De strijd tegen de terreur wordt op vele fronten tegelijk uitgevochten. De VS reserveren het leiderschap daarin voor zichzelf en kiezen bondgenoten. Europa zal zijn nut moeten bewijzen.

Afghanistan terug naar de Middeleeuwen bombarderen, heeft niet veel zin. Het decennialang door oorlog en dictatuur geteisterde land verkeert namelijk al min of meer in een toestand die aan deze historische omschrijving voldoet. Het is niet voor niets dat miljoenen Afghanen het land zijn ontvlucht, vooral richting Pakistan en Iran. Maar wie achterbleef, het Taliban-regime inbegrepen, zit toch al sinds de dag na de terreuraanvallen van 11 september op New York en Washington te wachten tot de bommen zullen vallen.

Massieve luchtaanvallen kunnen dan misschien op een indrukwekkend vertoon van spierballen neerkomen en aan een zucht naar vergelding en represailles bij de Amerikaanse bevolking tegemoetkomen. Zo’n machtsvertoon zou echter niet veel meer dan een collectieve therapie zijn. Of ze wel degelijk een eind kan stellen aan de terreur die vanuit Afghanistan door bijvoorbeeld Osama Bin Laden wordt georganiseerd, is evenwel zeer de vraag.

Er mag, in reactie op de aanvallen van 11 september, dan wel vaak van een oorlog of zelfs een kruistocht worden gewaagd, de terreur is allerminst een klassieke vijand. Een even klassieke veldtocht tegen zo een tegenstander, zeker als die zich in Afghanistan bevindt, kan nooit bijzonder efficiënt zijn. Dat een ander soort oorlog in de maak was, bleek toen de Amerikaanse autoriteiten eind vorige week toch geweten wilden hebben dat de eerste Amerikaanse (en ook Britse) soldaten al kort na de aanslagen van 11 september in Afghanistan infiltreerden.

Deze militairen, ondersteund door onbemande verkenningsvliegtuigjes – waarvan eentje overigens al is neergeschoten -, behoren tot de Special Forces. Zij moeten het pad effenen voor grootschaliger en ongetwijfeld meer voyante militaire acties. Zij voeren vooral verkenningsopdrachten uit en moeten, eens het zover is, precisiebombardementen geleiden. Zowel de VS als het Verenigd Koninkrijk hebben daarvoor het nodige materiaal in de buurt. Eigenlijk hebben ze dat al een jaar of tien, sinds het einde van de Golfoorlog tegen het Irak van Saddam Hoessein.

GERICHTE ACTIES

De VS lijken dus niet voor blind geweld te kiezen – ‘dat we tot een verpletterende machtsontplooiing in staat zijn, dat weet iedereen’, aldus een Amerikaanse woordvoerder. De optie voor een genuanceerdere aanpak stemt met name Europa al iets minder ongerust. Op een inderhaast bijeengeroepen top anderhalve week geleden zei de Europese Unie (EU) de VS alle solidariteit en medewerking in de strijd tegen de terreur toe, maar dan wel voor ‘gerichte’ acties.

Helemaal vanzelfsprekend is dat laatste niet. Of liever, het hangt van de definities af. In de VS is de strijd tussen de ‘duiven’ rond minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell en de ‘haviken’ rond minister van Defensie Donald Rumsfeld nog altijd niet beslecht. Onmiddellijk na 11 september leek Powell, die tot dan toe wat op de achtergrond werd gedrongen, weer de bovenhand te halen. In de schok van de gebeurtenissen realiseerden de VS zich namelijk dat ze wel degelijk een buitenland hadden en vooral dat ze het in hun eentje, zonder de hulp van bondgenoten, niet zouden redden.

Wat de praktijk van die door Powell aan elkaar gesmede coalitie tegen de terreur zou zijn, viel nog af te wachten. Van meet af aan was immers duidelijk dat er wel een consensus te bereiken viel rond het afkeuren van de terreur, maar niet voor wat daar dan aan te doen viel. Niet elke bondgenoot staat hetzelfde doel voor ogen, ook niet de trouwste geallieerden in West-Europa, laat staan bij Rusland, Saudi-Arabië, dat alvast zijn grondgebied niet voor aanvallen tegen Afghanistan wil laten gebruiken, of de oude vijand Iran, die alleen maar een gelegenheidsbondgenoot is in de mate dat Washington en Teheran uitsluitend een afkeer voor de Taliban en Bin Laden gemeen hebben.

Dat verschafte Rumsfeld en zijn adjunct Paul Wolfowitz meteen ruimte om het idee van een hechte, schouder-aan-schouder staande coalitie om te bouwen tot een losse ketting van pragmatische allianties, die elk apart voor heel specifieke doelstellingen zullen worden geactiveerd. Alleen het Verenigd Koninkrijk en Turkije behoren daarin tot de vaste kern van bondgenoten. Dat had meteen ook consequenties voor de aanpak van de terroristische dreiging.

In Rumsfelds Pentagon circuleren daarom plannen – die trouwens ook aan president George W. Bush zijn voorgelegd – die zich allerminst beperken tot het uitschakelen van Bin Laden en zijn organisatie al-Qaeda. Ze willen eens en voor altijd alle dreiging uit het Midden-Oosten wegnemen. Ze beschikken daarvoor bovendien over een goed argument: de hedendaagse terreur is geen conventionele, herkenbare of lokaliseerbare vijand, maar bestaat uit een wisselend, min of meer los samenhangend geheel van doorgaans vrij autonoom opererende, kleine groepjes. Die vallen, kortom, onmogelijk met één grote klap of een conventioneel grondoffensief uit te schakelen.

In dat perspectief komt, na Afghanistan, in de eerste plaats Irak in het vizier, waar nog een oude rekening te vereffenen valt met Saddam Hoessein. Van de Iraakse president mag geredelijk worden aangenomen dat hij onverdroten verder gaat met het onderzoek naar en de productie van nucleaire, chemische en biologische wapens, tuig waarmee een ambitieuze terrorist ongetwijfeld zijn voordeel kan doen. In een volgende fase van de terreur zal, zo wordt algemeen gevreesd, geen vliegtuig tegen het een of andere nationale symbool aanknallen. Maar terroristen zullen een grootstad komen binnengewandeld met in hun valies een atoombommetje of voldoende rotzooi om het waterbedelingsnet met dodelijk spul te besmetten.

INSTRUMENTEN VAN OORLOG

De volgende stap, na Irak, brengt de actie naar Syrië en in Libanons Bekaa-vallei, tegen de Hezbollah, en misschien wel tot op Palestijns grondgebied, tegen Hamas. Voor zo’n plan – voor zover het militair haalbaar is – zal Washington ongetwijfeld weinig applaus oogsten in de Arabische en moslimwereld. Het kan eventueel Amerika’s veiligheidsbelangen dienen, toch op korte termijn, maar maakt elke wereldomspannende coalitie ondenkbaar.

Een dergelijk actieplan zou vooral de EU in een lastige positie wringen. De Unie onderhoudt nu eenmaal een heel andere relatie met het Midden-Oosten, al was het maar omdat het er veel dichter bij ligt. Vandaar ook de vraag om ‘gerichte’ militaire acties, waarvan het doelwit zich tot al-Qaeda en Bin Laden beperkt, eventueel uit te breiden tot de Taliban, als de balsturige beschermheren van Bin Laden.

Omwille van zijn eigen veiligheidsbelangen moet Europa dus een tussenpositie zoeken, die, vanuit Washingtons perspectief, nog het dichtst bij die van Colin Powell aanleunt. De EU wil daarom graag de grote coalitie samenhouden, die een globale aanpak, structureel en in de diepte, van de terreur zelf moet beogen. Voor haar ligt het voor de hand dat de Verenigde Naties (VN) daarin een leidende rol moeten spelen. Als EU-voorzitter heeft België de VN-secretaris-generaal Kofi Annan daar ook voor aangesproken. De voor vorige maand al geplande, maar als gevolg van de aanslagen uitgestelde Algemene Vergadering van de VN zou daarvoor een forum kunnen vormen.

Maar zo zien de VS dat niet: voor hen is de VN niet meer dan een van de vele instrumenten die ze in hun oorlog willen inzetten. De Veiligheidsraad keurde daags na de aanslagen al resolutie 1368 goed, die het recht op zelfverdediging erkende waarmee de Amerikaanse troepen alvast de hort op kunnen, en stelde voorts een mechanisme op poten dat de terreur financieel moet droogleggen.

Wat de EU in de optiek van de grote coalitie ten aanzien van de VS voor mekaar moet zien te krijgen, is zijn onontbeerlijkheid bewijzen. Om aan te tonen dat die coalitie wel degelijk zin heeft. Vandaar Europa’s snelle bereidheid om zijn juridische, politionele en veiligheidssystemen te stroomlijnen, al zal dat bij de afzonderlijke lidstaten, onder andere in België, nog tot grote wettelijke problemen leiden.

De Belgische minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) probeert Europa’s nut inmiddels op het diplomatieke vlak te bewijzen. Als hij vorige week met een hoge EU-delegatie doorheen het Midden-Oosten trok, was dat niet alleen om daar goede werken te gaan verrichten. Ja, daar valt inderdaad nogal wat humanitaire nood te lenigen, waarvoor Michel ook de nodige beloften op zak had. En ja, de regio moest zeker weten dat de strijd tegen de terreur niet zal ontaarden in een strijd tegen de islam. Maar, zo wou Michel vooral aantonen, alleen de EU kan die boodschap op een min of meer geloofwaardige manier uitdragen, tot bij Washingtons doodsvijanden in Teheran toe als het moet. Als de Verenigde Staten dan eens en voorgoed komaf willen maken met de terreur, zo is de hoop, zullen ze verplicht zijn om de EU bij de zaak te betrekken.

ZITJE AAN HET DINER

In de marge daarvan kreeg de NAVO het, op het eerste gezicht paradoxaal genoeg, knap lastig om zich een plaats te zoeken in de diplomatiek-militaire constellatie die in de strijd tegen de terreur in de maak is. Veelbetekenend was dat George Robertson, de secretaris-generaal van de alliantie, graag een plaatsje had gekregen op het officiële diner bij de extra EU-top van 21 september. Een week eerder, onmiddellijk na de aanslagen, toen de EU-ministers van Buitenlandse Zaken al een eerste keer plechtig uitdrukking gaven aan hun solidariteit met de VS, verkeerde Robertson al opvallend in de EU-coulissen. Lijkt het erop dat hij met zijn aanwezigheid als een transatlantisch bindteken wil fungeren, die 21ste september werd hij beleefd wandelen gestuurd.

Het was niet zonder moeite of bijgedachten dat de negentien NAVO-lidstaten meteen na de terreuraanslagen van 11 september het artikel 5 van hun alliantiecharter activeerden. Daardoor beschouwen alle lidstaten een agressie tegen één van hen als een aanval op hen allen. Maar artikel 5 laat ook voldoende ruimte opdat iedereen nog wat in de mouw kan houden. Om te beginnen, kan elke lidstaat zelf bepalen hoe die principiële solidariteit in de praktijk te brengen is. In dit geval moeten de VS ook nog eens zwart op wit kunnen bewijzen dat het inderdaad die ellendige Osama Bin Laden was die de WTC-torens uit de New Yorkse skyline veegde.

Vorige week woensdag kwam Rumsfelds adjunct Paul Wolfowitz dan naar het NAVO-hoofdkwartier in Evere afgezakt om de gezamenlijke strategie in de strijd tegen de terreur te bespreken. Nadat een week eerder Colin Powells adjunct Richard Armitage voor overleg met de NAVO-partners naar Brussel was gekomen, was het nu het moment voor de ministers van Defensie. En even opvallend was de uitkomst van de vergadering: dat Wolfowitz geen harde bewijzen over de betrokkenheid van Bin Laden op tafel legde, hoe hard Washington ook al een tijd beweert dat daarover geen twijfel kan bestaan. Robertson probeerde nog de zaak te sussen door achteraf te stellen dat dit ook niet hoefde, dat hij de VS best op hun woord wou geloven als ze ervan overtuigd waren dat Bin Laden inderdaad het brein achter de aanslagen was.

Dat belette de Britse premier Tony Blair vorige zondag op zijn partijcongres niet om met grote stelligheid te beweren dat hij de ‘onweerlegbare’ bewijzen van Bin Ladens schuld wel degelijk onder ogen had gekregen, al liet hij enigszins in het ongewisse wie hem die bewijzen had voorgelegd. Maar de bron daarvan laat zich natuurlijk raden. In nood kent men zijn vrienden – maar men kan die vrienden ook kiezen. Washington blijft ervan uitgaan dat in deze kwestie geen tussenweg bestaat: wie niet met ons is, is tegen ons, zoals president Bush het letterlijk verklaarde. Er bestaat hoe dan ook weinig twijfel over de opdrachtgevers van de terreur van 11 september. De manier waarop de VS met de bewijsvoering daarrond omspringen, geeft alvast helder de internationaal-diplomatieke context aan waarin ze de tegenreactie willen organiseren. Kortom, het blijft aan Louis Michel om Europa’s onontbeerlijkheid te bewijzen. Hij zal nog veel werk hebben.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content