De afgelopen maanden was het relatief rustig in Afghanistan. Maar dat er voor of tijdens de ‘Dagen van Massoud’ en de eerste herdenking van ‘elf september’ iets zou gebeuren, wist iedereen.

De week begon goed met allerlei gunstige berichten. President Hamid Karzai mocht voor het oog van de camera de eerste poliovaccinatie toedienen, in het kader van een nieuwe campagne tegen deze ziekte. Hij was vervolgens niet meer uit het publieke domein ver- dwenen. Was het niet om een bijeenkomst van journalisten toe te spreken, dan wel om op de Afghaanse televisie aan te kondigen dat er zeer binnenkort nieuw papiergeld op de markt komt. Ook moest hij een gestage stroom buitenlandse gasten ontvangen, die allemaal langs het presidentiële paleis werden gereden om Karzai de hand te schudden.

Donderdagavond vijf september was het feest voorbij. Karzai ontsnapte die dag ternauwernood aan een aanslag op zijn leven. Tijdens een ritje in een open wagen door het centrum van Kandahar opende een van de veiligheidsmensen van de gouverneur van de provincie opeens het vuur op de president. De schutter wist Karzai in de arm te raken. Hij werd vrijwel onmiddellijk daarna doodgeschoten door een van Karzais Afghaanse en Amerikaanse lijfwachten. In aller ijl vertrok de karavaan van hoogwaardigheidsbekleders en journalisten met het vliegtuig terug naar Kabul. Daar wachtte hen een nare verrassing: om drie uur ’s middags was in het centrum van de hoofdstad een autobom ontploft. 26 mensen kwamen daarbij om het leven.

De autobom, verstopt in een geparkeerde auto voor een snoepkraampje, kwam tot ontploffing tijdens de drukste uren van de week, op donderdagmiddag wanneer de kantoren dichtgaan en iedereen boodschappen doet voor de vrije vrijdag. De plek kon niet symbolischer, op een pleintje in het midden van de stad, schuin voor de deur van het ministerie van Communicatie en Cultuur, dat wordt geleid door de vooruitstrevende minister Makhdoom Raheen. Raheen ligt al weken van alle kanten onder vuur. De conservatieven verwijten hem dat hij het land in het verderf stort door een vrije pers toe te staan, terwijl de progressieven hem persbreidel en conservatisme verwijten. Op het plein voor de deur van het ministerie had zich in de afgelopen maanden een markt ontwikkeld, een eenvoudig symbool van wat er hier sinds de val van de Taliban veranderd is. Een jaar geleden waagde zich maar weinig volk op straat. Een enkeling stond met een stalletje met wat moeizaam uit Pakistan gehaalde waren een schamele boterham te verdienen. De rest van de bevolking hield zich zoveel mogelijk schuil.

Tegenwoordig verdringen mannen en vrouwen zich langs de vele kramen op straat. Honderden jongens hebben hun koopwaren op het trottoir uitgespreid; van zonnebrillen tot Bic-pennen en van horloges tot Indiase films op dvd. Wie het zich kan veroorloven, heeft de traditionele chalwar kamiz vervangen door moderne jeans en een overhemd in westerse snit, het mobieltje nonchalant in de borstzak. Veel vrouwen hebben de burka afgelegd en dragen moderne ensembles die het lichaam bedekken, maar handen en voeten vrij laten. Lange, meest witte sjaals wapperen langs hun gezichten. Ze lachen en stralen een nieuw zelfbewustzijn uit.

TALIBAN EN PATHANEN

Op de avond van de vijfde september werpen de koplampen van af en aan rijdende politiebusjes grote lichtbundels door de ramen in het kantoor van generaal Annan, plaatsvervangend commandant van het garnizoen van Kabul. Hij heeft een grote vergadering belegd met alle vijftien commandanten van de politiedistricten in de stad en met de coördinator van ISAF (International Security Assistance Force), de Nederlandse kolonel Henk de Koff. ‘Dit is nog maar het begin’, mompelt Annan. Hij is ongerust. Politiechef Chalili zit op de bank tegenover Annans bureau en bijt op een nagel. De inlichtingendienst voorspelde al dat de Kabulse veiligheidstroepen zich moesten voorbereiden op een aanslag. ‘Gulbuddin of al-Qaeda’, mompelt Chalili. Annan knikt. Het gevaar dreigde van de terreurgroep van al-Qaeda, die zich in het traditionele gebied van de Pathanen en in Pakistan aan het hergroeperen is. Daarnaast speelt Gulbuddin Hekmatyar nog altijd een rol, een voormalige strijdmakker van Ahmed Shah Massoud, die zich tien jaar geleden afwendde van zijn kameraden en sindsdien zijn eigen strijd om invloed, geld en macht voert. Hekmatyar kan rekenen op de steun van voormalige Talibanstrijders en de vele Pathanen die ongelukkig zijn met de uitkomst van de Grote Wetgevende Vergadering (Loya Jirga) van juni van dit jaar.

Het was misschien ook te rustig, de afgelopen maanden. Allerlei grootschalige gebeurtenissen als de terugkeer van de ex-koning en de Loya Jirga in juni zijn zonder noemenswaardige incidenten verlopen. In de afgelopen weken knalden er hier en daar een paar bommetjes, maar dat waren rotjes in vergelijking met de autobom van 35 kilo TNT van donderdagmiddag.

Die donderdagavond zijn de gewoonlijk zo drukke straten in het centrum uitgestorven. Er is niets te merken van het feit dat voor de anderhalf miljoen inwoners het weekeinde is begonnen. De volgende ochtend is de Nederlandse kolonel er nog minder gerust op. Die nacht heeft hij van de inlichtingendienst te horen gekregen dat dit pas het beginoffensief is. Honderden militairen patrouilleren op straat. Ze houden alle auto’s aan en kijken onder elke motorkap. Het blijft evenwel rustig.

Bommen of niet, de wederopbouw gaat in Kabul intussen op alle niveaus door. Amerikaanse militairen trainen Afghaanse rekruten voor het nieuw opgerichte Afghaanse Nationale Leger. ISAF- militairen van de vredesmacht patrouilleren door de straten om de bevolking een veilig gevoel te geven. Hulporganisaties verdringen zich om de laatste school die nog moet worden opgeknapt onder handen te nemen en de eerste vooruitziende entrepreneur heeft inmiddels een internetcafé geopend, waar het volk elke dag rijen dik voor de deur staat.

Ook de vluchtelingen keren terug. In Pul-i-Chargi vangt de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties Afghaanse families op die terug willen keren naar hun dorpen en huizen. Ayanee is team- leader van de Afghaanse staf in het UNHCR-repatriëringskamp van Pul-i- Chargi even buiten Kabul. Hij geeft een rondleiding door het vrijwel uitgestorven kamp, een open vlakte waar wind en zon vrij spel hebben. Die dag is maar een handjevol families door de officiële repatriëringsmachine gegaan. Hij vertelt hoe de repatriëring in het land van vertrek aanvangt, dat wil zeggen in Pakistan of in Iran. In een officieel repatriantenkantoor wordt van elke familie gecontroleerd of zij wel echte vluchtelingen zijn. Wie voor deze test slaagt, wordt met het nodige papierwerk op pad gestuurd.

In de voetsporen van de meer dan driekwart miljoen Afghanen die door dit repatriëringscentrum zijn gekomen, lopen we langs verschillende loketten. Eerst passeren we een uitstalling van landmijnen en onontplofte bommen en granaten, daarna volgt het punt waar alle kinderen vaccinaties ontvangen tegen polio en mazelen. Ten slotte komen we bij de loodsen waar eten en hulpgoederen liggen opgestapeld. Een zak rijst van vijftig kilogram voor elk gezin tot acht personen, een blok ruwe zeep van een kilogram, twee grote stukken plastic om een tentje mee te bouwen en een stuk flanel dat vrouwen kunnen verknippen tot maandverband krijgt iedereen gratis mee. ‘Tot voor kort stelden we ook jerrycans ter beschikking, maar we zijn door onze voorraden heen’, vertelt Ayanee. Het gaat snel met de repatriëring. De UNHCR had het aantal naar huis terugkerende Afghanen tot 1 januari 2003 begroot op 1,6 miljoen personen. In augustus waren er al 1,2 miljoen binnengekomen, in totaal worden er tot 1 januari 1,8 tot 2 miljoen Afghanen verwacht.

‘Op 11 september werkte ik in een vluchtelingenkamp van de VN in Pakistan’, vertelt Ayanee. ‘Ik heb slechte herinneringen aan die dag. De Pakistaanse regering had besloten ons kamp te ontruimen en iedereen terug te sturen. Die dag hadden we een konvooi op de weg van vierhonderd families. Zij hebben op de plaats van bestemming geen enkele hulp ontvangen. Tegen de tijd dat ze aankwamen, was iedereen zo geschrokken van de gebeurtenissen dat de kantoren waren gesloten en de eerste tijd niet meer opengingen. Die mensen zijn toen bijna verhongerd.’

Een jaar later verwoordt Ayanee pregnant wat de meeste Afghanen ervaren: ‘Wij hebben verdriet om de doden die in New York vielen, maar voor ons is 11 september een feestdag, omdat toen onze bevrijding begon.’

Daphne Meijer

Bommen of niet, de wederopbouw in Kabul gaat op alle niveaus door.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content