Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Vrijdag begint het proces tegen vijf rijkswachters voor de dood van Semira Adamu. En volgende week tegen de actievoerders die tegen haar uitzetting protesteerden. Maar hoe zit het met de verantwoordelijkheid van de overheid?

Beeld van de achterste rij zetels in het vliegtuig. Muziek op de achtergrond. Het geluid van startende motoren. Op de middelste zetel een dubbel geplooide vrouw. Handen in boeien op de rug duidelijk zichtbaar. Rijkswachter Danny, links van haar, voorovergebogen, drukt haar hoofd in het kussen op zijn knieën. Rijkswachter Johnny, rechts van haar, trekt haar strak geboeide handen omhoog om een ‘eendenklem’ te zetten. Drukt tegelijk met zijn elleboog haar rug naar onder. Verscheidene personen vormen achter hen een haag.

Danny: ‘Johnny, zo komt ge toch schoon in beeld, hè.’

– Johnny: ‘Ja, hè.’

– Danny: ‘Ai, ze is aan het afzakken.’

– Johnny: ‘Als haar broek seffens maar niet afzakt.’

– Danny: ‘Ze is diep aan het rusten volgens mij…’

DOOD OP VIDEO

Bijna vijf jaar na de dood van de Nigeriaanse vluchteling Semira Adamu begint nu vrijdag het proces tegen de verantwoordelijken. Vijf voormalige rijkswachters van het Veiligheidsdetachement van Zaventem worden vervolgd, maar ook de Belgische staat wordt rechtstreeks gedagvaard. Enerzijds lijkt het verwonderlijk dat dit proces nog een week voor de verkiezingen wordt ingezet, alsof het Brusselse gerecht in extremis nog een politieke rekening wil vereffenen. Anderzijds is het onvoorstelbaar dat het zo lang heeft geduurd om zo’n doodeenvoudige zaak – die door de rijkswacht zelfs op video is vastgelegd, dus makkelijker kan het niet – voor de rechter te brengen. Een video die vooral schokkend is om de nonchalance waarmee de rijkswachters met elkaar babbelen terwijl ze Semira ondraaglijk lang in een kussen smoren.

De zaak Semira zal onvermijdelijk ook het proces van dat fameuze kussen worden. Het gebruik van dat middel werd begin 1996 voor het eerst aan het licht gebracht in Knack (een uittreksel uit het boek Haal de was maar binnen), toen al geschreven werd dat de rijkswacht een rudimentaire manier had bedacht om schreeuwen en bijten tegen te gaan: een kussen dat tegen de mond van de gerepatrieerde werd gepropt. Het schreeuwen werd door de rijkswachters gevreesd omdat de boordcommandant hen dan vaak weigerde mee te nemen, en het bijten uit schrik voor besmetting met aids. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Johan Vande Lanotte (SP.A), ontkende toen het gebruik van het kussen, maar in een interne rijkswachtnota werd toegegeven dat het kussen de voorbije jaren in een honderdtal gevallen was aangewend.

Het probleem was toen vooral dat er weinig of geen reglementering bestond van de manier waarop repatriëringen moesten worden uitgevoerd. Dat had al in de jaren tachtig tot twee dodelijke incidenten geleid. Meteen na de ophef over Haal de was maar binnen trok minister Vande Lanotte naar Zaventem om het Veiligheidsdetachement te bezoeken. Wegens het protest schortte hij het verdere gebruik van het kussentje tijdelijk op, en verder vroeg hij om een interne rijkswachtcommissie op te richten. Al na de eerste vergadering kwam die interne commissie tot het advies dat het kussen weer moest worden ingevoerd, zij het onder voorwaarden. De minister stond dat meteen toe, wat na een evaluatieperiode in 1997 in het nieuwe reglement bekrachtigd werd.

Die richtlijnen van oktober 1997 vermeldden toen expliciet dat het kussen, ’teneinde het schreeuwen en bijten tegen te gaan’, toegelaten wordt, op voorwaarde dat de toestand van de betrokkene bestendig wordt geëvalueerd ( ‘hoewel het risico op verstikking of bewustzijnsverlies miniem is’), en mits de uitvoerder erop toeziet dat de neus door het kussen niet wordt bedekt. De rijkswachters kregen een theoretische opleiding, wat er vooral uit bestond dat ze een brochure met de richtlijnen ontvingen, maar van enig praktisch onderricht in het gebruik van het kussen was geen sprake.

FATALE ESCALATIE

In de volgende maanden werd er steeds meer druk uitgeoefend op de rijkswachters van Zaventem om mensen het land uit te zetten. In april 1998 werd Vande Lanotte (na de ontsnapping van Dutroux) vervangen door Louis Tobback op Binnenlandse Zaken, en die voerde de druk nog op. Binnenlandse Zaken nam het niet dat het aantal asielzoekers steeg tot een niveau van bijna 1500 per maand (de situatie heette ‘bijzonder kritiek’ te zijn) en pikte het al evenmin dat Sabena zoveel illegale passagiers uit Afrika aanvoerde. Die bleven maandenlang in de overbezette transitcentra zitten. Volgens de Conventie van Chicago moest Sabena zelf die mensen ’terugdrijven’. Maar de veiligheidsmensen van Sabena Security – op Zaventem toen de ‘witte wolven’ genoemd – konden die taak niet aan.

Uiteindelijk werd de rijkswacht opgevorderd om ook die escortes op zich te nemen. Binnenlandse Zaken eiste in juli 1998 dat de rijkswacht een ‘crisisovereenkomst’ zou sluiten met Sabena – dat alle kosten op zich moest nemen – om ‘eerstdaags’ negen mensen te repatriëren en ‘binnen de kortst mogelijke termijn’ nog eens een zestigtal ‘moeilijke gevallen’ (in een nota ook ‘woestelingen’ genoemd). Voor de eerste groep werd zelfs het Speciaal Interventie Eskadron van de rijkswacht ingezet. Het onderbemande Veiligheidsdetachement had al herhaaldelijk om meer personeel verzocht, maar vergeefs. In september moest nog eens een akkoord getekend worden om 23 mensen tegen betaling ’terug te drijven’, waarmee Binnenlandse Zaken volgens de rijkswacht ‘een schokeffect’ wou bekomen. Een van de eersten van dat contingent was Semira Adamu, op dat moment al nationaal bekend als het boegbeeld van het verzet tegen de gedwongen uitwijzingen.

De amper twintigjarige Semira was op 25 maart 1998 vanuit Lomé op Zaventem aangekomen met een vals Portugees paspoort en had asiel gevraagd omdat ze naar eigen zeggen op de vlucht was voor een gedwongen huwelijk met een 65-jarige man die al vier vrouwen had. Terwijl zij de asielprocedure vruchteloos doorliep, zat ze opgesloten in het Transitcentrum 127bis in Steenokkerzeel. In april werden twee pogingen ondernomen om haar naar Lomé terug te vliegen, maar ze weigerde telkens te vertrekken. Dan werd een vlucht geboekt op 28 juni, maar die poging werd door Sabena afgeblazen uit schrik voor een protestactie van het zeer militante Collectief tegen Uitwijzingen. Semira had zelf contact gezocht met het Collectief, nadat ze de actievoerders rond het transitcentrum had opgemerkt. Van dan af werd haar verhaal sterk gemediatiseerd. Zij werd het voorwerp van pamfletten, petities en politieke tussenkomsten bij de Dienst Vreemdelingenzaken.

In haar vele telefoontjes en brieven maakte ze er een punt van dat ze absoluut niet terug wou. ‘Als ik in België kan blijven, zou ik de gelukkigste persoon op aarde zijn.’ Bij een vierde poging op de nationale feestdag 21 juli probeerden de rijkswachters haar (tijdens een zogenaamde ‘ last minute-boarding’) nog snel op een vliegtuig te krijgen, net voor het al begon te taxiën. Ook toen al werd het kussen op haar gebruikt. Door het geschreeuw en gevecht kwamen de passagiers echter in opstand, en Semira moest weer worden ontscheept. Daarna braken rellen uit in het Transitcentrum 127bis, waardoor een dertigtal mensen konden ontsnappen. Semira was daar niet bij, want ze zat meer dan 26 uur in een isoleercel opgesloten.

‘ZEER ZWARE DRUK’

Toen ze zich op 11 augustus ook nog een vijfde keer wist te verzetten, kreeg ze naar eigen zeggen van de rijkswachters te horen ‘dat de volgende keer verschrikkelijk zou zijn’. Een bewijs dat ze door de overheid speciaal geviseerd werd, was dat ze door de adjunct-adviseur van de Dienst Vreemdelingenzaken op 17 augustus opgezocht werd. Die maakte haar duidelijk dat haar verzet niets oploste en dat er voor haar geen alternatief was. De betrokken rijkswachters verklaarden achteraf bijna allemaal dat er ‘zeer zware druk’ was van Binnenlandse Zaken om alles in het werk te stellen om haar repatriëring te doen lukken. Als de repatriëring niet doorging, moest ze immers worden vrijgelaten, wat zeer slecht zou uitkomen voor het vreemdelingenbeleid, zo werd de rijkswacht duidelijk gemaakt.

Het was een ambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken die haar op de fatale 22 september ’s ochtends vroeg uit het Transitcentrum haalde en naar het cellencomplex op Zaventem bracht. Daar vroeg ze om in een bijbeltje te lezen en zong ze zacht spirituele liederen. De ambtenaar briefte de rijkswachters over de weerstand die ze van Semira konden verwachten. In tegenspraak met de regels ging hij zelfs mee aan boord en hielp hij een menselijke haag rond haar te vormen, terwijl hij zijn meerderen telefonisch op de hoogte hield. In zijn verslag achteraf schreef hij: ‘Mij valt dit hele gebeuren zeer zwaar, te meer door het feit dat alles zo perfect verliep en er zich plots iets heeft voorgedaan wat door niemand verklaarbaar is.’ De top van de Dienst Vreemdelingenzaken heeft hem later wel ijlings nog een ‘aangepaste verklaring’ laten tekenen.

Tijdens de ultieme ’terugdrijving’ van de aan handen en voeten geboeide Semira waren er liefst elf rijkswachters en drie ‘witte wolven’ van Sabena Security aan boord. Zij vormden twee menselijke schermen om het gebeuren af te dekken voor de 250 passagiers. De muziek werd wat luider gezet. Toen Semira begon te roepen dat ze ‘geen crimineel maar een vluchteling’ was, werd ze meteen in een dubbele houdgreep genomen, die bijna een half uur zou duren. De al vermelde Johnny, nochtans een stoer type, werd er zo moe van dat hij een andere rijkswachter vroeg om zijn ‘eendenklem’ over te nemen. Semira deed het letterlijk in haar broek, waarna men reukdoekjes en eau-de-cologne ging zoeken. Verscheidene keren werd gevraagd om haar te laten ademen. Maar pas toen haar lichaam slap werd, werd de houdgreep gelost. Volgens de autopsie stierf ze duidelijk door verstikking.

Uiteindelijk zijn drie rijkswachters en twee leidende officieren in beschuldiging gesteld. Het ergst ziet het eruit voor Johnny, die net een tuchtstraf van één maand had gekregen omdat hij eerder een geknevelde Marokkaan in elkaar geslagen had (en ook al met een kussen bewerkt). Het bleek al snel dat er wel meer incidenten waren gebeurd. Op de in beslag genomen videocassettes zag het gerecht onder meer hoe twee besmeurde zwarten naakt en geboeid naar de brandweer geleid werden om daar met de waterslang afge- spoten te worden door rijkswachters in chemische pakken; hoe de mond van een Afrikaanse vrouw werd dichtgeplakt met een brede tape; hoe een déporté in een rijkswachtcombi vuistslagen kreeg, enzovoort.

Alle beschuldigde rijkswachters voeren aan dat ze louter de richtlijnen van minister Vande Lanotte uitvoerden, die het kussen weer had toegelaten. In zijn verhoor zei Vande Lanotte daarover: ‘Ik zie geen persoonlijke fout omdat ik de afweging heb gemaakt tussen de bescherming van de rijkswachters en de bescherming van de uit te wijzen persoon.’ Louis Tobback, aangeslagen door de ‘slechtste dag van mijn politieke bestaan’, nam in 1998 alvast zijn politieke verantwoordelijkheid op door ontslag te nemen. Hij schoof een deel van de schuld door naar het Collectief tegen Uitwijzingen, dat de zaken op de spits had gedreven. Liefst 26 militanten van het Collectief worden, volgende week in Luik en later in Brussel, voor hun acties vervolgd.

Na zes vruchteloze pogingen werd Semira, in een loden kist, uiteindelijk toch naar Nigeria gerepatrieerd.

Chris De Stoop

De rijkswacht werd onder zware druk gezet om Semira uit te drijven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content