Wielrenners zijn niet langer de grootste dopinggebruikers, Vlaanderen zit massaal aan het spul en dopingzonden worden al eens door de vingers gezien. Opmerkelijke vaststellingen bij de dopingbestrijding in de sport.

Er moet iets vreemds in de Vlaamse lucht zitten. Het regent hier namelijk positieve dopingplasjes, méér dan waar ook ter wereld. Het lab van professor Frans Delbeke in Merelbeke, dat alle stalen van de anti-dopingdokters van de Vlaamse overheid en de wielerfederatie UCI controleert, stuurt vijf keer meer atleten naar de tuchtcommissie door dan elk ander dopinglaboratorium op de lijst van geaccrediteerde labs van het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Omdat Belgen vaker en overvloediger prikken en slikken? ‘Neen’, weet Delbeke. ‘Het heeft vooral te maken met de dopingaanpak van de Vlaamse overheid.’

Vlaanderen is sinds 1987 met intensieve dopingcontroles bezig, en sinds 1991 gebeurt dat in het kader van het dopingdecreet. ‘Vlaanderen was daarmee een pionier in Europa’, zegt Dirk Dewolf, hoofd van de dienst Medisch Verantwoord Sporten (MVS) en geen familie van de gelijknamige ex-wielrenner. ‘In die tijd waren de grote federaties nog niet rijp om doping systematisch aan te pakken.’

Inmiddels is er, onder druk van de publieke opinie, een mentaliteitswijziging gegroeid: de meeste federaties hebben vandaag een eigen anti-dopingagentschap, maar Vlaanderen blijft behoorlijk actief. Al ruimen de 80 overheidsdokters soms wel plaats voor artsen van de federatie. Dewolf: ‘Elke federatie kan zijn methode laten goedkeuren door de bevoegde minister, en dan kan de internationale federatie afspraken maken met de Vlaamse Gemeenschap over wie waar controleert. Federaties kunnen op die manier zélf controles uitoefenen, onder toezicht van een controle-arts. Maar we vonden dat we niet moesten wachten met het controleren op doping. Wij doen het, tot de sportbonden bewijzen dat ze het minstens even goed doen. “

TENNISSERS AAN DE PIL

Makkelijk wordt dat niet. Heel veel controles van de Vlaamse Gemeenschap zijn namelijk onaangekondigde controles buiten competitie – het verrassingseffect verklaart meteen het hoge aantal positieve stalen, en daar zijn de meeste federaties (de internationale wielerfederatie UCI even buiten beschouwing gelaten) noch hun atleten voor te vinden. In de meeste Amerikaanse sporten zijn ze zelfs uitgesloten: tijdens de schaarse controles in het honkbal mag er niet op steroïden en epo worden getest, en ook in het Amerikaanse voetbal en de NBA kan men ongestraft epo laten toedienen. De collectieve arbeidsovereenkomsten met de spelers sluiten verrassingscontroles immers uit. Jennifer Capriati en Venus Williams, de toppers van het huidige vrouwentennis, hebben inmiddels ook al uitgeschreeuwd dat die dokters van hun lijf moeten blijven, en dat zo’n vent gewoon op de stoep blijft staan als hij onaangekondigd aan hun deur komt bellen.

De internationale tennisfederatie verdedigt haar atleten, eigenlijk tegen beter weten in. Het regent namelijk geruchten over doping in het tennis: tijdens het jongste toernooi op Roland Garros zouden twee positieve controles onder de mat zijn geveegd; John McEnroe, de nummer één uit de vroege jaren ’80, zou volgens zijn ex-vrouw Tatum O’Neill aan de anabolen hebben gezeten; het Amerikaanse TennisWeek schreef in juli nog boudweg hoe ’tennissers evenveel gebruiken als Hollywoodsterren’ en zowel de Australische dopingjager John Mendoza als toptennissers Nathalie Tauziat en ex-Roland Garros-winnaar Serge Brugueira lieten al horen dat ‘doping schering en inslag is in het moderne tennis’.

De tennisfederatie houdt zich bij al die commentaren opvallend gedeisd en gaat over tot de orde van de dag. Zoals: tussenkomen bij de Vlaamse overheid om dopingcontroles te laten afblazen. Het gebeurde ooit op wijlen het Antwerpse ECC-toernooi. De Vlaamse Gemeenschap had de organisatoren laten weten dat ze van plan was haar ondertussen beruchte controles uit te voeren. Toen dat voornemen de vedetten ter ore kwam, dreigden ze met afhaken. Waarop de toernooi-organisatie de Vlaamse Gemeenschap zover kreeg dat ze voor een beperkte periode de controlebevoegdheid erkende van de ATP. Die – verbazingwekkend – geen enkel positief plasje binnenkreeg.

De kans is groot dat de internationale tennisfederatie binnenkort bakzeil haalt. Het IOC eist namelijk volledige gehoorzaamheid aan het World Anti-Doping Agency (WADA) van alle federaties van olympische sporten. En het WADA wil bloedstalen nemen tijdens topcompetities en streeft naar één onaangekondigde controle voor elke gewone dopingcontrole. Waarschijnlijk te beginnen vanaf de Australian Open in januari van volgend jaar.

VERGETEN ZONDAARS

Er is intussen weinig reden om te beweren dat het moderne tennis dopingvrij zou zijn. Bij controles in het lab van Delbeke blijkt dat stalen van tennissers in zeven van de honderd gevallen een verboden substantie bevatten. Daarmee scoort tennis net iets beter dan turnen (7,4 procent), maar slechter dan wielrennen (ruim 4 procent), basketbal (5,4 procent) of voetbal (2,6 procent).

Die zeven procent is nog maar het tipje van de ijsberg, denkt Chris Goossens, ploegdokter bij de wielerploeg Vlaanderen T-Interim en bij eersteklasser Germinal Beerschot in het voetbal. Goossens: ‘Op de grote tennistoernooien zijn er namelijk opvallend weinig positieve gevallen. Volgens mij niet omdat er niet geslikt wordt, maar ofwel omdat er niet écht wordt gecontroleerd, ofwel omdat er overtredingen door de vingers worden gezien. Het kán toch niet dat de spelers die op Roland Garros positief waren, nooit bij naam zijn genoemd en dat ze gewoon het toernooi mochten voortzetten? Wie in de Tour positief test, kan maar beter snel de tegenexpertise bestellen, of hij mag de volgende dag wegblijven.’

Goossens legt de vinger op een diepe wonde. Als het over doping gaat, zijn wielrenners inderdaad altijd de pineut. Bij hen wordt er meestal intensiever gezocht – in Frankrijk worden vijf keer meer wielrenners gecontroleerd dan voetballers – en kennelijk worden coureurs ook meer gevolgd door de media als het om doping gaat. Misschien omdat zij iets hebben van cabaretiers, als ze weer een hilarische uitvlucht bedenken om zich onder een beschuldiging uit te lullen: ze voederen hun honden en schoonmoeders peperdure geneesmiddelen waarvoor ze onder de toonbank een doktersvoorschrift moeten versieren, ze frequenteren tandartsen die hun gebit met pure cocaïne plomberen en eten waterhoenen die als per toeval dopingmaskerende middelen blijken te bevatten.

En ze gebruiken wel: een razzia in de Ronde van Frankrijk of Italië heeft nog altijd iets van een practicum voor licentiaten farmacie: elke keer opnieuw duikt er het nieuwste van het nieuwste op, zelfs geneesmiddelen die nog niet voor menselijke consumptie zijn goedgekeurd. Maar het blijft een feit dat de koersjongens altijd bakken méér media-aandacht krijgen dan de verstotenen van het tennis of de atletiek.

Bewijzen? De zaak-Rumsas – de derde in de Tour, die thuis ’tot zijn grote verbazing’ te horen kreeg dat zijn vrouw op de slotdag van de Ronde in Frankrijk gepakt was met een koffer vol verboden spul – is paginagroot uitgesmeerd in elke krant. Maar dat de Nigeriaanse olympische verspringkampioene van 1996 Chioma Ajunwa voor de tweede keer in haar carrière een plasje afleverde met sporen van anabolica stond ergens onderaan een zijkolom op bladzijde vijf van het sportkatern. In 2001 zijn 343 atleten betrapt op het gebruik van nandrolon, maar slechts een paar namen haalden uitgebreid de krant. En kent u het verhaal van de schorsing van de tennisser Filip De Wulf – twee maanden effectief – door de Vlaamse dopingcommissie? Neen, want het is wél gebeurd, maar niemand heeft het gemeld. Of de zaak van de in België beroemde portierbokser Abdul Ismaïl – zes maand geschorst – of van de voetballers uit vierde klasse die amfetamine en cocaïne hadden gebruikt? Ook echt gebeurd, maar het haalde geen enkele krant.

Waarom? ‘In het wielrennen staan atleten jarenlang aan de top en daardoor zijn ze vedetten geworden’, bedenkt Goossens. ‘In de atletiek, met al die disciplines, is dat veel minder het geval en dus worden de dopinggevallen daar niet zo uitgesmeerd. Bovendien beschermen atleten vaak elkaar. Overal, maar niet in het wielrennen.’

Het koersmilieu heeft ook zijn verleden en zijn reputatie tegen; een overgemedicaliseerd milieu, waar de overtuiging heerst dat er voor allen een pilleke (of, beter nog: een spuit) bestaat. En je krijgt natuurlijk heel slecht uitgelegd dat het georganiseerde dopinggebruik zou zijn uitgeroeid in een peloton dat nog altijd even snel rijdt en even snel recupereert als vóór de dag waarop de getuigenissen van ex-Festina-verzorger Willy Voet de wielersport in haar voegen deed barsten. Daar verandert zelfs de daling van het gemiddelde hematocriet in het wielerpeloton – van 45,5 naar 43,5 – geen fluit aan.

SLIKKEN EN SCOREN

De zaak-Mohammed Mourhit toont echter aan dat het wielrennen geen alleenrecht heeft op gesofistikeerde doping. Veld- en langeafstandsloper Mourhit is een van de eerste atleten met wereldfaam die betrapt is op het gebruik van epo. In zijn bloed werd bij een onaangekondigde controle ook de vochtafdrijver Furosemide gevonden, een product dat dopingsporen in de urine kan maskeren. Mourhit dreigt twee tot drie jaar te worden geschorst.

Volgens insiders wijst het geval-Mourhit erop dat de overmedicalisering van het wielrennen stilaan overslaat naar de atletiek. En zelfs in het voetbal zou epo een wijdverspreid fenomeen zijn. Dat zei Michel D’Hooghe, ex-voorzitter van de Belgische voetbalbond en inmiddels hoofd van de anti-dopingcommissie van de wereldvoetbalfederatie FIFA aan de vooravond van het WK aan journalisten van de Britse krant The Observer.

‘Dat klopt niet als het over de Belgische competitie gaat’, verzekert Chris Goossens. ‘Het enige positieve plasje bij een eersteklasser (van Charleroi-speler Tony Herreman) had niets te maken met georganiseerde doping. In de Belgische competitie wordt niet gepakt.’

In het internationale topvoetbal dan wél? Goossens: ‘De artsen van de Italiaanse ploegen die in de jaren ’80 en ’90 de Europese topcompetities domineerden, hebben intussen bekend dat ze massaal epo hebben toegediend. Als ik zie hoe de Spaanse ploegen inmiddels de dominantie van de Italianen hebben overgenomen, stel ik me vragen over de wondermiddelen die zij gebruiken. Echt aanwijzingen heb ik niet, neen. Maar ik blijf er wel van overtuigd dat we, gezien de geringe pakkans voor epogebruikers, nog maar het topje van de ijsberg hebben gezien. Op het WK is geen enkele voetballer betrapt. Logisch, want de controles hadden weken, máánden voor het WK moeten gebeuren. Of er had, zoals dat alleen in het wielrennen of het skiën het geval is, een hematocrietgrens moeten worden ingesteld. Dan weet ik zeker dat er spelers nooit op het veld hadden kunnen komen.’

Frank Demets

Als het over doping gaat, zijn wielrenners altijd de pineut.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content