Pim Fortuyn? Die deed hem nog het meest denken aan Heer Bommel. Zijn kiezers? ‘Een stelletje halvegaren.’ Wim Kok? ‘De doodgraver van de PvdA.’ Bart Tromp wil de goede, oude tegenstelling tussen links en rechts in ere herstellen. Een vooruitblik op de Nederlandse verkiezingen.

Meer toelichting bij de Nederlandse verkiezingen vindt u op www.knack.be (zie ‘dossiers’).

Op 22 januari gaat Nederland opnieuw naar de stembus. Als de peilingen niet bedriegen, wordt de LPF (Lijst Pim Fortuyn) compleet weggevaagd. Maar betekent dat ook dat alles weer in de oude plooi valt? Hoogleraar en publicist Bart Tromp is daar niet zo zeker van. Tromp bekleedt een belangrijke positie binnen de sociaal-democratische PvdA (Partij van de Arbeid) – op zijn website omschrijft hij zichzelf schertsend als ‘ideoloog in buitengewone dienst’. In de jaren zeventig en tachtig opereerde hij op de rechtervleugel en gold hij als de voornaamste criticus van Nieuw Links. Vandaag is hij de exponent van de linkervleugel en verwijt hij zijn partij dat er geen ruimte meer is voor een ideologisch debat. ‘Ik kan het toch ook niet helpen dat mijn partij is veranderd? Ik ben dezelfde gebleven.’

U beweert al jaren dat er voor de kiezer in Nederland eigenlijk niets te kiezen valt. Maar de verkiezingscampagne kan toch niet nergens over gaan?

BART TROMP: Er begint langzaam iets te verschuiven. We hebben jarenlang geleefd met de idee dat er geen tegenstellingen meer waren, geen ideologieën. Links en rechts waren achterhaalde begrippen. Nu zie je dat politieke partijen zich onmiskenbaar toch weer hergroeperen – en ze doen dat in termen van links en rechts. Er is nu in ieder geval al meer campagne gevoerd dan vorig jaar. Toen zagen we drie gesprekken op televisie die ergens over gingen, en dat was het dan. Al de rest was show.

Show en emotie.

TROMP: Ja. Nu ja. In wezen valt er weinig te kiezen. Ze hebben allemaal min of meer de agenda van Pim Fortuyn overgenomen. Minder bureaucratie, minder wachtlijsten, verplichte integratie, veiligheid. Maar een echt perspectief op Nederland in de komende jaren, dat zie je bij geen enkele partij.

TROMP: Dat is ook zo. Links wordt die ruimte al een tijd ingenomen door de Socialistische Partij (SP) van de voormalige maoïst Jan Marijnissen. De SP doet het erg goed in de peilingen en is echt een serieuze factor geworden. Rechts is het moeilijk. Daar zou de LPF haar plek moeten vinden, maar dat wordt niet duidelijk.

Speelt de liberale VVD daar dan niet op in? Onder Frits Bolkestein had die partij toch een duidelijk rechts profiel?

TROMP: De VVD is uit de rol gestapt die ze in Paars speelde. Als je nu iedereen hoort, zou je denken dat Paars een soort extreem-links kabinet was, gedomineerd door de PvdA. Het was in werkelijkheid precies andersom: het was een van de meest rechtse regeringen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog – gedomineerd door de VVD. Het probleem van de VVD vandaag is dat die partij afstand neemt van Paars, terwijl ze dat eigenlijk zelf was.

In Vlaanderen voorspelde Louis Tobback destijds dat Paars onherroepelijk in bont en blauw zou eindigen. In Nederland lijkt hij alvast gelijk te hebben gekregen.

TROMP: Het merkwaardige is dat Paars helemaal niet in ruzie is geëindigd, maar in een soort moeras. Ze hebben nooit duidelijk gezegd waarom ze ermee ophielden, dat deden ze gewoon. Er was niks meer. Maar het was wel degelijk een blauwe regering met een rood randje.

Waarom was die blauwe regering met een rood randje eigenlijk zo rechts?

TROMP: Omdat ze in feite voortzette waar Ruud Lubbers tevoren in zijn laatste regering mee begonnen was. Veel nadruk op privatisering, het schoonhouden van de financiën, eigen verantwoordelijkheid. Als een politicus in Nederland die woorden spreekt, dan weet iedereen wat hij bedoelt: bezuinigen. Het afstoten van overheidstaken, het verwaarlozen van de publieke sector. Dat waren de grote thema’s van Paars. Er worden nu eindelijk, na tien jaar, wat vragen gesteld bij de privatiseringen. Iemand zoals de nieuwe PvdA-lijsttrekker Wouter Bos is aan het draaien. Maar ondertussen gaat het wel nog altijd rustig verder.

Bos zei vorige week in een krant dat hij de lompheid van de overheid verkiest boven de lompheid van de markt.

TROMP: Ja, het is voor het eerst in lange tijd dat er in de PvdA weer zulke geluiden worden gehoord.

TROMP: Fortuyn heeft alleen gescoord met wat hij over de vreemdelingen heeft gezegd. Al de rest speelde maar in tweede orde mee, als de keuze al was gemaakt. Het verwaarlozen van de publieke sector werd wel opgepikt door de SP en een beetje door GroenLinks, maar niet door de PvdA. Een nieuw fenomeen in de Nederlandse politiek is de invloed van de commerciële media. Fortuyn kreeg vorig jaar meer aandacht op televisie dan alle andere lijsttrekkers bij elkaar. Maar altijd in flauwekulprogramma’s, waarin hij nooit ernstig werd ondervraagd.

Toch hoor je nog altijd: als Pim was blijven leven…

TROMP: Ik heb Fortuyn vrij goed gekend. Er ontstond in de media een beeld van de man, dat niets te maken had met wat hij feitelijk had gedaan. Het was, voor wie hem kende, bizar om te volgen hoe hij van zijn leven één lange reeks mislukkingen had gemaakt. Op wetenschappelijk vlak, politiek en commercieel. Pim deed een beetje denken aan dat verhaal van Heer Bommel. Via een talisman gaat er een wens in vervulling en Heer Bommel wordt minister. Op een volgend plaatje zie je hem achter een bureau zitten met een steek op zijn hoofd. Hij pakt de telefoon, en zegt: ‘Hallo, hallo, het regeren kan beginnen.’ Dat was ook Fortuyn. Het volk zag een probleem en de begenadigde leider zou dat oplossen. Maar die vervelende bijkomstigheden, zoals met anderen omgaan, compromissen sluiten, daar was Pim toch niet voor in de wieg gelegd.

Als hij was blijven leven, was de regering-Balkenende al na drie weken gevallen in plaats van na 87 dagen?

TROMP: Precies. Hij was nooit premier geworden, maar wel fractieleider of vice-premier. In beide gevallen was het treiteren van Balkenende de dag van de formatie begonnen. Zo is het met Fortuyn altijd gegaan. Niemand kon zo goed zijn eigen glazen ingooien. Aan de universiteit maakte hij er binnen twee jaar een bende van, daarna begon hij een eigen adviesbureau… veel is met liefde bedekt gebleven. Joop den Uyl zei hem in 1986 al dat hij maar niet in de politiek moest gaan, dat hij daar veel te labiel voor was. Hij schreef ooit een niet onaardig proefschrift, maar daarna alleen maar onzin. Zijn beruchte columns in het weekblad Elsevier moesten compleet worden herschreven, alles moest door de redactie worden uitgezocht. Pim had wel meningen, maar eigenlijk wist hij nergens iets van. Zijn boekje over de islam is buitengewoon pijnlijk. Hij leefde de laatste tien jaar van zijn leven van lezingen voor mensen die graag horen dat de belastingen te hoog zijn. Dat was zijn enige referentiekader. Op een gefundeerde manier met mensen in discussie gaan, deed hij allang niet meer. Dat kon hij ook niet, dan liep hij weg. Ik word er doodsbenauwd van dat iemand die zo labiel was zo’n positie kon krijgen.

Maar ook deze campagne wordt opnieuw voor de televisie gevoerd.

TROMP: Er is vorig jaar natuurlijk flink leergeld betaald. Die arme Ad Melkert, de gedoodverfde opvolger van Wim Kok, is een jaar lang elke maandag en elke vrijdag het land in getrokken. Scholen, ziekenhuizen, politiekantoren, brandweerkazernes, alles bezocht, overal geweest. Pim Fortuyn is in vergelijking daarmee zijn huis niet uit gekomen, en die werd als een man van het volk gezien. Waarom zou je je nog zo inspannen als het toch niet helpt? De campagne is een wedstrijd op televisie. Achteraf komt er dan een of andere communicatiedeskundige, die allerlei conclusies trekt uit het feit dat een kandidaat zijn hoofd wel of niet scheef hield.

Toch leken deze verkiezingen kort na de val van de regering al een gelopen race: de VVD en het christen-democratische CDA van premier Jan Peter Balkenende zouden samen de nieuwe regering vormen. Nu lijkt het niet meer zo zeker of ze wel een werkbare meerderheid zullen halen. En de sociaal-democratie die dood was verklaard, lijkt uit haar as te herrijzen.

TROMP: Het gaat allemaal erg vlug. Als ik het CDA wil pesten, dan zeg ik dat de christen-democraten vorig jaar hun op twee na slechtste resultaat ooit hebben geboekt. Terwijl het toch een geweldige overwinning was. En ook als de PvdA straks 35 zetels zou halen, blijft dat nog altijd de op één na slechtste uitslag in de geschiedenis van die partij. We leven in een tijd van grote electorale verwarring, en die situatie is nog lang niet uitgeklaard.

Is de PvdA al opnieuw klaar om te regeren? Of zou ze eigenlijk moeten bidden dat centrumrechts een comfortabele meerderheid haalt?

TROMP: Wat vooral niet moet gebeuren, is dat er een nieuwe paarse coalitie komt. Maar de gedachte dat je pas in de oppositie tot rust komt en nieuwe ideeën ontwikkelt, heb ik altijd onzin gevonden. De Partij van de Arbeid zat tussen 1977 en 1989 twaalf jaar lang in de oppositie en ze werd daar alleen maar lui. Toen ze daarna in de regering kwam, zat ze vast aan verouderde ideeën en was ze niet voorbereid. Maar ook een partij die in de regering zit, moet niet denken dat besturen haar enige activiteit is. Een partij moet er daarnaast ook een eigen identiteit op na houden. Ze moet zich niet volstrekt en zonder voorbehoud aan de regering uitleveren. Dat heeft de PvdA gedaan onder Paars: ze heeft zich volstrekt uitgeleverd aan Wim Kok en Kok heeft daar niets voor teruggedaan. Kok heeft nooit iets in de PvdA geïnvesteerd. Maar de partij werd wel compleet afhankelijk van zijn regering. Je kan aan een regering deelnemen, maar daarnaast moet er wel een partij staan met eigen opvattingen.

U schetst nu een beeld van Kok als doodgraver van de PvdA.

TROMP: Kok was een ramp voor de PvdA. Hij heeft de politieke identiteit van de partij volstrekt verwaarloosd.

TROMP: Het is ook allemaal opgeschoven. Extreem-links vond vroeger dat er een alternatief was voor het kapitalisme. De PvdA gaf die strijd zo rond het jaar 1912 al op: ze zou zich wijden aan ‘de breideling van het kapitalisme’ – en dat was geen onsuccesvol project. Onder Paars is ook dat losgelaten. Ik weet niet van welk woord ze tegenwoordig bij de PvdA het meest zenuwachtig worden: socialisme of kapitalisme.

Stemt u straks eigenlijk wel voor de Partij van de Arbeid?

TROMP: Dat weet ik nog niet. (lacht) Ik leid bij de Wiardi Beckman Stichting – het wetenschappelijk bureau van de PvdA – een werkgroep over partijpolitieke processen. Een paar jaar geleden kwam er een nieuw lid naar de vergadering, een wat jongere intellectueel. Die stelde zichzelf enthousiast voor als, ‘ik ben nog wel geen lid van de PvdA, maar al wel een sympathisant!’. Dat was lachen! Voor de meesten daar gold namelijk net het omgekeerde.

Begrijpt u dat er nog mensen zijn die voor de LPF stemmen?

TROMP: Het doet mij denken aan die sekte in de Verenigde Staten, die in het einde van de wereld gelooft. Hun goeroe had ook uitgerekend wanneer dat zou gebeuren. Ze zaten die avond bij elkaar en er gebeurde niets. Je zou denken dat ze die goeroe dan eruit zouden flikkeren. Maar nee. Onbegrijpelijk, zeiden ze, maar het kan niet anders, dat moet een rekenfout zijn. Of misschien hadden ze wel zo goed gebeden dat God het einde van de wereld voor die keer had uitgesteld. Hetzelfde bij de kiezers van de LPF. Ze vinden dat hun partij geen kans heeft gekregen. Daarom lijkt het erop dat de LPF toch nog flink wat stemmen zal halen.

U noemde de LPF-kiezers ‘een stelletje halvegaren’. U stond daarmee in de Nederlandse opinievorming behoorlijk alleen.

TROMP: Mensen die stemmen op een man die dood is, op een lijst die ze niet kennen en die geen programma heeft, dat noem ik halvegaren. Maar daar heb ik ook een hate mail voor gekregen! Kwaad! Kwaad!

Heeft dat er ook, alweer, mee te maken dat er niet voldoende onderscheid is tussen de andere partijen?

TROMP: Dat was mijn analyse vanaf het begin. Democratische politiek bestaat alleen als er een duidelijke tegenstelling is, waarop mensen zich kunnen oriënteren. Meestal is dat een tegenstelling tussen links en rechts. Door Paars is dat beeld in Nederland verdwenen. Als je de belangrijkste linkse en de belangrijkste rechtse partij samen in een regering zet en ze bestrijden elkaar niet, dan verdwijnen de ideologische tegenstellingen. Politiek wordt dan voorgesteld als een technische kwestie. Je krijgt dan het absurde verschijnsel dat de lijsttrekker van de socialisten bij de ondernemers populairder is dan die van de liberalen. Als de these juist is dat de politiek een constituerende tegenstelling nodig heeft, en die tussen links en rechts verdwijnt, dan staat de deur open voor een andere constituerende tegenstelling: die tussen het volk en de elite. Dat was het spel van Fortuyn. In mindere mate is het ook dat van Jan Marijnissen. Plotseling heeft iedereen het dan over ‘de gevestigde partijen’ – en die worden dan allemaal over één kam geschoren.

Alle politieke partijen verliezen leden. Hoe valt dat te rijmen met het succes van organisaties zoals Greenpeace of Artsen Zonder Grenzen?

TROMP: Dat is natuurlijk een heel ander model. Een organisatie zoals Greenpeace heeft geen leden, die heeft donateurs. Maar die donateurs hebben niets te zeggen over de politiek die Greenpeace wil voeren, over de beslissingen die worden genomen, de rekrutering. Dat is een kleine, zelfbenoemde elite van professionals die uitmaken wat ze gaan doen en wie erbij mag komen. Ik vind dat vanuit democratisch oogpunt geen gezonde ontwikkeling. Ik ken mensen die zeggen: een partij dat hoeft niet meer. Een paar experts en enkele kamerleden, dat is meer dan genoeg. Ik heb de PvdA zelf wel eens voorgesteld als het reclamebureau voor de lijst-Kok of als een uitzendbureau voor Tweede-Kamerleden. Die kant gaat het op. Ik ben daar een absolute tegenstander van, want zo kwijnt politiek nog verder weg. Is het verstandig om de 300.000 mensen die nog wel lid zijn van een partij buitenspel te zetten voor enkele honderden beroepspolitici?

Een tweede, belangrijke overweging die daarbij kan worden gemaakt, staat in het werk van de Amerikaan Robert Putnam. Waarom ging het zo snel mis met de LPF? Omdat een politieke partij een merkwaardig instituut is: mensen werken daarin samen op basis van gelijkheid. Je moet er een grote mate van respect, tolerantie en geduld voor kunnen opbrengen. Bij de LPF zaten – ‘eindelijk’, zeiden de mensen – zakenlui bij elkaar. Van het slag dat alleen naar zichzelf luistert. Maar als je er zo twintig bijeen zet, gebeurt er niets. Verenigingen zoals politieke partijen zijn, volgens Putnam, permanente leerscholen van democratie. Je leert er op een respectvolle manier omgaan met mensen die je niet kent. Er doen zich daarbij ook wel conflicten voor, maar op een heel andere manier dan bij Greenpeace. Dat is een totaal andere vorm van participatie.

TROMP: In elk vrijwillig verband komen mensen voor een deel uit idealisme bijeen en voor een deel uit berekening. Dat kan niet anders. Je bent ergens vóór, je wordt lid, je doet wat en na een tijd denk je: ja, ik wil ook wel in de gemeenteraad. Als een partij nog alleen mensen aantrekt die denken dat ze er beter van worden, gaat het mis. De SP doet een beroep op de idealen van mensen – en dan krijg je ook iets terug.

Alle politici hebben in Nederland nu de mond vol over ‘normen en waarden’. Hoe moeten we dat begrijpen? Als een reveil van het oude ethisch reveil van Dries van Agt?

TROMP: Een onzindiscussie! Normen en waarden, maar welke dan? Het moet aan de ene kant allemaal heel modern en aan de andere kant terug naar de jaren vijftig. De maakbaarheid van de samenleving is nog nooit zo hoog ingeschat als vandaag. Neem nu iemand, zoals LPF-minister Herman Heinsbroek. Die wou een reclamecampagne over normen en waarden, maar hij wou tegelijk wel 150 kilometer per uur rijden met zijn auto.

Maar de ergernis over het hufterig gedrag van de medemens is toch reëel?

TROMP: Ja, maar daar moet dan concreet tegen worden opgetreden. Toen ik jong was, mocht je in het station alleen op het perron als je keurig voor een dubbeltje een perronkaartje kocht. Nu word je in de trein lastiggevallen door bedelaars, Bulgaarse vioolspelers en wat dies meer zij. Zorg dat zoiets niet meer gebeurt, maak het station alleen toegankelijk via een toegangshekken.

Dat is wat Hans Achterhuis de ‘instrumentalisering van het geweten’ noemt. Als mensen niet uit zichzelf trager rijden, bouw dan verkeersdrempels.

TROMP: In het gebouw waar ik werk, wordt voortdurend gestolen. Het einde zal zijn dat iedereen met een pasje door een elektronisch poortje moet.

Dus: zeur niet over normen en waarden, doe er iets aan?

TROMP: Ja. Met zo’n machine of met toezicht. Er zijn regels van samenleven die met de opvoeding zijn meegegeven. In een treincoupé pissen, is daar doorgaans niet bij. Als de opvoeding faalt, zoek dan andere manieren. Ik vind het veel nuttiger om op die manier over normen en waarden na te denken dan op basis van een vage, algemene tekst.

Joop den Uyl definieerde de missie van de sociaal-democratie in de jaren zeventig als ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. Wordt het geen tijd om hem te rehabiliteren?

TROMP: Ik behoor niet tot diegenen die zeggen dat Den Uyl in alles mislukt is.

Moet dat standbeeld voor Den Uyl er dan toch maar komen?

TROMP: Nee. Dat hoeft helemaal niet. Een standbeeld bouw je voor iemand die vergeten is. En daarbij, hij zou dat ook niet op prijs stellen.

Piet Piryns

‘Een partij moet meer zijn dan een uitzendbureau voor kamerleden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content