Weinig politici liggen zo vaak en zo hard onder vuur als Johan Vande Lanotte, SP.A-boegbeeld en minister van Economie in de federale regering. Veel kan die kritiek hem niet schelen: ‘Mijn werk is belangrijk, niet mijn goede naam.’ Een gesprek over de keuze op 25 mei, de beschotten tussen privé en politiek, en plannen op te lange termijn. ‘We zijn geobsedeerd door de vergrijzing.’

‘U treft mij op een historische dag’, lacht Johan Vande Lanotte. ‘Het is vandaag Tax Community Day, de dag dat we voor de gemeenschap, en dus voor onszelf, beginnen te werken.’ De minister van Economie ontvangt op donderdag 6 maart, in het Thermae Palace Hotel van Oostende. Een beetje vergane grandeur, met her en der betonrot, maar de nieuwe beheerders maken zich sterk dat ze de zaak kunnen vernieuwen. Het is de perfecte metafoor voor de SP.A.

Al moet het gezegd, Vande Lanotte heeft het lef om de ouderwets sociaaldemocratische boodschap te herhalen: waarom het goed is belastingen te mogen betalen. ‘Volgens de liberalen werken we tot 6 juli voor de staat’, zegt hij. ‘Maar als we kijken hoeveel van ons belastinggeld rechtstreeks terugvloeit naar de mensen, dan werken we maar tot 6 maart voor de staat. Tot vandaag, Tax Community Day, hebben we inderdaad voor de overheid gewerkt: voor de politie, voor het gerecht, het afbetalen van de staatsschuld ook. Vanaf vandaag werken we voor ons allemaal: voor het kindergeld, voor de pensioenen, geld dat rechtstreeks bestemd is voor de mensen.’

De laatste jaren hebben weinig socialisten dat nog zo duidelijk durven te zeggen.

JOHAN VANDE LANOTTE: Ik zeg dat overal waar ik ga spreken. Betalen wij veel belastingen? Gelukkig wel. Betalen wij té veel? Inderdaad. In 2007 had België een overheidsbeslag van 48 procent. Er was geen enkele socialist die toen alarm sloeg omdat het meer moest zijn. Maar goed, sinds de bankencrisis is het overheidsbeslag verhoogd. Dat moet terug naar beneden.

Dat verwijt van ‘belastingregering’ hebben de partijen van Di Rupo I wel als een wals over zich heen laten rollen.

VANDE LANOTTE: En dat frustreert. Als iemand roept dat we te veel belastingen betalen, geven we die per definitie gelijk.

Dat een PS’er premier is, helpt ook niet in het bestrijden van het imago dat Di Rupo I een verzameling van tollenaars is. U kon dat zien aankomen. Al in 2007 waarschuwde u in DeMorgen dat een Franstalige premier moeilijk ligt bij de Vlamingen.

VANDE LANOTTE: Het is gelukkig aan het beteren. Wij waren in het begin niet op ons gemak met Elio als premier. Ik was bang, maar nu niet meer. De keuze is vandaag overduidelijk. Het zal op 25 mei gaan over de vraag of er nog socialisten in de regering zitten, of niet. Want als de N-VA straks de dominante kracht wordt van de volgende regering, krijg je natuurlijk een rechts beleid. Zonder socialisten. Wie van de andere partijen ook hun coalitiepartner wordt.

Deze verkiezing zal dus niet over Kris Peeters gaan?

VANDE LANOTTE: Nee. Om de simpele reden dat de CD&V er toch altijd bij is. Ik weet dat dit vaak strategische praatjes zijn, maar dit keer is het echt zo. Wie gaat er straks kunnen regeren zonder CD&V? Leg dat eens uit.

Het is een originele boodschap: wie voor Kris Peeters is, moet voor Johan Vande Lanotte stemmen.

VANDE LANOTTE: Dat maakt u ervan. Maar het is wel de realiteit voor wie wil dat Vlaanderen zijn sociale welvaart behoudt.

Peeters II heeft met zijn ‘stilstandregering’ geen schitterend palmares verzameld. Dat verwijt treft ook uw partij.

VANDE LANOTTE: De Vlaamse regering heeft haar consensus verloren in het onderwijsdebat. CD&V en SP.A zitten ongeveer op dezelfde lijn. Wouter Beke verdedigt in wezen de visie van Pascal Smet. De N-VA draagt zelfs geen argumenten meer aan, die wil gewoon niet. Dan zit je als minister inderdaad strop. Dat heeft ons imago immens geschaad. Vervolgens is de N-VA andere dossiers beginnen te blokkeren, ook al omdat men wilde beletten dat Kris Peeters te veel zou scoren. En op onderlinge vergaderingen van de kabinetten is ons woordelijk gezegd dat de N-VA niet wilde dat de SP.A kon scoren op onderwijs.

Zou het niet kunnen dat Bart De Wever gewoon meende wat hij zei: dat hij het klassieke onderwijs nu eenmaal het beste vindt?

VANDE LANOTTE: Fundamenteel vinden ze inderdaad dat het volstaat dat dertig tot veertig procent van de leerlingen het goed doet. Dat is de visie van Theodore Dalrymple (Brits auteur en inspirator van De Wever, nvdr), die letterlijk schrijft dat er nu eenmaal mensen zijn die niets meer moeten kunnen dan vriendelijk hun hoed afnemen. Dat past in zijn wereldbeeld: die dompelaars, dat drinkt en zuipt, we moeten vooral zorgen dat ze ons niet te veel voor de voeten lopen.

U hebt inmiddels uw eigen ‘anti-Dalrymple’ gevonden, in de persoon van de zwarte Amerikaanse pedagoog Geoffrey Canada. Waarom inspireert hij u?

VANDE LANOTTE: Omdat Canada vertrekt van dezelfde vaststelling als Dalrymple: er is veel ongelijkheid, veel geweld, er zijn veel ouders die hun verantwoordelijkheid niet nemen en kinderen die verloren lopen. Canada werd wanhopig toen zijn 14-jarige dochter hem aansprak over voorbehoedsmiddelen. Maar hij reageert heel anders dan Dalrymple. Canada vindt dat wij die situatie niet kunnen aanvaarden. Daarom bouwde hij in Harlem een ‘school na de school’ uit, waarin hij jongeren bezighoudt met kleine klussen, om ze zo kansen voor de toekomst te geven. Maar je komt er alleen maar in als je iets wilt doen.

Voor wat, hoort wat.

VANDE LANOTTE: Je kunt inderdaad zeggen: zeer paternalistisch. Maar zijn boodschap is vooral: we willen er u weer bovenop brengen. Toen Obama president werd, heeft hij aan Canada gevraagd of hij zijn adviseur onderwijs wilde worden. Hij antwoordde: ‘Nee, want ik heb belangrijker werk. Ik moet mijn school runnen. (lacht) Dat is het verschil, ziet u: Dalrymple misprijst gewone mensen, Canada ziet ze graag. Hij is een fantastische man.

Maar vertolkt de N-VA met dat Dalrymple-discours niet de mening van veel Vlamingen?

VANDE LANOTTE: Excuseer, want nu komt de vlam in mijn betoog. Altijd als ik ga spreken, is dit mijn boodschap: Vlaanderen is ook van ons. Het is niet omdat er een partij is die dertig procent haalt, dat die partij ervan uit mag gaan dat iedereen denkt zoals zij. Het is niet omdat wij maar vijftien procent hebben, dat wij ons er zomaar bij neer moeten leggen dat de Vlaming niet openstaat voor onze boodschap.

VANDE LANOTTE: Stevaert zei: ‘Vlaanderen zit vol socialisten maar ze weten het nog niet.’ Dat is iets anders dan: ‘Heel Vlaanderen denkt zoals ik.’ In een democratie leven per definitie verschillende opinies. En de N-VA’ers hebben het volste recht om extreemconservatief en superliberaal te zijn. Ze mogen sociale afbraak bepleiten zo veel ze willen. Maar ze hebben niet het recht, zo lang ze geen 99 procent van de stemmen hebben, om wie niet denkt zoals zij een slechte Vlaming te noemen.

U volgde Stevaert op als voorzitter. Dat was geen succes.

VANDE LANOTTE: Ik zou het vandaag anders doen. Ik heb het voorzitterschap onderschat. Ik ben geen geboren frontrunner, ik ben een goede tweede man. Dat is mijn ideale positie. Steve was een frontrunner. Ik zat op de tweede rij, klaar om hem te helpen. Steve zei dat we het kijk- en luistergeld afschaften. En vervolgens heeft Vande Lanotte met iedereen onderhandeld om dat geregeld te krijgen. Maar ik was niet de goede voorzitter. Een andere les die ik uit die periode heb getrokken, is dat een partij voor langere tijd moet worden geleid door één persoon. Je kunt niet om de twee, drie jaar een nieuwe voorzitter aanwijzen.

Dus ook als Bruno Tobback de verkiezingen zou verliezen, vindt u dat hij voorzitter moet blijven? Willy Claes twijfelt daaraan.

VANDE LANOTTE: Eigenlijk vind ik dat wel, ja. Ik heb uit scha en schande geleerd dat te veel voorzitterswissels niet goed zijn.

Veel SP.A’ers zeggen: wat de partij nodig heeft, is iemand met het profiel van Daniël Termont. Hij belichaamt als geen ander het socialisme.

VANDE LANOTTE: Daniël is een fantastische kerel. Maar ik denk dat Bruno beter standhoudt in nationale debatten. En mag ik toch benadrukken dat er politici zijn die niet het grote charisma hebben, maar die toch uitstekende electorale resultaten boeken? Ik zelf heb een aantal slechte verkiezingen achter de rug, maar ik heb er ook al een paar met veel klank gewonnen. Mag ik jullie er opmerkzaam op maken dat ik 30 procent haalde in mijn arrondissement en 35 procent in mijn kanton? We hadden in 2012 een slechte verkiezing in Oostende. Wel, de SP.A haalde toen 32 procent.

Dat is een van de raadsels van Vande Lanotte: waarom slaagt u erin in Oostende te doen wat nationaal niet kan?

VANDE LANOTTE: Ik ben hier in 1991 komen wonen, en al in 1994 hebben we de gemeenteraadsverkiezingen gewonnen. Sindsdien hebben we die stad echt veranderd. En dat in bijzonder zware omstandigheden, na de sluiting van de Regie voor Maritiem Transport. Wat is dat, ons geheim van Oostende? (fel) Dat wij dag en nacht gewerkt hebben. Iedere zaterdag van acht uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds. Elke politicus van iedere partij kan elke zaterdag hard werken, hè? Alleen staat niet iedereen graag even vroeg op als ik.

Als het zo logisch is, waarom krijgt u dan zo veel kritiek?

VANDE LANOTTE: Het is de logica zelf dat ik onder vuur lig. In 2000 behalen we met de SP.A de absolute meerderheid in Oostende. Zes jaar lang probeert de oppositie ons op alle manieren te pakken. Jean-Marie Dedecker blonk daarin uit, maar ook Groen deed flink mee. Het resultaat was dat in 2006 onze absolute meerderheid alleen maar groter werd. Wat via de verkiezingen niet lukte, de SP.A uit het bestuur krijgen, probeert men nu op een andere manier.

Waarom zouden de twee VRT-journalisten die het boek De Keizer van Oostende schreven, meestappen in een lokale vete? Er is toch meer aan de hand.

VANDE LANOTTE: Het gaat in dat boek ook niet om de Oostendenaar Vande Lanotte, maar om de socialist. In december 2011 kondig ik als nieuwe minister van Economie aan dat ik de energieprijzen wil verlagen. Toen in april 2012 De Keizer van Oostende er lag, heb ik meteen uitgever Van Halewijck gecontacteerd: ‘André, er staan massa’s fouten in je nieuwe boek.’ Ik geef hem het voorbeeld van Willy Bosman, de ceo van Electrabel, die op de ministerraad in Gembloux aanwezig geweest zou zijn. Dat was niet zo. Van Halewijck antwoordt mij: ‘Dat is vreemd, want’ – en nu citeer ik hem letterlijk – ‘de vier mensen van Electrabel die geholpen hebben bij het schrijven van het boek, bevestigen dat hij daar wel was.’ Ik viel van mijn stoel. De minister van Economie wil ingrijpen op de energieprijzen, en dan verschijnt er een boek tegen hem waaraan mensen van Electrabel hebben meegewerkt.

Electrabel neemt het u ongetwijfeld kwalijk dat u de plannen voor zijn windmolenpark in zee hebt gedwarsboomd ten gunste van een project met Electrawinds. En van dat bedrijf bent u voorzitter geweest.

VANDE LANOTTE: Ook dat klopt niet. Ik was en ben voorstander van windenergie. Maar niet op drie kilometer van de kust. Elke enquête leert dat minstens de helft van de kustbewoners gekant is tegen windmolenparken die te zichtbaar zijn. Daarom vind ik het ook niet verantwoord om miljarden te investeren in projecten waarvan iedereen weet dat die toch bij rechtbanken en de Raad van State aangevochten worden. Als dat betekent dat we Electrabel hebben moeten afremmen in plannen waarmee ze graag waren doorgegaan, dan is dat zo. Blijkbaar heeft dat bedrijf mij dat kwalijk genomen.

De SP.A heeft ervoor gezorgd dat er, als alternatief voor kernenergie, massaal geïnvesteerd wordt in hernieuwbare energie. U hebt van die plannen bij Electrawinds de vruchten geplukt.

VANDE LANOTTE:(protesteert) Wacht even. Bij Electrawinds vertegenwoordigen de offshore-windmolens slechts vijf procent van de bedrijfsactiviteiten. Na mijn ontslag als vicepremier, in 2005, heb ik bovendien twee volle jaren gewacht met het opnemen van mijn mandaat bij Electrawinds. Dat is meer dan de Europese regels vereisen. En waarom zou ik het niet gedaan hebben? Global Green Tech, een Amerikaanse organisatie, rangschikte Electrawinds bij de honderd beste milieubedrijven ter wereld, als enige Belgische onderneming.

Hoe kwam dat bedrijf na uw vertrek dan in slechte papieren?

VANDE LANOTTE: Omdat er vanaf midden 2012 een fundamenteel wantrouwen is ontstaan tussen de aandeelhouders. Dat is een drama voor elk bedrijf. Meer moet men er ook niet achter zoeken. Er is slechts één aspect in mijn relatie met Electrawinds dat ik vooraf niet had ingeschat maar dat achteraf mijn imago wel heeft geschaad: in 2007 had ik nooit verwacht dat ik in 2011 opnieuw minister zou zijn.

Zeker niet van Economie en de Noordzee.

VANDE LANOTTE: Van niks. In 2007 wilde ik niet de schoonmoeder zijn van mijn opvolgster. Ik wilde echt afstand nemen van de partij en zelfs van de politiek. Daarna heeft het lot anders beschikt. Maar ik kan nog altijd zeggen dat ik nooit een beslissing heb genomen waarvan ik achteraf moest toegeven: ‘Dit had ik eigenlijk niet mogen doen.’

Is dat zo? In Dagboek van een politieke crisis zegt u over uzelf: ‘Einde 2007 ben ik voorzitter geworden van de raad van bestuur van Electrawinds. In mei 2010 heb ik ontslag genomen, een maand voor de verkiezingen. Ik wilde niet dat er verwarring zou ontstaan of ik namens de SP.A sprak of namens Electrawinds.’

VANDE LANOTTE: Ik deed dat omdat Electrabel op dat moment een hoofdpunt was in onze SP.A-campagne. En men moest dus weten dat ik dat standpunt innam als boegbeeld van mijn partij, en niet als voorzitter van Electrawinds.

En nu komt het. Vervolgens schrijft u: ‘Mijn interesse voor alternatieve energiebronnen is gebleven. En ik doe nog geregeld iets voor Electrawinds.’ Dus eerst neemt u formeel ontslag. Dan ‘doet u nog geregeld iets’. En achteraf bent u verbaasd dat het publiek niet pikt dat u naar hartenlust van pet wisselt.

VANDE LANOTTE:(haalt de schouders op) U verwijt mij dat ik altijd openlijk heb gecommuniceerd? Ik heb inderdaad publiek aangekondigd dat ik opnieuw consultant was van Electrawinds. Dat heeft geduurd van na de verkiezingen van 2010 tot ik minister werd in december 2011. Toen is alles definitief gestopt. Maar tegen geruchten en beeldvorming kan men toch niet op. Dit land kan niet goed om met een politicus die in de privé werkt. Elders juicht men dat toe, in Vlaanderen ligt dat lastig.

Zowel John Crombez als Freya Van den Bossche, allebei partijgenoten van u, zeggen naar aanleiding van uw dossier: ‘Wij willen hogere beschotten tussen privé en politiek.’

VANDE LANOTTE: Ik versta dat. Als men afspreekt dat het in de toekomst anders moet zijn dan ik de voorbije jaren heb gedaan, zal ik mij naar die nieuwe regels plooien. Het enige wat ik nooit zal aanvaarden, is een cumulverbod tussen mijn academisch werk aan de universiteit met een politiek mandaat. Dan neem ik meteen ontslag uit de politiek.

U geeft te verstaan: als het moet dan moet het, maar ik ben eigenlijk niet voor die beschotten.

VANDE LANOTTE: Ik kan toch moeilijk zeggen dat ik die voorstellen fantastisch vind als ik zelf beide cumuleerde? Maar ik zie de noodzaak ervan wel in. Ik heb altijd gehandeld op een manier die correcter is dan de Europese regels voorschrijven. En toch is er die zogenaamde zweem van belangenvermenging. En het is nog niet gedaan, want er gaat nog een boekje van Marc Descheemaecker verschijnen.

U verwacht blijkbaar een opvolger van De Keizer van Oostende?

VANDE LANOTTE: Op 4 juli 2013 bevindt Europarlementslid Saïd El Khadraoui zich als rapporteur van de Commissie Infrastructuur van het Europees Parlement in Wenen. Samen met de toenmalige ceo’s van de NMBS zit hij op de bus naar het Sofitelhotel. Tijdens die rit begint Marc Descheemaecker tegen El Khadraoui over zijn eigen herbenoeming bij de NMBS: ‘Anders ga ik in april 2014 een boek schrijven tegen de SP.A.’ Hij heeft er zelfs aan toegevoegd: ‘Het zal de SP.A procenten kosten.’ Dat is dus chantage. En blijkbaar vrezen sommigen dat de SP.A ook na 25 mei weer iets te zeggen zal hebben. Anders zouden ze zoveel boekskes over mij niet volschrijven.

Maar waarom bent ú het altijd die wordt verdacht van belangenvermenging?

VANDE LANOTTE: Omdat van een socialist minder gemakkelijk wordt aanvaard dat hij in Vlaanderen iets te zeggen heeft.

Zo maakt u van een beschuldiging een compliment.

VANDE LANOTTE: Maar het is toch zo? Denkt u dat men die boekskes zou schrijven als ik niet zo veel stemmen zou hebben gekregen, of als ik een brave meeloper zou zijn in de regering? No way.

Stefaan De Clerck (CD&V) zei onlangs in Knack: ‘Ik ben blij dat ik heelhuids uit de Wetstraat ben geraakt.’ Hij is opgelucht dat zijn reputatie intact bleef.

VANDE LANOTTE: Als ik de Wetstraat verlaat, zal mijn eerste bekommernis toch zijn of ik daar iets heb kunnen realiseren, niet hoe het gesteld is met mijn reputatie. Mijn werk is belangrijk, niet mijn goede naam. Hoe de mensen over mij denken, interesseert mij niet.

Wanneer ziet u uw politieke vervaldatum?

VANDE LANOTTE:(grijnst) De mensen met wie ik samenleef, worden al zenuwachtig als ze horen dat ik minder zou gaan werken. Ik ben niet zo geschikt om weinig te doen. In 2007 heb ik bewust willen stoppen met politiek, en in 2011 ben ik er door omstandigheden weer tegenaan gegaan. En bij die nieuwe overstap heb ik alle banden met de privésector doorgeknipt. Het was een weloverwogen keuze dat ik mijn partij liet weten dat ik opnieuw beschikbaar was. Maar dat heb ik inderdaad niet gedaan om al drie jaar later opnieuw te stoppen.

U bent de laatste overlevende van de Teletubbies, het kwartet Stevaert-Janssens-Vandenbroucke-Vande Lanotte dat de SP.A in 2003 naar een groot maar kortstondig succes leidde. Waarom bent u er nog, en zij niet?

VANDE LANOTTE: Toeval. In 2007 leek het erop dat Patrick Janssens en Frank Vandenbroucke de laatste overlevenden waren. Nu ben ik het.

U hebt Frank Vandenbroucke ooit diets gemaakt dat zijn politieke toekomst voorbij was. Was dat nodig?

VANDE LANOTTE: In september 2008, toen Vandenbroucke nog Vlaams viceminister-president was, hebben we een lang gesprek gehad waarin ik hem heb gezegd: ‘Zoals het nu gaat, heeft het geen zin.’ Frank leefde totaal in onmin met de lijn van de partij. Hij zag álles anders.

Vandenbroucke is verwijderd in 2009. Vijf jaar later betaalt de SP.A er nog altijd een prijs voor.

VANDE LANOTTE: Wat telt, is dat een viceminister-president in harmonie met zijn partij werkt. Anders gaat het niet meer. Ik heb Frank dus gezegd: ‘Luister eens, ik ben ook als voorzitter moeten stoppen omdat het niet meer ging. Nu zit jij in die situatie. Zoek iets anders.’ Als je boven de vijftig bent, moet je je ten dienste stellen van de partij. Dan moet je aanvaarden dat de jonge mensen gelijk hebben, zelfs al hebben ze ongelijk. Maar dat is niets voor Frank. Zijn vertrek heeft in onze partij zeker een gat geslagen. Hij was meer wetenschapper aan het worden dan dat hij nog politicus was.

En hij schreef Open Brieven over de vergrijzing waarvan de hinderlijke inhoud toenmalig SP.A-voorzitter Steve Stevaert stevig ergerde.

VANDE LANOTTE: De eerste Open Brief heb ik samen met Vandenbroucke geschreven. Als ik die nu herlees, stel ik vast: we waren geobsedeerd door de vergrijzing. En we zijn dat nog altijd. Die obsessie is alleen te vergelijken met de bewustzijnsvernauwing van de Fransen toen ze in de jaren dertig de Maginotlinie bouwden. Ze dachten dat daar zou worden gevochten, volgens de wetmatigheden van de Eerste Wereldoorlog. In 1940 bleek dat de Maginotlinie geen nut meer had. De vergrijzing is onze Maginotlinie: ook al is de werkelijkheid veranderd, we zijn blijven steken in oude inzichten en achterhaalde conclusies.

Zegt de man die speciaal voor die vergrijzing het Zilverfonds heeft opgericht.

VANDE LANOTTE: Inderdaad, ik dacht zo ook.

Wat zagen wij met z’n allen dan over het hoofd, verblind als we waren door de vergrijzing?

VANDE LANOTTE: De vergroening. De jeugd. Bij de Vlaamse regeringsvorming van 2009 zag men ineens dat er te weinig scholen waren. Dat kon alleen omdat echt niemand had gezien dat er zich al vijf tot zes jaar een verjonging van de samenleving aan het voltrekken was. Terwijl die trend best voorspelbaar was. Door de migratie en doordat de vorige generatie vrouwen begonnen is hun kinderwens wat uit te stellen, zijn er vandaag opnieuw veel meer kinderen dan vroeger. De bevolkingsprognoses van 2008 moesten al in 2011 helemaal herzien worden.

Maar er waren ook de officiële projecties van de Vergrijzingscommissie. Die dienden toch als basis voor het beleid?

VANDE LANOTTE: Ik herinner me nog welke conclusies wij uit die rapporten van goed tien jaar geleden moesten trekken. De werkloosheid zou vanzelf verdwijnen, want alle ouderen zouden met pensioen gaan, en bij gebrek aan voldoende jongeren zouden we extra arbeidskrachten moeten importeren uit het buitenland. Daar is dus níéts van juist gebleken. Vijf jaar later weten we dat de bevolking stijgt. België heeft in relatief korte tijd een miljoen inwoners erbij gekregen. En waarom werken die langetermijnprojecties niet? Heel simpel: omdat de wereld verandert. Je kunt de toekomst niet berekenen met parameters uit het verleden.

Is het cynische besluit dan dat je in de politiek geen langetermijnvisie kunt ontwikkelen?

VANDE LANOTTE: In de politiek moet je altijd denken in een termijn van vijftig jaar en handelen in een termijn van vijf jaar. Anders beland je bij de meerjarenplannen van de Sovjets. En die zaten er altijd naast. En dus herhaal ik met klem: niet de vergrijzing, wel de vergroening is het grote probleem. Als we erin slagen om de jongeren goed op te leiden en behoorlijk te integreren, dan hebben we het probleem van de vergrijzing automatisch opgelost.

Vandaar uw hernieuwde aandacht voor de strijd tegen kinderarmoede?

VANDE LANOTTE: Inderdaad. We weten van elke baby hoe lang die is, hoeveel die weegt, we kennen zelfs de precieze omvang van de schedel. Maar zodra mijn baby naar de kleuterklas gaat, vermindert onze kennis. Kleine ontwikkelingen worden niet meer gemeten en geregistreerd. De CLB’s hebben niet de opdracht en de middelen om, naar analogie van wat Kind en Gezin doet bij baby’s, van alle kleuters nauwkeurige statistieken bij te houden over hun intellectuele en sociale evolutie. En toch is dat essentieel voor de toekomst.

U wil een ‘Kind & Gezin 2.0’ voor kleuters en kinderen?

VANDE LANOTTE: Inderdaad. We moeten ervoor zorgen dat veel meer kinderen dan vandaag meekunnen in het middelbaar onderwijs. Als we dat niet doen, mogen we besparen wat we willen, dan zullen we de vergrijzing toch niet kunnen betalen. En dat zou ik u tien jaar geleden niet gezegd hebben.

DOOR WALTER PAULI EN JOËL DE CEULAER, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Ik heb nog nooit een beslissing genomen waarvan ik achteraf moest toegeven: dat had ik eigenlijk niet mogen doen.’

‘Daniël Termont is een fantastische kerel. Maar ik denk dat Bruno Tobback beter standhoudt in nationale debatten.’

‘Blijkbaar vrezen sommigen dat de SP.A ook na 25 mei weer iets te zeggen zal hebben. Anders zouden ze zoveel boekskes over mij niet volschrijven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content