Kunsthistorica Leen Huet schreef een impressionistisch roman-portret van ‘haar’ Kempen: een mozaïek van fijn geslepen glas.

INFO : Leen Huet, ‘Almanak’, Atlas, Amsterdam, 176 blz., euro 18,50

Toen Merxplas nog met een x werd geschreven en de colonie van Wortel met een c, stond de purperen heide in de Kempen nog volop in bloei. Leen Huet (°1966), die geboren en getogen is in de Kempense zandgrond rond Hoogstraten, rept echter met geen woord over het kitscherige Kempenland van de heimatliederen. Toch is Almanak, haar romandebuut, een eigenzinnig eerbetoon aan de streek rond Wortel en Merksplas, de voormalige kolonies voor landlopers. Huet heeft als kunsthistorica te veel goede smaak om zich kritiekloos over te geven aan een nostalgisch portret van een vroeger nog ongerepte natuurstreek. Maar aan de andere kant wil ze recht doen aan de plaats waar ze opgroeide en waarmee ze nog steeds vergroeid is, zo blijkt: ‘Deze plek. Is er ooit over geschreven? Is haar beeld ooit gevormd in het hoofd van een lezer ver weg, een Schot, een Ier, een Provençaal, een inwoner van Botswana?’

Huet zet dus hoog in met deze Almanak. Maar ze valt op geen enkel moment van het koord. Haar literaire werkwijze behoedt haar voor de val van valse sentimentaliteit. In tientallen miniaturen laat ze heel diverse stemmen de meest verschillende aspecten van de Antwerpse Kempen vanaf 1840 ten gehore brengen. Ondertussen waart Huet als vertelster ook nog rond in de coulissen om hier en daar een regieaanwijzing te geven of een houvast in dit caleidoscopische spektakel. Steevast pikt ze een verloren detail op om er een hele werkelijkheid in te laten spiegelen. Als ze op de zolder van het ouderlijke huis rondstruint in oude, vergeelde exemplaren van De Post, laat ze even in haar kaarten kijken. Ze beschrijft aanvankelijk met veel liefde de oude foto’s van Farah Diba, de vroegere Iraanse keizerin met haar prachtige ogen – maar ook haar dikke neus, aldus Huet – of van Claudine Merckx die reclame maakte voor frietvet. Vervolgens laat de vertelster zich geleidelijk aan wegvoeren op haar associaties en komt ze terecht bij haar overgrootvader en bij diens zus Louise die jong gestorven zou zijn aan een verschrikkelijke griep. Huet herkent zichzelf in die Louise, maar stelt tegelijk vast dat ze haar verleden, van personen en van plaatsen, niet helemaal kan bevatten. Dit melancholische inzicht verleidt haar tot een filosofische pointe waarin ze schrijft dat gedachten nooit helemaal de werkelijkheid kunnen begrijpen ‘alsof ze botsten op iets dat onzichtbaar was maar toch een vorm had – alleen hadden je gedachten zelfs niet de kracht om die vorm af te tasten, als de hand van een blinde.’

Vlaamse wildernis

Huet probeert haar woorden in Almanak zo precies mogelijk te slijpen om die ‘onzichtbare vorm’ zo adequaat mogelijk in tastbare taal vast te leggen. Abstracte gedachten kunnen nooit helemaal samenvallen met het echte leven, maar het juiste woord op de juiste plaats vermag zo veel meer. Dat is het waar Huet met haar sensuele geschiedschrijving naar toe wil en waar ze, zoals gezegd, erg vaak in slaagt. Haar onuitputtelijke historische kennis levert haar sowieso een schat van interessante faits divers op. Zo duiken hier niet alleen de Romeinen op, maar ook Karl Marx en Friedrich Engels die bij een uitstapje ergens tussen 1845 en 1848 de Vlaamse wildernis komen monsteren. Marx was in Brussel zijn Communistisch Manifest aan het schrijven en Huet leidt hem, samen met vriend Friedrich, naar de zandgrond van Wortel en Merksplas om ze te confronteren met hun vooruitstrevende ideeën. De excursie van beide communisten heeft waarschijnlijk nooit echt plaatsgevonden, maar de botsing van Marx’ ideeën met de harde, Kempense werkelijkheid zorgt voor gensters: ‘Je ademt hier de filosofie van Rousseau in en je wordt er misselijk van.’

Of het nu landlopers zijn, bevlogen communisten of een bonte stoet familieleden of plaatselijke notabelen: allemaal zorgen ze ervoor dat de verschillende facetten van Huets Kempense geschiedenissen aan bod komen. De lokale jeunesse dorée van de familie van de baron gaat met de auto naar het Zuid-Franse Montélimar alleen maar om er noga te kopen terwijl ze elders als drie koningen in een Amerikaanse Buick door het dorp raast of zich met aristocratische distinctie verbaast over een Mercedes van 1951. Kortom, er zit een behoorlijke portie Belgique de papa in deze notities. Maar ook veel ongepolijste informatie, zoals het stemmen van de wet-Lejeune in 1913, of realistische taferelen, zoals wanneer het gaat om het troosteloze leven van de Kempense negentiende-eeuwse volksmens in zijn hutjes op de hei. Kortom, Huet maakt gelukkig geen Bokrijk van haar Almanak. Maar ze wordt soms wel weemoedig in de melancholische glans van ‘rijke, gouden oktoberdagen’. Huet is een esthete die schrijft met hersens. Haar collectie miniaturen is allesbehalve een traditionele roman, maar ze schuwt niet om de rode draad van haar verhaal in flonkerende zinnen te verpakken.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content