Nederland is weer in de ban van zinloos geweld, nadat vorige maand twee jonge vrouwen werden gedood bij een schietpartij. Maar de recent genomen maatregelen gaan voorbij aan de oorzaken.

Uitgaan in Nederland is geen sinecure. Sommige uitgaansbuurten zien eruit als zwaarbewaakte vestingen die een beleg moeten doorstaan. Op strategische punten aan de rand van de buurt staat politie te paard er naast gepantserde busjes. Eenmaal in de buurt houdt politie in burger opvallend onopvallend een mogelijke escalatie van de uitgaanspret in de gaten; in sommige buurten worden zij daar sinds kort bijgestaan door surveillancecamera’s. Bars en disco’s hebben vaak geen ramen, enkel een dikke deur met een klein kogelvij kijkraampje voor de portiers in kogelvrije vesten. Pas daarna, voorbij de metaaldetectors, mag men zich proberen te ontspannen.

Nederland is weer in de ban van het straat- en uitgaansgeweld, in Nederland zinloos geweld gedoopt, nadat op 10 januari twee meisjes van zeventien en achttien jaar werden doodgeschoten in een café in het stadje Gorinchem. Een derde overleefde de schietpartij ternauwernood. Een paar dagen na de moord gingen in het dorpje 25.000 mensen uit protest de straat op, uitgerust met bloemen, witte ballonnen en waxinelichtjes; een Witte Mars in zakformaat.

Aanleiding van de aanslag: een man had ruzie gekregen met de portier van de zaak, was naar huis gegaan om zijn pistool op te halen en had zijn magazijn op de deur van de zaak leeggeschoten, zowat het enige onderdeel van het café dat niet kogelvrij was. De portier bleef ongedeerd, drie meisjes naast hem werden geraakt. Sinds de protestmars zijn er alweer tot twee keer toe schoten op een dichte discodeur gelost, deze keren zonder ernstige gevolgen.

DIT KAN IEDEREEN OVERKOMEN

Het fenomeen “zinloos geweld” raakte in 1996 vooraan in het nieuws, toen in een steegje in het centrum van Amsterdam een jongeman, Joes Kloppenburg, werd doodgeschopt door een paar stonede jongens. Het jaar daarop vond in Leeuwarden de al even jonge Meindert Tjoelker de dood in soortgelijke omstandigheden. Er vielen nog meer doden en gewonden, steevast gevolgd door protestacties en actiegroepen tegen zinloos geweld, meestal gevormd door familieleden of nabestaanden.

Toch bestaat geweld op straat en bij het uitgaan al langer, doden en gewonden inbegrepen. Vielen er in 1997 nog 276 doden door geweldmisdrijven, vorig jaar waren dat er 240. De cijfers verschillen niet veel met de jaren van voor 1997.

Dat het protest sinds Joes Kloppenburg en vooral sinds vorige maand aangezwengeld werd, komt omdat de slachtoffers jonge, onschuldige mensen zijn, die zonder aanleiding of waarschuwing geslagen, geschopt of gestoken werden tijdens wat een gezellig avondje uit had moeten worden. Het had ieders zoon of dochter kunnen zijn die even ergens iets gingen drinken om niet meer terug te komen. Daar komt bij dat de middelen die gebruikt worden, steeds zwaarder zijn. De twee meisjes in Gorinchem hadden het ongeluk de eerste slachtoffers te zijn waarbij een vuurwapen werd gebruikt.

Dat er niet meer doden en gewonden vallen dan vroeger, wil niet zeggen dat het probleem niet bestaat. In vergelijking met België is er wel degelijk veel straat- en uitgaansgeweld in Nederland.

Ondertussen staat het onderwerp al ongeveer twee jaar op de agenda van de Nederlandse regering. In die tijd zijn in totaal vier voorstellen gedaan. Het eerste, het verhogen van de minimumleeftijd voor alcohol, werd weggestemd. Het tweede, zwaardere straffen voor daders, moet nog door de molen. Het derde initiatief, het Platform tegen Zinloos Geweld, begon vorige week donderdag. Dit platform bestaat uit allerlei belangengroepen als horeca, politie en bewoners van uitgaansbuurten, en moet dienen als een centraal meldpunt voor zinloos geweld. Eerste opdracht: een sensibiliseringscampagne tegen geweld. Het laatste initiatief kwam vorige week dinsdag van het openbaar ministerie, dat “effectiever wil optreden tegen uitgaansgeweld”. Plegers van gewelddelicten moeten sneller worden bestraft, zo mogelijk via snelrecht.

BEN JIJ STERKER DAN DRANK?

Ook de Nederlandse gemeenten zijn niet bij de pakken blijven zitten. Sommige gemeenten overwegen een pasjesregeling in uitgaansbuurten. Andere kiezen ervoor om de overlast te verspreiden door sluitingstijden te laten variëren; weer andere voor een sluitingstijd zodat overlast op één tijdstip plaatsvindt. Amsterdam zet sinds een paar maanden de Mobiele Eenheid in (compleet met paard en wapenstok) en experimenteert met afkoeluurtjes, waarbij een uur voor sluitingstijd het licht aan en de tap uitgaat. Sommige bars en disco’s hebben, zoals gezegd, metaaldetectoren en kogelvrije portiers die bezoekers grondig fouilleren. Maar de meest populaire maatregel is het plaatsen van surveillancecamera’s, waarmee uitgaansbuurten in de gaten kunnen worden gehouden en de politie snel naar de plek des onheils kan worden gedirigeerd. In navolging van Ede, een gemeente op de Veluwe die er onlangs mee begon, willen ook andere gemeenten de camera’s plaatsen.

Maatregelen als camera’s en meer politie helpen, met pappen en nathouden, het uitgaansgeweld in de hand te houden. Maar ze gaan voorbij aan de werkelijke oorzaken. Vastgesteld mag worden dat een belangrijke oorzaak van het geweld (en daarmee van die gewonden en doden) een overdaad aan drugs en alcohol is. Vrijwel alle daders hebben gemeen dat ze, na een hele nacht ongeremd te hebben doorgezakt, behoorlijk dronken of onder de invloed van drugs waren en niet meer wisten wat links of rechts was.

Een indirecte oorzaak hiervan is het gedoogbeleid van alcohol en drugs van de jongste tien jaar, een gevolg van de liberale Nederlandse overheidscultuur. Dat gaf het groene licht aan een toegankelijk en alomtegenwoordig uitgaansleven dat goedkoop schenkt of schuift. Dit gedoogbeleid stoelt op de redenering dat mensen in staat zijn hun eigen grenzen te bepalen. Voor het bepalen van die eigen grenzen werd de afgelopen jaren veel voorlichting gegeven via school en televisiespotjes met slogans als Drank maakt meer kapot dan je lief is en Ben jij sterker dan drank? Tegen de alom verkrijgbare softdrugs werden nog geen spotjes gemaakt: men kan niet over iets voorlichten wat eigenlijk officieel verboden is.

DE VRIJHEDEN VAN DE HORECA

Alle sensibilisering en voorlichting mocht niet baten: feit is dat het Nederlandse uitgaansleven wordt beheerst door jongeren die steeds jonger en steeds meer drinken, in een omgeving die om steeds meer zelfbeheersing vraagt. Want drank (en in mindere mate softdrugs) is niet alleen makkelijk en goedkoop verkrijgbaar, maar ook is het uitgaansleven geconcentreerd in anonieme binnensteden met geringe sociale controle. In de meeste uitgaansbuurten zijn de meeste bewoners namelijk weggepest door al die massa’s gezelligheid.

Nu begint weliswaar bij de overheid langzaam het besef door te dringen dat totale vrijheid zo zijn nadelen heeft en voorlichting en sensibilisering alleen aanslaan bij mensen die toch al niet vaak onder invloed en/of gewelddadig zijn. Maar de vraag is of de Nederlandse onderhandelingscultuur, waarbij het de bedoeling is dat iedereen (horeca, overheden, omwonenden) iets krijgt en er een compromis wordt gesloten, wel zo geschikt is om dit gedoogbeleid af te bouwen. Omwonenden en politie bleken in het verleden bij onderhandelingen altijd het onderspit te delven tegen de horeca. Die is niet van plan verworven vrijheden als sluitingstijden en schenkbeleid – waaraan ze goed geld verdienen – weer in te leveren. Tenzij iemand ze verplicht dat te doen.

Ook het (al even Nederlandse) fenomeen van delegeren van verantwoordelijkheden naar direct betrokkenen is niet bevorderlijk. Een horeca-initiatief als een “keurmerk” voor veilige disco’s en bars, dat drie jaar geleden werd ingevoerd, bleek onlangs volkomen te hebben gefaald, omdat deelname vrijwillig was en niemand er daarom een inspanning voor wilde leveren. Uiteindelijk kwam slechts 15 procent van de gelegenheden voor dit keurmerk in aanmerking.

Daar komt bij dat het, volgens de Amsterdamse politie, de jongste jaren steeds makkelijker is geworden om aan een illegaal vuurwapen te komen. Het blijkt doodeenvoudig om een legaal, “wit” vuurwapen “zwart” te wassen. De verleiding voor legale wapenhandelaren om het serienummer weg te vijlen en het wapen onder de tafel voor een hogere prijs te verkopen is groot, vooral omdat de legale wapenhandel voor veel handelaren niet genoeg blijkt om het hoofd boven water te houden en omdat het voor de politie moeilijk is dit “zwartwassen” te bewijzen.

Cynisch genoeg staat het protest een nuchtere analyse van het geweld in de weg. De bijna heilige verontwaardiging leent zich slecht voor relativering of een kritische noot. De media zijn de afgelopen jaren en vooral de afgelopen maand meegegaan met deze sfeer: een omroep besteedde zelfs een hele week zendtijd aan het onderwerp, vol met plechtige verklaringen.

De Groningse criminoloog professor Willem de Haan omschrijft deze paradox als volgt: “Door het zinloos geweld te noemen ontslaan we onszelf van de plicht ons af te vragen wat de werkelijke oorzaken zijn: het heeft immers geen zin? In de drijfveren van de daders verdiept men zich liever niet, omdat dit zweemt naar begrip. Men bedenkt liever iets voor de hand liggends en zoekt bijpassende, schijnbaar simpele oplossingen.”

Ondertussen doet, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), sinds een jaar of twee de helft van de Nederlanders ’s avonds de deur niet meer open uit angst voor geweld. Een op zes heeft zijn uitgaanspatroon door diezelfde angst aangepast. Misschien dat ook voor hen een platform en een sensibiliseringscampagne kan worden gestart.

Jan Hazevoet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content