Gerard Mortier: directeur van de Opera van Parijs, denker en dromer. Een middenstander.

Wie kan Gerard Mortier volgen? Ik alleszins niet, al is de man 61. In de metrogangen van Parijs valt hij nauwelijks bij te benen, op weg naar de pre- mière in het Palais Garnier van Händels Hercules, een van zijn eerste producties als kersvers directeur van de Opera van Parijs, die hij tot 2008 zal leiden. Aan de opera de la Bastille heeft hij enkele prominente gasten in zijn auto met chauffeur gestopt. En zelf neemt hij de metro. Nee, Mortier voelt zich niet verheven boven de mensheid.

Mortier heeft de voorbije dertien jaar twee festivals geleid: de Salzburger Festspiele en de RuhrTriennale. Nu is hij weer operadirecteur, jaren na zijn ambtstermijn in De Munt. Is dat geen keuze voor zekerheid?

Mortier: ‘Voor ik in Brussel aangesteld werd, had ik er al een periode op zitten waarin ik ervaring kon opdoen in een aantal operahuizen, als artistiek leider onder Christoph von Dohnanyi en Rolf Liebermann in Düsseldorf, Frankfurt en Hamburg. Mijn leven bestaat uit periodes waarin ik de dingen leer, om later die kennis te gebruiken. Nu ook weer, door de ervaringen in Salzburg en in het Ruhrgebied. Ik heb in al die jaren de Kilimanjaro beklommen en nu waag ik me aan de Mount Everest. De opera van Parijs is een enorm groot huis: de opera de la Bastille telt 2800 plaatsen en in het Palais Garnier kunnen ook 2000 mensen binnen. Er werken 1600 personeelsleden en er zijn zeven vakbonden actief. Ik wijd me volledig aan dit werk tot 2008, terwijl ik de plannen rond het Forum in Gent behartig. En in het tweede semester geef ik twaalf colleges aan de universiteit van Gent over cultuurmanagement, want ik wil de voeling met de jeugd niet verliezen.

Ik kende dit huis al een beetje: ik ben hier aan de slag geweest onder Rolf Liebermann voor de artistieke planning, voor ik naar De Munt trok. En later ben ik nog een jaar betrokken geweest bij de oprichting van La Bastille, in de fameuze periode halverwege de jaren tachtig, toen de toenmalige premier Martens mij in Brussel wou houden, terwijl Guy Verhofstadt, die toen minister van Financiën was, mij duidelijk maakte dat er meer bespaard moest worden op het budget voor De Munt dan mij beloofd was.’

Heeft Pierre Boulez u nu voor het directeurschap in Parijs over de streep getrokken?

GERARD MORTIER: Uiteindelijk wel. Ik had al twee keer nee gezegd, omdat ik dacht dat ik niet jong genoeg meer was om deze grote verantwoordelijkheid te dragen. Maar ik wou wel degelijk iets bewijzen: dat ik geëvolueerd ben.

In België koestert men graag het beeld dat van mij ontstaan is in de jaren tachtig. De beeldenstormer in De Munt, de man ook die in opdracht van de regering een drastische hervorming van de Vlaamse Opera doorvoerde. Met alle ervaringen die ik opgedaan heb, acht ik mij in staat om dit gigantische huis in goede banen te leiden en geleidelijk aan eigen accenten te leggen. Als je de budgetten niet kent, kun je niets doen. Daarom besteed ik zestig procent van mijn tijd aan beheer, op sociaal en economisch vlak. De rest van mijn tijd gaat naar het artistieke deel. U mag dat vreemd vinden, maar ik heb uit mijn ervaring geleerd dat dit de enige manier is om een werking op termijn te kunnen garanderen. Vergeet niet dat Mo- zart zich niet goed gevoeld heeft in Salzburg, maar ook niet in Parijs, omdat de muzikale cultuur niet zo groot is als in Duitsland. Ik wil die cultuur hier ontwikkelen, met regisseurs die ik ken, zoals Karl-Ernst en Ursel Herrmann, maar ook met nieuwe namen voor Parijs, zoals Christoph Marthaler en Johan Simons. Dat is het mooie aan deze job: als ik iemand bel voor een samenwerking, zal die meestal niet weigeren. Zo praat ik momenteel met filmregisseur Michael Haneke. Maar nog eens: als ik ’s morgens in mijn kantoor kom, bekijk ik meestal eerst de verkoop van de avond voordien.’

U bent dus nog altijd de zoon van een Gentse bakker?

MORTIER: Dat kan best. Vergeet niet dat ik elke avond in Parijs voor 200.000 euro aan tickets moet verkopen. Dat zorgt toch wel voor een zekere druk.’

Waagt u zich daarom nog niet aan hedendaagse operacomponisten?

MORTIER: Ik ben daarmee bezig. Maar als je directeur wordt van zo’n groot huis als dit, heb je toch drie jaar inlooptijd nodig. Vanaf volgend seizoen zal ik ieder jaar voor een wereldcreatie zorgen. Je kunt ook niet zomaar opdrachten bestellen. Ik wil echt samenwerken met die componisten, door hen goede librettisten te bezorgen.

U wilt een jong publiek bereiken, maar hoe kunt u concurreren met de consumptiecultuur?

MORTIER: U raakt een zwaar probleem aan. Maar het publiek dat ik in de Bastille bereik is gemiddeld duidelijk jonger dan dat van de Vlaamse Opera. Ook De Munt bereikt naar mijn gevoel nog te weinig jongeren. De mensen komen in gewone kledij naar de Bastille, alsof ze rechtstreeks na het winkelen binnenstappen. We werken samen met technische scholen en met scholen uit probleemwijken aan de rand van Parijs. We hebben een jongerenpas gecreëerd, waardoor je als jonge kerel op de avond van de voorstelling de rij wachtenden voorbij kan wandelen en de beste plaatsen voor amper twintig euro kunt kopen. Ik vind dat jongeren moeten kunnen zappen tussen verschillende vormen van cultuur. Dat is verrijkend. Ik hou niet zo van jongeren die zeggen dat ze operaliefhebber zijn.

We bereiken ook het grote publiek via de tv. Het is doodjammer dat de VRT zo weinig aandacht besteedt aan cultuur. Hier in Frankrijk worden per seizoen zes operaproducties van dit huis uitgezonden. Het gebrek aan aandacht voor cultuur is een Europees probleem. Ik denk dat dit Europa op termijn zuur zal opbreken.

De televisie zorgt ook voor een verrechtsing van onze samenleving.

MORTIER: Zeker. Kijk naar het succes van het Vlaams Belang. Ik ken weinig bevolkingsgroepen die in korte tijd zo rijk en zo kortzichtig geworden zijn als de Vlamingen. Men is alleen op eigenbelang uit. Ik zou daartegen willen vechten, maar ik weet niet hoe.

Door de realisatie van De Krook, het Forum in Gent?

MORTIER: Terwijl het door zovelen gezien wordt als een prestigeproject. Jammer dat ze niet naar de RuhrTriennale zijn komen kijken. Ik heb daar een festival georganiseerd in een gebied met twintig procent werklozen. Daardoor kon ik moeilijk met prestige bezig zijn. Ik heb met Johan Simons een stuk gemaakt over de mijnwerkers. Veel van die mensen, die nu werkloos zijn, kwamen kijken. En ze waren echt ontroerd. Ik wil de gewone mens kunnen aanspreken. Je moet daarvoor wel het niveau van Jambers overstijgen en niet in de cloaca blijven roeren. Er moet schoonheid van de ellende gemaakt worden. De echte rijken zijn trouwens de intellectuelen, niet de tapijtboeren.

Er is geld in Vlaanderen, maar wordt het altijd goed besteed in de sector? We moeten over al onze bestaande culturele structuren durven nadenken. Hebben we bijvoorbeeld de verschillende symfonieorkesten nodig? Wat doen we met het Ballet van Vlaanderen? En als men het operagebouw in Antwerpen wil restaureren, moet dat zin hebben.

Zo’n gebouw maakt toch deel uit van ons cultuurpatrimonium?

MORTIER: Ja, maar ik weet niet of het nog beantwoordt aan onze huidige eisen op het gebied van visualisering en akoestiek voor muzikale opvoeringen. Ik zou de operagebouwen in Gent en Antwerpen eerder ter beschikking stellen van jonge makers, om hen met die gebouwen en hun geschiedenis te laten experimenteren.

Maar Johan Simons maakte jarenlang theatervoorstellingen op locatie, trok dan de schouwburgen in en neemt nu zijn intrek in het klassieke theatergebouw van het Nederlands Toneel Gent.

MORTIER: Dat is waar. En toch is hij een groot voorstander van het Forum, omdat hij weet dat hij daar projecten kan realiseren die elders niet mogelijk zijn. Ik zeg ook niet dat de historische theater- en operagebouwen moeten verdwijnen. Maar ik hou niet van het prestigieuze. Dat is iets voor oudere dames met gouden kettingen. Niet dat ik iets tegen oudere dames heb, hoor, maar je moet op een vernieuwende manier met kunst bezig zijn.

In Vlaanderen zitten trouwens heel wat directeurs van cultuurhuizen al veel te lang op dezelfde stoel. Dan krijg je verkalking in de werking. Als ik minister van Cultuur zou zijn in Vlaanderen, zou ik alles op zijn kop zetten. Jammer genoeg discussiëren de beleidsmakers altijd over de verpakking: hoeveel kost het en welke groepen mensen participeren er? Het gaat om wat er in die doos zit.

Ik wil het Forum niet voor mezelf bouwen, maar wel een plek schenken aan mensen in wie ik geloof. Er zit een jonge generatie organisatoren en programmatoren te wachten, maar er is momenteel geen plaats voor hen. En ook jonge makers. Wim Vandekeybus en Jan Fabre hebben fantastische dingen gemaakt, maar je kunt je afvragen of ze niet over hun hoogtepunt heen zijn.

Met de plannen van het Forum wil ik veel ter discussie stellen: er moet plaats zijn voor verschillende kunstvormen, zoals concerten, theater, dans, opera en film.

Het is toch normaal dat de bestaande cultuurhuizen, zoals deSingel, het Concertgebouw en de Vooruit zich door de komst van het Forum bedreigd voelen?

MORTIER: Men was ook bang toen ik directeur werd van De Munt. Er zijn toen geen dingen verdwenen, maar er zijn wel nieuwe initiatieven ontstaan. De start van de werking van de Vooruit en deSingel stamt uit die periode. Gent is de ideale plek voor het Forum: niet alleen een stad van handelaars, maar ook een culturele stad, geografisch centraal, met een gemengde bevolking van arbeiders, studenten, middenklasse en hogere klasse. Ik werk nooit voor een publiek zoals het is, maar voor een publiek zoals ik het graag zou hebben dat het is. Het moet met mijn opvoeding bij de jezuïeten te maken hebben dat ik in de utopie geloof. Alles in Vlaanderen wat debat op gang brengt, kan de mensen doen nadenken. En dat laatste is iets wat de intelligente manipulatoren van het Vlaams Belang niet graag hebben. De droom van de rede verwekt monsters, zoals Goya in zijn werk verbeeld heeft.

Door Paul Demets

‘Ik wil de gewone mens kunnen aanspreken. Je moet daarvoor wel het niveau van Jambers overstijgen en niet in de cloaca blijven roeren.’

‘Ik ken weinig bevolkingsgroepen die in korte tijd zo rijk en zo kortzichtig geworden zijn als de Vlamingen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content