De Noorse pianist Leif Ove Andsnes speelt op 10 april in het PSK. En volgend voorjaar resideert hij in Brussel met vier knap samengestelde concertprogramma’s. Tijd dus om deze uiterst begaafde, alom geprezen, maar nog steeds bescheiden musicus even voor te stellen.

Leif Ove Andsnes speelt op 10 april in het PSK Chopin, Debussy, Grieg en Akira Miyoshi. Volgend seizoen op 12/3 solo (Schumann en Schubert), op 22/3 en 2/4 kamermuziek (Schumann, Berg, Kurtag, Schnittke) en op 19/4 begeleidt hij Ian Bostridge (liederen van Schumann). Voor kaarten: www.sofil.be of 02 507 82 00

Andsnes mag dan de eerste Noor zijn die internationaal naam maakt als pianist, via zijn (Tsjechische) leraar Jiri Hlinka stamt hij wel af van de Russische school van Emil Gilels. En dat is eraan te horen ook: de rust en de noblesse in Andsnes’ spel roepen meteen herinneringen op aan de Russische meesterpianist, die samen met Svjatoslav Richter en Arturo Benedetti Michelangeli tot Andsnes’ grootste voorbeelden behoort.

Ontelbare pianisten benijden Andsnes om zijn volmaakt evenwichtige, gebeeldhouwde, warme, eerlijke klank. Daar staat tegenover dat je die superieure beheersing ook wel als een beperking kunt ervaren. Je kunt in Andsnes’ spel vervoering missen – bezetenheid, koorts, passie, spontaniteit. Maar de smaakvolle afgewogenheid van zijn interpretaties maakt steeds een onvergetelijke indruk. ‘Hlinka deed mij beseffen dat de muziek eigenlijk mijn enige uitdrukkingsmiddel is. Dat de piano mij structuur gaf, en mij mens maakte. Het heeft me ook nooit gestoord om van dan af urenlang achter de piano door te brengen. Eigenlijk is de muziek altijd een soort psychotherapie voor me geweest. Maar ook een soort drug, die direct door je aderen moet gaan, en dan doordringt naar je hersenen.’

In de meest prestigieuze concertzalen en met de beste orkesten ter wereld had Andsnes al gespeeld toen hij goed vijf jaar geleden de Gilmore Artists Award (300.000 dollar) won: een prijs die om de vier jaar wordt uitgereikt door een internationale jury die in die tijdsspanne anoniem en onaangekondigd honderden concerten bijwoont en het meest uitzonderlijke talent bekroont. De erkenning is Andsnes evenwel niet naar het hoofd gestegen. In Amsterdam verbleef hij in een suite van hotel Washington, de plek waar zowat alle muzikale groten der aarde logeren als ze in het Concertgebouw optreden. Maar nog altijd was hij dezelfde bescheiden en vriendelijke jongen van bij onze eerste ontmoeting, nu al bijna tien jaar geleden.

Intussen is er nochtans veel gebeurd. Andsnes heeft al een hoopje cd’s bij elkaar gespeeld die zowat overal in de prijzen vielen: van Haydn en Schubert, over Schumann, Liszt en Rachmaninov, tot Szymanowski, Janacek en Sjostakovitsj. Monumenten als Bach en Beethoven reserveert hij voorlopig nog voor zijn concerten. Pas onlangs kwam ook Mozart erbij. Waarom zo lang gewacht met een zo hemelse muziek?

‘Ik heb altijd een complexe relatie gehad met Mozart’, bekent Andsnes. ‘Toen ik nog een kind was, deed ik eigenlijk niets liever dan Mozart spelen. Daarna, in mijn tienerjaren, toen ik concerten begon te geven, wist ik plots niet meer zo goed wat ik met Mozart moest aanvangen. Maar de laatste jaren speel ik hem plotseling weer meer. Ik weet niet precies waarom. Misschien ben ik door meer opera te beluis- teren de ongelooflijke rijkdom van deze muziek gaan ontdekken. Ik speelde wel Haydn en Beethoven. Maar Mozart schrikte me af, omdat hij nog complexer is, denk ik, en meer metafysisch beladen. Nu is het puur plezier voor mij. Haydn is aardser. Je voelt er duidelijk de hand van een vernuftig knutselende componist in. Mozart is hemelser, en veel gelaagder. Je moet zijn muziek altijd denken als een dialoog tussen verschillende mensen. Als in een opera. Met al de nuances in hun gevoelens en in hun taal. Het cliché dat Mozart oppervlakkig en voorspelbaar zou zijn, is absoluut onjuist. Al moet ik toegeven dat ik sommige stukken vroeger ook zo heb aangevoeld. Mij ontging gewoon de grootsheid van deze muziek. Maar eens je die gelaagdheid erin ontdekt hebt, is het van het grootste wat er bestaat.’

VEEL IMPROVISATIE

Mozarts muziek spreekt elke nieuwe generatie weer op een andere manier aan. Andsnes is niet bang om zich te laten beïnvloeden door wat zijn voorgangers al over bepaalde werken gedacht en verteld hebben: ‘Ik word beïnvloed door alles wat ik hoor en dat mij bevalt. Het spreekt voor zich dat voor mijn generatie ook de historische uitvoeringspraktijk daarbij een belangrijke plaats heeft. Ook al toen ik met Haydn bezig was, vond ik het belangrijk dat de retoriek – het spreken of praten van de muziek – heel duidelijk was. Vaak heb je in deze muziek korte gebaren, vraagjes en repliekjes. En als je daar overal lange, zingende lijnen van maakt, werkt het niet, en gaat veel van die converserende speelsheid verloren. Ook het verrassingselement is heel sterk in Mozart. Hij improviseerde veel in zijn eigen werken. En ik probeer dat ook als ik Mozart speel: bepaalde dingen constant te veranderen. Het belangrijkste is misschien dat zijn muziek nooit gewoon mooi mag klinken, maar altijd iets moet vertellen.’

‘Vreemd genoeg hoor je dat allemaal ook al bij Geza Anda. Dat is voor mij een voorbeeld. Ik heb die opnames opnieuw ontdekt, maar jongens: wat een vrijheid! Wat een afwisseling! Hij komt voor mij het dichtst bij de grootsheid van deze muziek. Ik geloof dat Furtwängler hem ooit “de troubadour van het pianospel” heeft genoemd. En het is precies die kwaliteit die zo goed past bij de pianoconcerto’s van Mozart. Hij neemt soms ongelooflijke ritmische vrijheden. Vandaag hoor je sommigen Mozart zo strak en streng spelen. Maar bij Anda ademt het tempo altijd. Zo stel ik me voor dat Mozart ook gespeeld heeft. Hij was zeker een van de wildste musici van zijn tijd. Dat zijn elementen die je vandaag in een Mozart-uitvoering ook moet proberen over te brengen.’

Wie Andsnes’ Mozart vorige week in Brussel gemist heeft, zal moeten wachten tot februari volgend jaar voor de cd-release. Live is Andsnes binnenkort in Brussel wel nog te horen in romantisch en recenter repertoire. De Filharmonische Vereniging heeft dit Noorse pianowonder al vanaf het begin van zijn carrière aan haar hart gedrukt, en Andsnes heeft in zijn recitals van de afgelopen jaren zulk een uitgebreid en trouw publiek opgebouwd, dat hij nu ook voor het eerst in zijn eentje de grote Henri Le Boeuf-zaal in het PSK mag vullen. Niet dat hem dat moeilijk zal vallen. Hij deed de zaal vorig jaar al uit zijn bol gaan met een subliem derde Rachmaninov-concerto.

Volgend seizoen is hij hier zelfs eregast, met een concertreeks die hij ook in Amsterdam, Wenen en Londen voorstelt. De vier concerten zijn opgebouwd rond de muziek van Robert Schumann. Kennelijk een passie voor Andsnes: ‘Ik houd eigenlijk van alles wat hij geschreven heeft. Ook van de latere werken die bijna niemand kent, zoals de pianotrio’s. Maar we spelen ook het pianokwintet dat terecht heel populair is. En in mijn solorecital heb ik nu vooral gekozen voor minder bekende werken, gekoppeld aan de laatste sonate van Schubert, die Schumann destijds ook postuum heeft opgevist.’

Wat hem dan zo fascineert aan Schumann? ‘Ik denk de directheid. Er is geen filter tussen zijn gevoelens en wat er op papier komt. Anders dan bij Brahms bijvoorbeeld. Dat is ongelooflijk beschaafde en geconstrueerde muziek. Maar Brahms verborg zich soms achter zijn vakmanschap. Schumann wil altijd van alles tegelijk vertellen. Je hebt nooit een gevoel van afstand. Je zit er altijd middenin, en de gevoelens veranderen constant. Wat heel vermoeiend kan zijn, in een concert. Maar ik voel me heel erg aangetrokken tot die brandende directheid van Schumanns muziek. Ik ben ook door niemand z’n leven zo geboeid als door dat van Schumann. Het is verbijsterend als je de dagboeken van Robert en Clara leest: ze duidden er zelfs met een tekentje in aan wanneer ze geslachtsgemeenschap gehad hebben. Ongelooflijk. Nee, Schumann is iemand die me echt intrigeert.’

Over de vraag of hij dan in Schumann misschien veel van zichzelf herkent, is hij duidelijk: ‘Het is moeilijk er precies de vinger op te leggen. Maar er is zeker een wisselwerking tussen muziek en je eigen levenservaring. Je moet zo diep mogelijk in de emoties van deze muziek binnendringen om ze goed te spelen. En dat kan echt uitputtend zijn. Maar ik denk dat ik – gelukkig – niet zo’n verscheurde persoonlijkheid heb als Schumann.’

Jo Paumen

‘Muziek is altijd een soort psychotherapie voor me geweest.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content