Wie over het Generatiepact spreekt, spreekt niet alleen over statistieken, maar ook over mensen. Mensen aan het begin van hun carrière, en mensen die hun pensioen zien naderen. Twee generaties, die van de twintigers en die van de vijftigers, lijken met elkaar te botsen. De babyboomers in conflict met hun kinderen en kleinkinderen. In het Knack-Generatiepact komen ze beiden aan het woord over hun job en hun leven. Let op de verschillen, maar ook op de gelijkenissen.

‘de en-en-generatie’ Marketingstrateeg Fons Van Dyck (think/bbdo) bestudeerde de 20’ers

Oudere generaties krijgen er dikwijls kop noch staart aan, maar de twintigers van vandaag vormen wel degelijk een nieuwe generatie, met hun eigen combinatie van nieuwe waarden en verwachtingen. Daarop één label kleven, zoals dat vaak kon met de vorige generaties, lijkt niet gemakkelijk. In een recente Europese studie noemt het communicatiebureau think/bbdo van Fons Van Dyck hen de nieuwe pragmatici ofwel de ‘en-en-generatie’. ‘Ze willen het beste van vele werelden met elkaar combineren’, zegt Van Dyck. ‘Enerzijds doen ze bovenal hun eigen ding – ze zijn superambitieus en heel individualistisch – maar anderzijds hebben ze ook een sterke sociale reflex ontwikkeld, zijn ze verre van egoïstisch en ageren ze tegen elke vorm van onrecht’, zegt Van Dyck.

Ze zijn vooral pragmatisch en dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ze zich zelden vergalopperen. ‘Anders dan de vijftigers geloven ze niet dat ze de wereld gaan veranderen. Ze laten wel van zich horen, maar dan alleen als de eisen concreet zijn en bovendien haalbaar.’

Op de arbeidsmarkt is hun houding niet anders, integendeel, de zorgvuldige berekening waarmee ze op zoek gaan naar het evenwicht tussen werk en andere bezigheden is van een akelige perfectie. ‘De jongeren van vandaag trouwen weer’, merkt Van Dyck op. ‘En ze willen, liefst nog voor hun dertigste, ook een aantal kinderen. Zelfs meisjes die nu pas 21 jaar zijn en partner noch job hebben, kijken daar al naar uit. Daarmee geven ze aan wat bedrijfsleiders ook op de werkvloer vaststellen: ze zijn er niet vies van geld te verdienen, maar het is alleszins geen doel op zich. Deze generatie is ook verre van lui. De meesten vinden het helemaal niet erg om hard te werken, maar op bepaalde momenten moeten ze er even tussenuit kunnen voor hun gezin of hun andere bezigheden.’ Dat het hen met die kinderen menens is, blijkt volgens Van Dyck al uit de stijgende geboortecijfers van de voorbije twee jaar. ‘Demografen stonden voor een grote verrassing, maar wat ik geleerd heb uit de verklaringen van jonge stellen, is dat er wel eens een nieuwe babyboom zou kunnen komen.’ En dat in een tijdperk waarin zowel mannen als vrouwen torenhoge professionele ambities hebben? ‘Vergeet niet dat het om de en-en-generatie gaat. Hun carrière betekent veel, maar niet alles.’

‘Een van de drama’s die met de komst van het Generatiepact dik in de verf werd gezet, is dat veel van degenen die nu op de rand van hun pensioen staan, hun hele carrière bij hetzelfde bedrijf hebben gewerkt’, zegt Van Dyck. ‘Plots moeten ze dan vaststellen dat het voorbij is. Dat zal de twintigers van vandaag niet overkomen. Ze zijn ook niet op zoek naar werkzekerheid, maar naar loopbaanzekerheid.

Alles komt in orde

De snelle opeenvolging van verschillende jobs betekent immers niet dat ze argeloos voorbijgaan aan wat nog komen moet. Studies in functie van de banksector hebben aangewezen dat 80 procent van de jongeren nu al weet dat het wettelijk pensioen voor hem niet zal volstaan. Bijgevolg gaan veel werknemers al op bijzonder jonge leeftijd aan bijkomend pensioensparen doen. Ze hebben dus niet alleen een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor hun eigen succes, ze staan ook stil bij een mogelijk falen.’

Wat opvalt bij veel twintigers is de lange lijst diploma’s die ze op hun cv hebben staan. ‘Dit is hoe dan ook de best opgeleide generatie, maar ook in de vorige generaties waren er al veel studenten die grossierden in diploma’s’, nuanceert Van Dyck. ‘Toch is de motivering daarvoor anders dan in tijden van hoge werkgelegenheid. De twintigers studeren niet om te studeren. Vaak zijn het afgestudeerden die niet meteen werk vinden, zich daar weinig van aantrekken, nog een jaartje langer bij hun ouders blijven wonen en een aanvullende opleiding aanvatten. Ook in hun latere arbeidsleven blijft die houding intact: ze beseffen dat ze morgen misschien werkloos zullen zijn, maar ze geloven tezelfdertijd dat alles wel in orde komt. Twintigers zijn er ook rotsvast van overtuigd dat technologische en wetenschappelijke evoluties onze levens in de toekomst zullen verbeteren.’ Het beste is tenslotte net genoeg.

‘kinderen van de massacultuur’ Trendwatcher Herman Konings (Pocket Marketing/nXt) beschrijft de 50’ers

F rontendboomers, noemt Herman Konings de mensen die vandaag tussen de vijftig en de zestig jaar zijn. Geboren in de eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog vormen ze de voorhoede van twintig jaar babyboom. ‘Zij hebben de meeste kansen gekregen om van de nieuwe economie te profiteren. Ze zijn de kinderen van de massacultuur die volwassen werden in de golden sixties. Het Marshallplan draaide op volle toeren, internationale bedrijven kwamen zich hier vestigen, en Europa was met een rotvaart overgeschakeld van landbouw naar industrie en diensten.’

Na de oorlog was er ook niet veel keuze. De mentaliteit en de welvaartsparadigma’s uit de Verenigde Staten moesten overgebracht worden naar het Avondland. ‘De frontendboomers hadden niet alleen de omstandigheden mee, zij zijn het ook die de omschakeling op poten hebben gezet. Vandaar dat ze niet alleen een bijzonder kapitaalkrachtige, maar ook een bijzonder invloedrijke generatie zijn geweest.’ Die ontwikkeling heeft het merendeel van de huidige vijftigers geen windeieren gelegd. Diploma’s waren toen van weinig belang. Er was werk voor iedereen. Voor het eerst konden ook vrouwen buitenshuis gaan werken. ‘De lagere middenklasse heeft eveneens goed geld verdiend’, merkt Konings op. ‘Ze hebben er veertig jaar hard aan gewerkt, maar vóór hen had nog niemand gehoord van anciënniteit, aandelenparticipaties in het bedrijf, een dubbel gezinsinkomen, een wettelijk én een aanvullend pensioen. Om nog maar te zwijgen van de groepsverzekeringen. Wie nu op pensioen gaat, kan terugvallen op een aardig kapitaaltje.’

Vakantiegevoel

Anders dan hun voorgangers, weten de vijftigers maar al te goed wat ze met al dat geld zullen aanvangen, althans de eerste jaren. ‘De generatie die nu de 65 voorbij is, maakte de schaarste en de ontbering van de oorlogsjaren of de jaren dertig nog bewust mee, maar hun opvolgers gaven zich voluit over aan de verleiding om te consumeren. Onderzoekers wijzen erop dat die nieuwe grootouders bijvoorbeeld veel minder geneigd zijn om hun kleinkinderen te gaan halen aan de schoolpoort. Niet dat ze die kinderen niet graag zouden zien, maar het past gewoon niet in hun eigen drukbezette sociale agenda. Slechts een heel klein deeltje van de frontendboomers heeft te kampen met lichamelijk leed, waardoor de mogelijkheden om de vrije tijd te vullen bijna onbeperkt zijn. Voor hen geen kaart- of breiclubs, wel die dingen waarvoor ze tijdens de drukste periode van hun loopbaan geen tijd of geld hadden.’

Het bovenstaande geldt niet alleen voor de (brug)gepensioneerden, maar eveneens voor de werkende vijftigers. ‘In financiële bonussen voor extra prestaties zijn ze doorgaans niet meer geïnteresseerd en hoewel ze daar op hun leeftijd vaak de kans toe krijgen, gaan ze veel minder dan vroeger in op promoties.’ Met andere woorden: de verleiding is groot om de laatste tien jaar op automatische piloot te werken.

Tot hier klopt het traditionele beeld van de SKI-generatie: Spending the Kids’ Inheritance (de erfenis van de kinderen opsouperen). ‘Maar’, zegt Konings, ‘uit recente onderzoeken blijkt dat die houding na een aantal jaar toch omslaat. In de periode onmiddellijk na de actieve loopbaan is de consumptie nauwelijks te stoppen. Een nieuwe wagen, het huis herinrichten, verre reizen. Maar na een tijdje ebt het vakantiegevoel weg en komt er een correctie. Plots merken ze dat ze te snel geld aan het uitgeven zijn, dat ze die vrijgekomen uren niet zomaar kunnen invullen met ontspanning. Veel van die jonge gepensioneerden beginnen tijd uit te trekken om na te denken over wat hun toegevoegde waarde is geweest en wat zij de wereld hebben aangedaan. In hun omgeving krijgen ze te maken met onheilstijdingen of met mensen die ongeneeslijk ziek worden. Dat doet hen inzien dat ze hun levensstijl moeten aanpassen. Dan maken ze plots weer tijd voor kinderen en kleinkinderen. Sommigen gaan op zoek naar vrijwilligerswerk, anderen bieden zich aan in uitzendbureaus om zo nu en dan een paar dagen tegen betaling te werken. De generatie die vaak als hedonistisch werd omschreven, blijkt ook over een sociale reflex te beschikken.’

Teksten Hannes Cattebeke – Bart Cornand . Jef Van Baelen Foto’s Kris Dewitte . Lies Willaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content