In de non-fictionthriller ‘Chatter’ beschrijft Patrick Radden Keefe haarfijn hoe moderne spionnen met de nieuwste spitstechnologie inzicht krijgen in de handel en wandel van nagenoeg iedereen. Een voorsmaakje.

info : ‘Chatter. Hoe iedereen wereldwijd wordt afgeluisterd’, Patrick Radden Keefe, uitgeverij Balans, euro 19,50.

‘Binnen een omheining op de North Yokshire Moors werken de meisjes van Menwith Hill in lage gebouwen zonder ramen en in van alle moderne snufjes voorziene ondergrondse ruimtes. Hier onderscheppen ze, samen met hun collega’s, miljarden berichten per dag. Dit is het ondoorgrondelijke gezicht van de Amerikaanse inlichtingendiensten in de eenentwintigste eeuw. Toen het IJzeren Gordijn viel, werd het vastliggende geografische patroon in Europa en de rest van de wereld doorbroken. Er werd een tektonische verschuiving op gang gebracht die tot op de dag van vandaag het geopolitieke landschap beïnvloedt. Met het einde van de Koude Oorlog veranderde ook het inlichtingenwerk voor de Verenigde Staten en hun bondgenoten. Het aantal spionnen nam af omdat de Sovjets minder bedreigend waren, het defensiebudget daalde, er een nieuw soort optimisme ontstond en de Amerikaanse publieke opinie steeds minder bereid was slachtoffers te accepteren. Verdwenen zijn de in trenchcoats gehulde koudeoorlogstrijders à la John le Carré, de CIA-spionnen die bij de vijand infiltreerden of vanuit ambassades werkten, die dubbelagenten en mollen rekruteerden, en hun leven op het spel zetten. Het door mensen verrichte inlichtingenwerk, ook wel humint genoemd, was aan het eind van de Koude Oorlog al veel minder belangrijk geworden, en het belang nam in de jaren negentig verder af.

Amerikaanse politici waren steeds minder bereid het leven van spionnen te riskeren, of dat van soldaten op plekken als Mogadishu of Sarajevo, maar ze wilden wel investeren in nieuwe technologieën waarmee ze als het ware met de afstandsbediening oorlogen konden uitvechten en inlichtingen konden verzamelen. De regeringen van George H.W. Bush en Bill Clinton bleken in de loop van een reeks conflicten steeds meer geneigd technische snufjes in te zetten in plaats van mensen. In de woorden van voormalig CIA-man Robert Baer: ‘De theorie was dat we via satellieten, internet, elektronische onderschepping en zelfs academische publicaties alles over het buitenland aan de weet konden komen wat belangrijk voor ons was.’ ‘

[… ]

‘De nieuwe spionnen zijn geen James Bonds of George Smileys meer, geen scherpschutters, versierders of eenzame helden die in vijandelijk gebied worden gedropt. De nieuwe spionnen, dat zijn de meisjes van Menwith Hill. Ze zijn slim, gemotiveerd, misschien wat saai en technisch ingesteld, en meer gewend aan een ergonomisch toetsenbord dan aan een camera verborgen in een polshorloge. Alle paradoxen van de nieuwe manier om inlichtingen te verzamelen, zijn op Menwith Hill te vinden. Een basis uit het ruimtevaarttijdperk, fotogeniek gelegen in het weidse landschap van North Yorkshire. Een geheimzinnige, besloten gemeenschap van Amerikanen midden in Groot-Brittannië. Een twintigtal schotelantennes, verborgen in coconachtige koepels, gericht op satellieten die duizenden kilometers boven de aarde hangen. En dat alles op de oude Romeinse weg naar York, die werd gebouwd omdat de Romeinen wisten dat de aanleg van en de controle over de wegen de sleutel was tot het bestuur van hun enorme rijk. Vroeger moest je infiltreren – ‘binnen’ zien te komen bij de vijand – om goed te kunnen spionneren, terwijl tegenwoordig een duistere basis aan de andere kant van de wereld vaak veel waardevoller is voor militaire operaties dan een geheim agent in een ambassade. Daarom ging tijdens de Golfoorlog de prijs voor de ‘vestiging van het jaar’ van de NSA dan ook niet naar een vooruitgeschoven post in Saudi-Arabië, maar naar RAF Menwith Hill, dat duizenden kilometers van het oorlogsgebied vandaan ligt.

En Menwith Hill is niet meer dan de grootste van een reeks afluisterstations, de helderste in een constellatie van grotere en kleinere bases voorzien van microgolfzenders en op de hemel gerichte satellietschotels. Verder heb je Bad Aibling in Duitsland, luchtmachtbasis Misawa in Japan, Akrotiri op Cyprus, Guantánamo Bay op Cuba en Pine Gap, precies in het midden van Australië.’

[… ]

‘Vijf inlichtingendiensten – het Britse Government Communications Headquarters (GCHQ), de Canadese Communications Security Establishment (CSE), het Australische Defence Signals Directorate (DSD), het Nieuw-Zeelandse Government Communications Security Bureau (GSCB) en de NSA – vormen onder leiding van de Verenigde Staten een spookachtig, wereldomspannend netwerk dat elektronisch inlichtingen verzamelt. De details over dit hechte samenwerkingsverband is maar aan weinig mensen bekend. Politici begrijpen het niet helemaal, want uit veiligheidsoverwegingen krijgen de Congrescommissies die toezicht moeten houden niets te horen van de inlichtingendiensten. Medewerkers van sigint-instellingen (van signals intelligence) weten nooit meer dan ze strikt genomen hoeven te weten; hun kennis blijft beperkt tot de eigen taak. Een cryptoanalist kan zijn of haar hele leven voor de NSA werken en nooit ook maar één codenaam te horen hebben gekregen van alle computerprogramma’s die een paar deuren verder door collega’s worden gebruikt. Het grote publiek kent alleen anekdotes over dergelijk inlichtingenwerk, alleen gespeculeer van paranoïde schreeuwers, paniekerige voorspellingen op de opiniepagina, geruchten op internet. En dat ene woord dat telkens terugkeert, dat zowel lyrisch als bot klink, en zowel naar het technische systeem als de strenge hiërarchie van geheimhouding verwijst: echelon.’

Door Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content