatie. Niet enkel als groen dak met planten die goed zijn voor bestuivende insecten of die regenwater traag laten infiltreren, maar een dak waar aan landbouw wordt gedaan.’ Culot trekt een wortel uit de grond, veegt de aarde af aan zijn short en snijdt een stukje af. Als wortels konden smelten op je tong, dan zouden ze zo smaken, vol en zoetig.

Zeker in zo’n steenwoestijn als de stad zijn mensen de verbinding met hun voedsel verloren. Hier is het makkelijk en laagdrempelig om het terug te vinden.

‘Na een hele reeks onderhandelingen, bereikten de gemeente en Colruyt een samenwerkingsovereenkomst. Colruyt zou de meerkost op zich nemen van de aanleg van de daktuin, zo’n 300.000 euro, de gemeente kreeg het gebruiksrecht. En toen’, glimlacht Culot. ‘werd het pas echt interessant. Naast een sociaal project rond duurzame en eerlijke voeding en waar mensen de kans krijgen om een opleiding tot stadslandbouwer te krijgen, wilde men er ook een onderzoeksproject van maken, om bruikbare, wetenschappelijke informatie te verzamelen over daklandbouw. Vooral over het telen van groenten in bakken, dus niet in volle grond, hors-sol, zoals we in het Frans zeggen. Want als je meent dat er meer ruimte voor voedsel in de stad moet komen, is het niet onbelangrijk om te weten waar je mee bezig bent, wat de valkuilen, de drempels en de beperkingen zijn.’

Levend lab

En zo zocht de gemeente Elsene zowel samenwerking met het sociale economiebedrijf Refresh waarvoor Culot de cursussen tuinieren verzorgde als met het laboratorium voor agro-ecologie van de Université Libre de Bruxelles. Samen dienden ze een dossier in bij het Europese Fonds voor de Regio’s, en zo kwam er een werkingsbudget vrij om tot 2023 landbouwproductie en onderzoek naar die productie aan elkaar te koppelen.

‘Voor ons was dat een unieke kans om onze kennis over stadslandbouw te verdiepen’, vertelt onderzoeker en bioloog Francisco Davila. ‘Wat is het effect op biodiversiteit? Wat met het bodemleven in substraat, door mensen bewerkte aarde waarop men in bakken teelt? Welke teeltwijze heeft welk resultaat? Hoe zit het met de opbrengst? De vragenlijst die we samenstelde, vulde zichzelf iedere dag aan. Nu nog, dit dak is een levend lab. Guillaume ontdekt een bepaald mos, een schimmel, een niet aangeplante soort en samen toetsen we theorieën af over het hoe en waarom.’

In de serre waarin we toevlucht zoeken voor de aanwakkerende wind wijst Culot naar de verdorde en opgekrulde bladeren van de komkommerplant. ‘Aangetast door een schimmel’, legt hij uit. ‘Dit jaar hebben we meer last van ziektes dan verleden jaar, toen we voor het eerst produceerden. We zijn er nog niet uit hoe dat komt. Al weten we wel dat we dit jaar meer hebben bewaterd. De hellingsgraad van het dak zorgt ervoor dat iedere regendruppel en ook het overtollige irrigatiewater opgevangen wordt in een grote citerne en van daaruit opgepompt wordt als we bijkomend bevloeien. Op papier is het een zuinig en efficiënt systeem, volledig circulair. Maar wat als we daardoor ook culturen die zich in het opwarmende regenwater ontwikkelen ook makkelijker over het dak verspreiden?’

© Lara Laporte

Zo lang bladluizen, slakken of schimmels niet hinderen, laat Culot betijen. Het is belangrijk, meent hij, dat planten zelf een weerstand opbouwen of om natuurlijke bestrijders de tijd te geven om zich op de daktuin te nestelen. Al helpt de mens ook hier soms een hand. ‘Duiven waren het eerste jaar de grootste plaag’, vertelt Culot. ‘Dit was een voedselparadijs voor hen. Tot we Gaston ophingen’, door de ramen van de serre wijst hij naar de paal tussen de plantenbakken. Daaraan wappert een papieren buizerd, al wat uitgeput door het vele wervelen in de wind. ‘Drie dagen bleven de duiven weg, daarna hadden ze door dat Gaston ongevaarlijk is.’ Een grijns. ‘Je mag duiven niet onderschatten. Nu spannen we zo veel mogelijk netten over kwetsbare teelten.’

Het boeiende voor ons als wetenschapper is dat dit testveld in real time is. Droogte, hitte, vorstdagen op vreemde momenten in het jaar. Het levert echt een schat aan informatie op

Groene aanvliegwegen

De daktuin is omzoomd door een tribune van appartementsblokken, van overal kijken badkamers, woonkamers en keukens uit op de activiteiten op het dak. Een van de eerste onderzoeksvragen waarover het team van de ULB zich boog was of en hoe bestuivers als hommels en bijen de weg zouden vinden naar deze groene plek in een steenvlakte. Tellen en turven door masterstudenten, zowel op het dak als in parken, tuinen en publieke moestuinen in een straal van een kilometer rond LAgum. ‘Op het dak hebben we twintig verschillende bijensoorten gevonden tegenover veertig elders’, legt Davila uit.

‘Waarom hier minder? We hebben een paar hypothesen. Misschien omdat het dak nieuw is, het moet nog ontdekt worden door bijen. Voor sommige soorten is het waarschijnlijk niet evident om er te geraken. Het ontbreekt aan groene aanvliegwegen of ze slagen er niet in de informatie door te geven. Wat ook een rol kan spelen, is de teeltkeuze.’

‘Nu zijn we bijvoorbeeld samen met Guillaume aan het experimenteren met het soort bloemen dat we aan de dakranden laten groeien. Het boeiende voor ons als wetenschapper is dat dit testveld in real time is. Het is participatief onderzoek. In een labo en in gecontroleerde omstandigheden verminder je zo veel mogelijk de variabelen. Hier moet je het doen met de gegevens uit de echte wereld. Droogte, hitte, vorstdagen op vreemde momenten in het jaar. Het levert echt een schat aan informatie op.’

Vruchtbare grond

Zijn collega, bio-ingenieur Léna De Brabandere, pikt hierop in. ‘Een andere belangrijke vraag is de vruchtbaarheid van de bodem. Wat is goede grond voor een dak? Maar ook: hoe werk je agro-ecologisch in door mensen samengestelde grond? De aarde in de bakken was er voor wij bij het project betrokken waren. Het is een klassiek mengsel van vulkaansteen, compost, turf. Dat laatste is bijvoorbeeld geen duurzaam bestanddeel, het zijn eeuwenoude plantenresten die niet hernieuwbaar zijn op de menselijke tijdschaal. Kunnen we zo’n inerte bodem tot leven wekken zonder kunstmest, maar met compost? De eerste micro-organismen en bacteriën zijn zich aan het ontwikkelen. Schimmeldraden vinden we voorlopig amper.’

© Lara Laporte

‘Ik heb wel de eerste regenwormen gezien.’ Terwijl Culot het zegt, buigt hij naar achter en plukt een blad af van een prachtige, metershoge plant met een paarse, pluimachtige bloem. ‘Een van mijn favorieten’, vertelt hij. ‘De amarant. Het is een overlever. Je kan de bladeren, de bloemen, de stengel, de zaden eten.’

Ook dit is een rol van de daktuin. Verhalen over voedsel delen, andere smaken introduceren, mensen meenemen in wat bloeit en groeit en wat eetbaar is.

Ik bijt op het blad en proef een scherpe, verfrissende smaak. ‘Het is geen inheems gewas, maar als in Canada of de Verenigde Staten de velden worden doodgespoten met round-up, is de amarant de enige die standhoudt. Hij wordt een probleem genoemd. Ik zie het anders. Als je Monsanto kan verslaan, dan ben je een superplant.’ Hij lacht. Ook dit is een rol van de daktuin. Verhalen over voedsel delen, andere smaken introduceren, mensen meenemen in wat bloeit en groeit en wat eetbaar is. ‘Pedagogie is essentieel. Zeker in zo’n steenwoestijn als de stad zijn mensen de verbinding met hun voedsel verloren. Hier is het makkelijk en laagdrempelig om het terug te vinden.’

Innovatieve processen
© Lara Laporte

Maar kan een daktuin zoals deze, van 800 vierkante meter aan productie-oppervlakte, meer betekenen? Kan je een stad met 1,2 miljoen inwoners, en nog eens zo’n 300.000 pendelaars per dag voeden met eigen kweek? En kan de boer daar dan van leven? ‘Verleden jaar hadden we een opbrengst van 2,5 ton groenten. Daarbij is het belangrijk om te weten dat het dak eerder voor de beleving is ontworpen dan voor het rendement. Als ze een boer hadden betrokken bij de ontwerpfase, dan zat je aan een oppervlakte van 2 hectare. Maar zelfs op die schaalgrootte is het in de huidige economie, waar de boer een marktspeler is maar geen prijszetter, niet mogelijk ervan te leven. Ook dat is vernieuwend aan dit project. Ik ben een boer in loondienst. Ik hoef niet wakker te liggen over mijn inkomsten of mijn afzet. Ik kan me concentreren op innovatieve processen.’

Een dak zoals het deze zal de stad niet voeden, maar het voedt mensen wel op een andere manier. Het geeft zuurstof, ademruimte en het brengt mensen weer in contact met de essentie van het leven.

‘Natuurlijk kan je niet op alle daken van Brussel of om het even welke andere stad dit soort tuinen ontwikkelen. Het vergt overdreven grote investeringen die het niet noodzakelijk waard zijn’, vult Davila aan. ‘Een dak zoals het deze zal de stad niet voeden, maar het voedt mensen wel op een andere manier. Het geeft zuurstof, ademruimte en het brengt mensen weer in contact met de essentie van het leven. Dat zijn functies die we vervullen en die minstens zo belangrijk zijn. Bovendien zitten we hier op een berg aan informatie waarmee we ieder gelijkaardig project in om het even welk stedelijk gebied kunnen voeden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content