De conferentie over clustermunitie nadert haar ontknoping. Er is een sterk internationaal verdrag in de maak dat de bommen wereldwijd verbiedt.

In de Ierse hoofdstad Dublin onderhandelen 109 landen over een algemeen verbod op clustermunitie. Dat is het resultaat van het proces dat in februari 2006 op gang werd gebracht in Oslo. Er volgden een rist internationale en regionale conferenties, en steeds meer landen sloten zich bij het zogenaamde Oslo-proces aan. Dat moet op vrijdag 30 mei resulteren in een sterk verdrag dat internationaal de toon zet om geen clustermunitie meer te gebruiken, te produceren of zelfs op te slaan, vergelijkbaar met het (goed nageleefde) verbod op landmijnen dat in 1997 werd bereikt.

Op de conferentie maakten enkele slachtoffers duidelijk welke schade de munitie kan aanrichten. De bommen spatten namelijk uiteen in honderden kleine bommetjes, die onontploft in het conflictgebied blijven liggen en nog jarenlang burgerslachtoffers maken. Zo is er het verhaal van de Afghaanse jongen Soraj Ghulam Habib (16), die op zijn tiende tijdens een picknick met zijn neefjes en ooms een geel pakje ontdekte dat half in de grond zat. In zijn nieuwsgierigheid probeerde hij het te openen. Het ontplofte, en de jongen verloor beide benen. Een van zijn neven kwam om.

Dergelijke getuigenissen hebben veel landen ervan bewust gemaakt dat burgers de grootste slachtoffers zijn van de clusterbommen, zegt Hildegarde Vansintjan van de ngo Handicap International. Daardoor gaat het volgens haar de goede kant op met de conferentie. ‘De gesprekken verlopen in een zeer constructieve sfeer en het diplomatieke overleg schiet goed op’, aldus Vansintjan in Dublin. ‘Wij denken zelfs dat de ontwerptekst die nu voorligt nog versterkt kan worden. Zodat het niet alleen een verbod is op het gebruik, de productie en de opslag van clusterbommen, maar ook verplichtingen inhoudt. Zoals het zelf opruimen van de achtergelaten submunitie, en het verlenen van steun aan slachtoffers en hun families en gemeenschappen.’

Vorige maand zegden de ngo’s Human Rights Watch en Handicap International nog dat ze ervoor vreesden dat het verdrag uiteindelijk uitgehold zou worden, vooral door het lobbywerk van de Verenigde Staten. Die zijn als grootste producent van clustermunitie sterk gekant tegen een verbod. ‘Indien het nog mogelijk zou zijn om clustermunitie te gebruiken in gezamenlijke operaties met de VS, dan zou dat een aanfluiting zijn van het verbod’, zegt Vansintjan. ‘Ook een zogenaamde overgangsperiode, waarin gebruik toegelaten blijft, is voor Handicap International onaanvaardbaar. Daar blijven we ons tegen verzetten. We hopen dat de landen die een sterk verdrag willen, waaronder België, het zullen halen.’

Ons land heeft vanaf het begin mee de kar getrokken voor een totaalverbod. Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLD) sprak zich in de aanloop naar Dublin uit voor een zo streng mogelijk verdrag. België legde vooral veel nadruk op een zo breed mogelijk luik over slachtoffersteun. Dat met Rusland, China en de VS drie groten niet willen tekenen, is nog steeds een doorn in het oog van de ngo’s. Vansintjan: ‘Maar zelfs in Amerika is er toch vooruitgang, want daar heeft onder meer de Democratische senator Patrick Leahy een wetsvoorstel ingediend met strenge beperkingen voor het gebruik van clustermunitie.’

Als op 30 mei overeenstemming wordt bereikt over de tekst die voorligt, is de kous nog niet af. In december zou een ondertekening door zoveel mogelijk landen moeten volgen, waarna het verdrag nog in elk land geratificeerd moet worden.

Thomas Verbeke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content