Zondag vindt voor de 158ste keer de Antwerpse derby plaats. Veel emoties maakt dat duel niet meer los, want Antwerp en GBA spelen niet mee voor de titel. Voor een grote fusieclub zouden de Sinjoren nog wel storm lopen, maar die kans lijkt helemaal verkeken. Wie redt het Antwerpse voetbal?

Terug naar de aanstichter van het onheil, Alfred Grisar. Diens vader was een voortreffelijk polospeler en een gefortuneerd burger, eigenaar van polovelden, paardenrenbaan met tribunes, stallen, kleedkamers en buffet, 19 hectare, op het Kiel. Het was dus een koud kunstje om er in de nodige infrastructuur te voorzien voor ‘den Beerschot’. Maar nog voor daar de eerste trap tegen een bal werd gegeven, gaf vader Grisar de geest. De familie van de arme man stond erop dat Beerschot in het paars zou spelen, en zo geschiedde.

Antwerp zat in zak en as. The Great Old had zelfs onvoldoende spelers om in de competitie 1901-02 te starten. Het meedogenloze Beerschot eindigde als tweede met een ploeg van uitsluitend Antwerpspelers. Het won ook de allereerste derby tegen Antwerp met 3-1. Dat was op 24 november 1901.

Toch bleek er in die turbulente periode nog plaats voor gezond verstand. De leiders van beide clubs vonden elkaar gauw terug in gesprekken om opnieuw tot één vereniging te komen. De eerste fusie-onderhandelingen dateren dus ook al van een eeuw geleden. Maar een doorbraak zat er niet in. Zowel de kleuren van de club als de invulling van de voorzitterszetel waren onoverkomelijke hindernissen.

PLOEG VAN ‘T STAD

Zondag 11 november 2001, dag van de wapenstilstand, staan de beide Antwerpse clubs voor de 158ste keer tegenover elkaar. Winnen of verliezen heeft nauwelijks sportief belang. Het duel gaat hooguit om de titel ‘ploeg van ’t stad’, want voor de échte titel, die van landskampioen, komen beide ploegen niet in aanmerking. Antwerp speelde tot twee seizoenen geleden nog in tweede klasse. In de voorbije competitie hield het onder Regi Van Acker goed stand, maar ondertussen is de ploeg weer afgegleden naar de onderste regionen. Het gevolg allicht van een realistische politiek waarbij financiële risico’s worden geschuwd.

Dat is kennelijk niet het devies van Germinal Beerschot Antwerpen (GBA). Ter herinnering, Beerschot werd van de sportieve en zakelijke dood gered door de fusie met Germinal Ekeren, waar men wel wist hoe het kon en moest. GBA is nu aan zijn derde seizoen toe en het moet gezegd dat er vaak meer te beleven viel in het Veltwijckpark dan in het vernieuwde Olympisch Stadion. Dat geldt niet voor de bestuurskamer van de nieuwe fusieploeg. Wie een beetje gewicht in de schaal had, is vertrokken. Geen spoor meer van het vroegere Germinal. Jos en Albert Verhaegen en René Snelders werden vanwege hun al te kritische houding plots te oud bevonden en verzocht terug te keren naar hun polderdorp. De goede huisvaders konden het nooit vinden met hun kwistige zoon, algemeen directeur Louis De Vries en zijn gevolg. Die nam zelf op een heel opportuun moment ontslag om gezondheidsredenen.

Onverantwoord dure transfers, hoge trainers- en spelerscontracten, attractieve lonen voor kader en andere bedienden, maar vooral de negatieve respons van het bedrijfsleven en aangesproken sponsors _ enige waardevolle financiële partner is De Post, 75 miljoen (1,8 miljoen euro) over drie jaar _ maakte dat al na één jaar een put van 175 miljoen (4,3 miljoen euro) was gegraven. De meest recente ontwikkelingen binnen de club zijn ook al niet hoopgevend. De administratie van de belastingen liet beslag leggen op 16 miljoen (ruim 396.000 euro) niet betaalde bedrijfsvoorheffingen over de eerste drie jaarkwartalen. En de Antwerpse schepen van Sport Chantal Pauwels (Agalev) wil wel eens weten hoe de voor het stadion aangereikte 115 miljoen (2,8 miljoen euro) precies zijn besteed. Het getuigt niet van een vertrouwensvolle relatie tussen de club en het stadsbestuur.

GASTRONOMISCHE ONTMOETING

Vraag is, wie redt het Antwerpse voetbal, en als dat dan al zou kunnen, hoe moet het dan? Een fusie? Eén grote club voor een stad met 400.000 inwoners moet tot de mogelijkheden behoren. Dat zal Christian Van Thillo, van De Persgroep, VTM en ATV, allicht ook gedacht hebben. Die had zich al eens serieus verslikt in het GBA-project en ondertussen tot zijn schade en schande ondervonden dat zelfs de belofte van televisie-return niet werkte. En dus nam Van Thillo net voor de start van de competitie het initiatief voor een informeel en verkennend gesprek over een fusie tussen Antwerp en Germinal Beerschot. ‘Klaar voor de top’ had zijn Het Laatste Nieuws gekopt bij de oprichting van GBA, maar die chauvinistische kreet was ondertussen al een poos niet meer te horen.

Aan tafel in restaurant ’t Fornuis zaten behalve Christian Van Thillo zelf, Marc Van Geel van Gazet van Antwerpen, Frans Rombouts van De Post, Patrick Janssens (SP.A) en Ludo Van Campenhout (VLD) als politieke tenoren en supporters van respectievelijk Germinal Beerschot en Antwerp, en natuurlijk de clubleiders Eddy Wauters en Bob-Jan Hillen. De gastronomische ontmoeting had geheim moeten blijven, maar hoe doe je zoiets als de kranten er zelf bij betrokken zijn? De ontmoeting deed in de pers wel wat stof opwaaien, maar bij de voorstelling van de nieuwe competitie werd die aan beide kanten afgedaan als een onbelangrijk fait divers. Eddy Wauters: ‘Je kunt altijd wel eens naar anderen luisteren, maar dan stel je meteen vast dat een aantal mensen gewoon de realiteit van het Antwerpse voetbal niet kent. Hoe kun je nu een vzw _ want dat is Antwerp _ laten samensmelten met een nv die dan nog een dochter is van een Nederlands beursgenoteerd bedrijf (AFC Ajax nv)? Wij zijn bovendien helemaal geen vragende partij. Wij hebben andere zorgen, zoals de voortdurende ongelijke behandeling door de politie, de overheid… Iemand moet mij eens komen uitleggen waarom de mensen voor Antwerp-Club Brugge één ticket per fankaart krijgen en er dat vier zijn als Anderlecht op het Kiel speelt. Waarom ook de stad zoveel miljoenen meer over heeft voor Beerschot dan voor Antwerp?’

De gedelegeerd bestuurder van GBA, de Nederlander Bob-Jan Hillen, vindt dat een fusie pas bespreekbaar is als er een degelijk business-plan voorligt. ‘Het uitgangspunt van de aftastende gesprekken in ’t Fornuis was de eenvoudige vraag of er interesse bestaat en of de ambitie leeft om in Antwerpen tot één club te komen. We gaan er dan van uit dat er bij het zakenleven meer bereidheid is tot ondersteuning en dat je daardoor meer kans zou maken om mee vooraan te spelen. Ik had begrepen dat het de bedoeling was alle maren op een rijtje te krijgen, maar daar zijn we zelfs niet echt toe gekomen. Meteen kwamen alle problemen van de voorbije jaren weer op tafel en zo raak je natuurlijk geen stap verder. Goodwill was er eigenlijk alleen bij de mensen uit de zakenwereld.’

‘Van de aanwezige politici kwam ook al direct het verhaal van de achterban, de reactie van de supporters, het probleem van het stadion, enz… Daar zijn natuurlijk geen pasklare oplossingen voor, maar op termijn is alles bespreekbaar. Ook de manier waarop je supporters en zelfs harde kernen achter dezelfde kleuren krijgt. Er zijn voorbeelden genoeg: Utrecht, Genk… Ik ga ervan uit dat je met de meest fervente supporters kunt praten als er een goed plan ligt waarin ze zich kunnen vinden, waarmee ze zich kunnen identificeren en als je ze bijna de garantie kunt geven dat het succes zal volgen. Het blijft zowel voor Antwerp als voor ons een illusie dat we met ons budget mee zouden kunnen spelen voor de titel.’

Het fundamentele bezwaar van Antwerp wordt door Hillen van tafel geveegd. ‘Nv of vzw, ik zie het probleem niet. Als je tot een fusie of samenwerkingsverband komt, moeten gewoon de boeken open en bij ons is dat in een uur gebeurd. Alles is conform de Belgische wetgeving. De Post, waarmee wij een sponsorcontract hebben afgesloten, heeft het recht om te controleren of alles correct verloopt.’

Ook over de zogezegde voorkeursbehandeling door de stad wil Bob-Jan Hillen nog wat kwijt. ‘Ik vind het wel behoorlijk irritant dat we altijd worden nagewezen als de club die van de stad geld krijgt. Dit is compleet onjuist, we worden door de stedelijke verantwoordelijken gewoon in de steek gelaten. Vergeet vooral niet dat wij 215 miljoen (5,3 miljoen euro) hebben geleend, dat wij dat bedrag integraal besteed hebben aan de renovatie van een stadion dat niet eens van ons is. Gelukkig is Ajax in dit project gestapt, anders weet ik niet hoe het zou gelopen zijn. Ik ga er zelfs van uit dat Ajax bereid is zijn meerderheidsparticipatie op te geven als zou blijken dat het Antwerpse voetbal gebaat is bij een fusie. Het blijft naar mijn gevoelen hoe dan ook de moeite waard om dat te onderzoeken.’

ONGEWOON SUCCESVERHAAL

De meest succesvolle Antwerpse club vóór de creatie van GBA was ongetwijfeld Germinal Ekeren. Een duizelingwekkende opgang uit de provinciale reeksen naar de top in de vaderlandse competitie met winst in de Beker van België en met Europees voetbal. Voetbalkennis, gezond verstand, hard werken en zin voor realiteit waren de basisingrediënten van dit ongewone succesverhaal.

Jos Verhaegen was er al die tijd voorzitter. Hij was de man die bij wijze van spreken op zondagavond na de match nog eens keek of er niet nog ergens een peertje brandde. Het geld ging er niet over de balk en dus kon hij het altijd wel vinden met de voorzitter van Antwerp. In het begin van de jaren negentig wisselden de beide tenoren wel eens van gedachten over een fusie van hun clubs. ‘Dat waren geen diepgaande gesprekken’, herinnert Verhaegen zich, ‘en het was gauw duidelijk dat de financiële situatie van de clubs te verschillend was. Antwerp had te maken met een grote schuldenlast, wij kwamen uit de lagere reeksen, het lag heel moeilijk. Ik geef toe, ik heb daar nog wel eens spijt van gehad. Bij de onderhandelingen met Beerschot, tien jaar later, lagen de kaarten natuurlijk helemaal anders. Met Germinal zaten wij in een comfortabele positie, maar anderzijds konden wij ook geen kant meer uit. Eén voorbeeld maar: 970 betalende toeschouwers voor onze Europese wedstrijd tegen Servette Genève, dat zegt genoeg.’

‘Het oorspronkelijke fusieplan zag er financieel goed uit. Van Thillo maakte zich sterk dat hij 100 tot 150 miljoen sponsoring zou inbrengen, we zouden automatisch heel wat meer toeschouwers hebben, kortom, we gingen uit van een budget van minimaal 250 miljoen. De voorbereiding van het hele project gebeurde onwaarschijnlijk professioneel, maar na drie, vier maanden wist ik al: dit lukt niet. Zelfs de kleinste sponsorpakketten, die van 10 of 15 miljoen, werden niet binnengehaald. Het ergste was dat er bij GBA gewoon werd gedaan alsof dat budget er wél was. Ik heb de verantwoordelijken, in de eerste plaats directeur Louis De Vries, voortdurend gewezen op die desastreuze politiek, maar het gevolg was dat ik zowat iedereen over me heen kreeg. Ik was de enige die niet verbaasd opkeek toen aan het einde van dat eerste jaar een tekort van 175 miljoen (4,3 miljoen euro) werd geconstateerd. We hebben dat rechtgetrokken door de verkoop van Jan Moons en Wesley Sonck, die waren nog van Germinal, voor 70 miljoen (1,7 miljoen euro), een lening van 30 miljoen (743.000 euro). Een lopende rekening van de vroegere Germinal-bestuurders hebben we laten vallen en met de inbreng van 54 miljoen (1,3 miljoen euro) heeft Ajax de meerderheidsparticipatie genomen. Ik vraag je, wie heeft toen GBA gered? Zelf vraag ik me nog altijd af of dit geen doorgestoken kaart was.’

‘Ik vond ook, maar ik mocht dat niet hardop zeggen, dat onze transfers van het eerste jaar waren tegengevallen: 100 miljoen (2,4 miljoen euro) voor onder meer drie Joegoslavische spelers die de ploeg geen enkele meerwaarde hebben bezorgd. De club heeft momenteel niet één speler die ze kan verzilveren. Je moet een beleid voeren waarbij je zo’n Sonck of Moumouni Dagano nog een jaar langer kan houden en wellicht meer dan het dubbele van het bedrag waarvoor ze nu zijn weggegaan aan hen kunt verdienen. Geloof me, voetbal is een eenvoudige materie, veel gemakkelijker dan een bedrijf. Je moet wel een en ander kunnen aanvoelen en zorgen voor de juiste mensen op de juiste plaats. En die mogen best behoorlijk bezoldigd worden, maar dan binnen de grenzen van de redelijkheid. Het zal wel geen toeval zijn dat precies de drie onbetaalde bestuurders moesten opstappen bij GBA. Wij remden zogezegd de evolutie van de club af.’

‘Ik wil niet de rekening maken van Ajax, maar daar gaat het al niet beter. Het is er een komen en gaan, geen enkele continuïteit, en dat merk je ook bij hun vertegenwoordigers op GBA. Om de paar maanden zitten daar andere mensen rond de bestuurstafel. Of een nieuwe fusie uitkomst biedt? Het lijkt me de enige weg, maar vraag me niet hoe dat in de gegeven omstandigheden moet. Ik zal daar in elk geval geen rol meer bij spelen. Ik kijk toe, met spijt weliswaar, maar zonder enig leedvermaak.’

Leo De Vos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content