Dokters zijn vaak depressief, bestellen overbodige onderzoeken en rekenen hun patiënten te hoge honoraria aan. Het is maar een greep uit de kritiek die de voorbije weken de kranten haalde. Marc Moens, de doorgewinterde ondervoorzitter van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten, is ondanks die slechte pers even strijdlustig als altijd. ‘Osteopathie erkennen als alternatieve geneeswijze? Domheid in het kwadraat!’

Vrijdagnamiddag 15.30 uur. Bezoekuur in het Imeldaziekenhuis in Bonheiden. De receptioniste heeft de handen vol om iedereen naar de juiste afdeling te wijzen. Ons stuurt ze via ‘route 54’ naar het laboratorium. De gang door, de hoek om, de lift in en dan nog een dubbele veiligheidsdeur door. Nee, in het rijk van klinisch bioloog Marc Moens kom je niet zomaar binnen. Daar zijn procedures voor.

Vijftien jaar lang staat Moens nu al aan het hoofd van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten (BVAS). Afwisselend als voorzitter en ondervoorzitter, want die functies vullen hij en zijn Franstalige evenknie om beurten in. ‘Nu ben ik dus weer voor drie jaar ondervoorzitter, en daarna zal ik de pensioengerechtigde leeftijd zo ongeveer bereikt hebben’, zegt hij. Door zijn lange staat van dienst bij het artsensyndicaat en zijn vaak behoorlijk gepeperde stijl, die hij heeft afgekeken van illustere voorgangers als André Wynen en Louis Beckers, is Moens uitgegroeid tot een van de bekendste artsen van het land. Hij is het ook die telkens opnieuw moet reageren op de voorstellen en kritieken van beleidsmakers, patiëntenverenigingen en ziekenfondsen. Vooral die laatste jagen hem geregeld de gordijnen in. ‘Wat wil je?’ zucht hij. ‘Elke week weer vallen die ons in de media aan. Ik heb al een titel voor mijn nieuwe jaarverslag: Een jaartje dokters bashen.’

Is het dan zo erg?

Marc Moens: Natuurlijk. Dokters kunnen werkelijk niets goeds meer doen. Ze schrijven zogezegd de verkeerde medicijnen voor, vragen te veel geld en moeten met hun patiënten praten in plaats van hen psychofarmaca te geven. (zucht) Minstens twee keer per week halen we de kranten en ik zit nog altijd op het eerste positieve nieuwsje te wachten.

Onlangs meldden de kranten dat steeds meer dokters depressief zijn of een burn-out hebben. Of is dat ook een vorm van dokterbashing?

Moens: Het is er voor een stuk het gevolg van. Als je je tweehonderd procent voor je werk inzet en toch elke dag opnieuw op je kop krijgt in de gazet, word je daar natuurlijk niet vrolijker van.

Draait u de zaken nu niet om?

Moens: Ik zeg alleen dat al die kritiek niet helpt in een tijd dat artsen erg onder druk staan. De levensverwachting van een dokter is sowieso al tien jaar korter dan die van een ander mens. Het aantal suïcides ligt ook hoger dan in om het even welke andere beroepsgroep. Ondertussen wordt ons werk ook steeds zwaarder. Zo zijn patiënten tegenwoordig erg veeleisend. Op het internet zoeken ze allerlei ongefilterde informatie op en op basis daarvan denken ze dan zelf te weten wat hen mankeert. Alsof dat nog niet volstaat, proberen sommigen hen aan te moedigen om nóg mondiger te worden dan ze van nature al zijn.

Wie dan wel?

Moens: Sommige ziekenfondsen creëren echt wantrouwen tegenover het artsenberoep. Namen noem ik niet, want dan krijg ik meteen weer ambras. Kijk, dat patiënten weten wat ze willen, vind ik niet erg. Wel dat ze worden aangespoord om zich tegenover hun arts op een heel onaangename manier te gedragen. Onderschat niet hoe tijdrovend en stresserend dat allemaal voor ons is. Hier in het ziekenhuis werd een tijd geleden bijvoorbeeld een jong kind binnengebracht dat er heel erg aan toe was. Het bleek aan pylorusstenose te lijden, een aandoening waarbij de toegang tot de maag zo is vernauwd dat de moedermelk er amper door kan. Weet u hoe die ouders het hadden laten behandelen? Met osteopathie! Maar die schedelmassages hielpen natuurlijk niet. In zo’n geval moet er een sneetje in de pylorus worden gemaakt of het kind gaat dood. Maar als arts moet je tegenwoordig soms moeite doen om de mensen van zoiets te overtuigen. (zucht)

Minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) wil osteopathie ondertussen wel als alternatieve geneeswijze erkennen.

Moens: Dat is natuurlijk domheid in het kwadraat! De minister heeft een studie besteld en betaald over vier alternatieve geneeswijzen: homeopathie, osteopathie, acupunctuur en chiropraxie. Allemaal onzin. We hadden die zogenaamde geneeswijzen al lang geleden aan banden moeten leggen. Maar nee, in dit land wordt het onwettig uitoefenen van de geneeskunde op grote schaal toegelaten. Het volk wil nu eenmaal bedrogen worden en vindt het prettig om alternatief behandeld te worden. Je gelooft erin of niet, hè.

Wij krijgen zo de indruk dat u er niet in gelooft.

Moens: Als u dat maar weet. De conclusie van die vier studies is duidelijk: het is flauwekul.

Osteopathie kan toch soelaas bieden bij lage rugpijn?

Moens: Goed dan: van die vier geneeswijzen is er eentje die bij één indicatie nuttig kan zijn. Proficiat. Over homeopathie heeft Onkelinx trouwens ook een wet gemaakt. Daarin staat dat je alleen homeopaat kunt worden als je arts bent – wat op zich een goede zaak is – en dat je een universitaire opleiding moet hebben gevolgd. Alleen voelt geen enkele Belgische universiteit zich geroepen om homeopathie te doceren. Dat zou ook al te gek zijn, want na 227 jaar is er nog altijd geen sluitend bewijs dat het werkt. Dat geldt natuurlijk voor elk geloof. De ene gelooft in Boeddha, de andere in Jezus Christus of in homeopathie.

En u hebt het niet zo op geloof begrepen?

Moens: Van mij mag iedereen geloven wat hij wil. Ik heb er zelfs geen probleem mee dat een arts homeopathie toepast, maar dan wel op voorwaarde dat hij daarnaast ook de echte, klassieke geneeskunde beoefent. Als je bijvoorbeeld een patiënt voor je hebt die last heeft van stress en wat overspannen is, doe je geen kwaad als je hem homeopathisch behandelt. Maar als er echt iets mis is, verandert dat de zaak natuurlijk. Stel dat je iemand een homeopathisch middeltje geeft om hem van zijn hoest af te helpen terwijl hij eigenlijk een pneumonie heeft. Dan speel je met zijn leven, want zonder antibiotica zal hij het niet halen. Dát is wat ik de alternatieve geneeswijzen verwijt.

Hoe verloopt de samenwerking met minister Onkelinx eigenlijk?

Moens: Geen man of vrouw is in dit land zo machtig als Laurette. Ze houdt ons stevig aan de leiband en geeft duidelijk aan in welke richting we moeten lopen. (lacht) Sommigen van haar voorgangers hadden dat ook. Frank Vandenbroucke (SP.A), bijvoorbeeld, belde tijdens de vergaderingen van de Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen naar de voorzitter om hem instructies te geven. Soms werd de samenkomst zo vaak onderbroken dat het hilarisch werd. Al moet ik wel zeggen dat Vandenbroucke niet te beroerd was om zijn visie bij te stellen als je met goede argumenten kwam aanzetten. Laurette Onkelinx is veel moeilijker van haar overtuigingen af te brengen. In allerlei domeinen doet ze dingen die haar door deskundigen worden afgeraden.

Geldt dat ook voor haar omstreden plan om de ziekenhuisfinanciering op een nieuwe leest te schoeien?

Moens: In dat dossier lijkt ze in elk geval bereid te zijn om naar ons te luisteren. We hebben een open uitnodiging gekregen om erover te praten en we zijn van plan daarop in te gaan. Want we zien haar voorstel, een systeem waarbij een ziekenhuis een vast bedrag krijgt voor een patiënt met een bepaalde pathologie, echt niet zitten. Al is het maar omdat het nog in geen enkel land zijn nut heeft bewezen. Bovendien brengt dat systeem een loodzware administratie mee, en al het geld dat daarin wordt gestopt, gaat natuurlijk niet naar de zorg zelf. Ik zeg niet dat ons huidige systeem perfect is, maar ik merk toch dat ze er in andere landen jaloers op zijn. Doorgaans doen wij het beter met minder middelen: onze ziekenhuizen zijn heel toegankelijk en er zijn geen wachtlijsten.

Dat Belgische ziekenhuizen nu vooral op basis van prestaties worden gefinancierd, werkt wel overbodige behandelingen in de hand.

Moens: Dat vind ik nog altijd beter dan de onderbehandeling, die we onder meer in Engeland zien – ik weet waar ik over praat, want mijn zoon en kleinkinderen wonen daar. Als je nieren het daar na je zeventigste begeven, heb je bijvoorbeeld geen recht meer op dialyse. En zo zijn er nog voorbeelden. Het is echt geen toeval dat zo veel Engelsen en Nederlanders zich in onze ziekenhuizen laten verzorgen. Kent u één Belg die naar Engeland of Nederland reist om zich daar te laten opnemen? Natuurlijk niet, want iedereen weet dat de gezondheidszorg daar gerantsoeneerd is.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van een van de slachtoffers van de brand die in de nacht van 31 december 2000 op 1 januari 2001 uitbrak in een café in het Nederlandse Volendam. Meer dan een jaar werd die jongedame aan de VUB behandeld. Wie zo lang in een ziekenhuis verblijft, loopt een aanzienlijk risico om met een van de gevreesde ziekenhuisbacteriën naar huis te gaan en dat was ook wat haar overkwam. Maar het Nederlandse ziekenhuis waar ze zich daarmee meldde, weigerde haar op te nemen en uiteindelijk is ze gestorven. Zeg dan nog eens dat er in zo’n systeem geen sprake is van rantsoenering.

Steeds meer Belgische ziekenhuizen hebben het moeilijk om het hoofd boven water te houden. Dan is het toch duidelijk dat er een ander financieringssysteem moet worden ingevoerd?

Moens: Dat ontken ik ook niet.

Hoe moet dat er volgens u dan uitzien?

Moens: Dat zijn we nog aan het onderzoeken. Als ik de oplossing al zou kennen, won ik volgend jaar de Nobelprijs.

Of de verkiezingen.

Moens: Bespaar me dat, zeg. (lacht) Voor alle duidelijkheid: vandaag is het grootste risico in de Belgische gezondheidszorg inderdaad dat er te veel diagnoses worden gesteld en er te veel wordt behandeld. Maar daar staat wel tegenover dat onze honoraria erg laag zijn in vergelijking met andere landen.

Die indruk krijgen patiënten niet wanneer specialisten in eenpersoonskamers torenhoge ereloonsupplementen aanrekenen, die zelfs tot 400 procent kunnen oplopen.

Moens: In één ziekenhuis in dit land is een ereloonsupplement van 400 procent genoteerd. In één! Vergeet ook niet dat de artsen daar zelf vaak maar een stukje van zien. Zo is er een Vlaams ziekenhuis waar de ereloonsupplementen van de ene dag op de andere van 100 naar 150 procent werden opgetrokken. Weet u waar die bijkomende 50 procent integraal terechtkwam? Bij het ziekenhuis. En dat is bijlange geen uitzondering. Meestal wordt zo’n verhoging ook ingevoerd om het verbod op supplementen in kamers voor twee of meer personen te compenseren.

Maar waarom moet een patiënt meer betalen voor medische zorg als hij op een eenpersoonskamer ligt? Dat vergt toch geen extra inspanningen van zijn arts?

Moens: Zoals gezegd zijn de honoraria in België heel laag. Als je als arts evenveel wilt verdienen als bijvoorbeeld je Engelse collega’s moet je dus heel hard werken en ereloonsupplementen vragen. Zo zit het systeem nu eenmaal in elkaar. In de praktijk betekent dit dat Belgische artsen drie vierde van hun patiënten tegen terugbetalingstarieven behandelen en er bij de rest een schep bovenop doen.

Een ontzettend grote schep vaak.

Moens: Artsen zijn vrij om te vragen wat ze willen. Als een topvoetballer alleen maar door die ene orthopedist wil worden behandeld, waarom zou die dan niet mogen doorrekenen? Dat is toch een kwestie van vraag en aanbod?

Zou het geen goed idee zijn om een limiet op die supplementen te zetten? Dan waren jullie meteen van het gezeur af.

Moens: In de deontologische code van de Orde van Geneesheren staat alleen dat je rekening moet houden met de sociale situatie van een patiënt. Met andere woorden: een armoedzaaier mag je geen ereloonsupplement van 400 procent aanrekenen. Ik zie niet in waarom we daar cijfers op zouden moeten plakken. Het is simpel: de dag dat de honoraria in België worden verdubbeld, schaffen we de ereloonsupplementen af. Laten we ondertussen alsjeblieft niet vergeten dat onze artsen ten opzichte van hun collega’s in andere Europese landen veel meer presteren voor eenzelfde of zelfs lagere vergoeding.

Hebben alle betrokkenen ondertussen aanvaard dat er moet worden bespaard in de gezondheidszorg?

Moens: De sky is inderdaad de limit niet meer. Je hoeft geen grote econoom te zijn om dat te beseffen. Wij willen onze verantwoordelijkheid opnemen, maar dan moet iederéén dat doen. Ook de overheid.

En dat doet ze niet?

Moens: Niet altijd. In dit land hebben we bijvoorbeeld opvallend veel cardiologische centra. Toch heeft minister Onkelinx in februari van vorig jaar een koninklijk besluit gemaakt waardoor de erkenningsvoorwaarden voor zo’n centrum minder streng zijn geworden. Het gevolg is dat er dit jaar in Vlaanderen acht nieuwe centra zijn erkend. Acht! Van Ieper tot Neerpelt. De installatie van zo’n nieuw centrum heb je niet voor een miljoen euro, en dan heb ik het nog niet eens over de jaarlijks terugkerende kosten. En net voor de paasvakantie besliste het kernkabinet dan dat er in de cardiologie 16 miljoen euro moet worden bespaard. Dat begrijp je toch niet?

U kunt er toch niets op tegen hebben dat elke Vlaming op redelijke afstand van een hartcentrum woont?

Moens: Het gaat me om het prijskaartje. Bovendien wordt hetzelfde aantal behandelingen dan over meer artsen verspreid, waardoor die minder ervaring opdoen en de kwaliteit dreigt te dalen. Tegenwoordig is dat een argument dat in veel domeinen van de gezondheidszorg wordt gebruikt, maar er zit wel een grond van waarheid in. Daarom zouden ziekenhuizen ervan moeten afstappen om alles te willen doen. Natuurlijk moet iedereen op aanvaardbare afstand van een ziekenhuis wonen, zodat je bijvoorbeeld geen twee uur door de file moet met een appendix die op springen staat. Maar dat wil niet zeggen dat elk ziekenhuis elke specialisatie moet aanbieden, want dan maak je onverantwoorde kosten. Ik weet dat dit geen populaire boodschap is, maar op den duur zal het niet anders kunnen.

Onlangs bleek uit een onderzoek van het socialistische ziekenfonds dat Belgen amper nog bereid zijn tot solidariteit met onder meer ouderen en terminale patiënten.

Moens: Dat vond ik onthutsend. (denkt na) Mensen denken altijd dat het hen nooit zal overkomen. Maar dat is natuurlijk niet zo. Ziekte kan iedereen overkomen. Soms heel snel en onverwacht. Daar moeten we de mensen nog meer op wijzen.

Eigenlijk verbaast dat gebrek aan solidariteit me niet echt, want ik word geregeld met de symptomen ervan geconfronteerd. Vorig jaar nog kregen de ziekenfondsen de boodschap dat ze twintig miljoen euro moesten besparen op hun administratie. Maar ze kwamen met een alternatief op de proppen: alle medicijnenvoorschriften hyperstrikt controleren. Zelfs een papier dat twee millimeter langer was dan het officiële werd geweigerd. Sommige patiënten hebben hun medicijnen maandenlang moeten missen. Echt onvoorstelbaar. Als ziekenfondsen, die er zijn om hun leden te beschermen, al zo ver durven te gaan, is dat echt wel een teken aan de wand.

U bent duidelijk niet zo’n fan van ziekenfondsen.

Moens: Vindt u dat gek? Veel mensen hebben al lang niet meer het gevoel dat ze door hun ziekenfonds worden verdedigd. Jaren geleden hebben wij al voorgesteld om de Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen, die straks vijftig jaar bestaat, te vervangen door een platform waar artsen met patiënten praten in plaats van met de ziekenfondsen. Maar die laatste beweren natuurlijk dat zij, en zij alleen, de patiënten vertegenwoordigen.

De voorbije jaren is het artsenberoep in ijltempo veranderd en vervrouwelijkt. Groepspraktijken zijn tegenwoordig meer norm dan uitzondering en artsen hebben meer aandacht voor hun houding tegenover de patiënt. Gaat het de goede kant op?

Moens: De opleiding die jonge artsen vandaag krijgen, is in elk geval helemaal anders dan in onze tijd. Er wordt nu binnen een economisch kader over voorschrijfgedrag gepraat, terwijl wij in de golden sixties geen moment stilstonden bij de kostprijs van onze onderzoeken en behandelingen. Er wordt tegenwoordig ook veel aandacht besteed aan communiceren met de patiënt. Op zich is dat een goede zaak, maar we moeten er wel over waken dat we geen sociaal assistenten vormen. Wij zijn en blijven artsen, die in de eerste plaats moeten weten hoe we iemand kunnen genezen. Sommige artsen-professoren lijken dat te vergeten. Heel gevaarlijk vind ik dat.

DOOR PATRICK MARTENS EN ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘De dag dat onze honoraria worden verdubbeld, schaffen we de ereloonsupplementen af.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content