Zondag vindt in de sporthal van Zwevezele een internationale titelkamp plaats. In de linkerhoek: de Argentijnse Erica Anabella Farias, de ongeslagen WBC-wereldkampioene bij de lichtgewichten. In de rechterhoek: de Lichterveldse Delfine Persoon, drievoudig wereldkampioene en voltijdse spoorwegagente.

In het zaaltje achter café De Boksneuze, tegenover het station van Lichtervelde, hangt zweet in de lucht. Delfine Persoon, bokskampioene met een missie, werkt er in een sjamanistische trance haar krachttraining af. Ze pompt met één hand op een houten palet. Meterslange, loodzware scheepstouwen werpt ze kreunend in het rond. De kapotte tractorband, midden in de boksring, blijkt te dienen om de klappen van een zware voorhamer op te vangen, die Persoon door de lucht zwiert als ware het een majorettestok. En zo zijn er nog zeven andere low budget krachtoefeningen, de ene al geschifter dan de andere. Om de drie minuten houdt ze dertig seconden in, om de inspanning van een boksronde te simuleren. Alles gebeurt op snelheid, en met een onwezenlijke intensiteit. Deze work-out zou ervaren profatleten uit minder veeleisende sporten na tien minuten om hun moeder doen roepen. Voor Persoon is het maar een tussendoortje. Vanmorgen is ze elf kilometer gaan lopen aan 160 hartslagen per minuut – niet zomaar joggen dus. Vanavond volgen nog een tactische training en een sparringpartij. En morgen moet het allemaal opnieuw. Ze maken straffe boerendochters, daar in het West-Vlaamse Houtland. En dan moet u weten dat ze dat heroïsche trainingsregime combineert met een fulltimebaan bij de Brugse spoorwegpolitie.

Zondag kampt Delfine Persoon tegen de Argentijnse Erica Anabella Farias, met de vierde wereldtitel bij de lichtgewichten als inzet: de Belgische heeft er al drie, maar Farias bezit de meest prestigieuze kampioenengordel, die van de WBC-bond. Te oordelen naar de manische inzet op training denken wij: die Argentijnse gaat niet weten wat haar overkomt. Persoon wil zich al jaren met Farias – bijnaam: La Pantera – meten. De Panter ging de uitdaging zolang ze kon uit de weg, maar nu is ze op een punt gekomen dat weigeren laf zou overkomen. Niet dat haar Belgische uitdager daarmee automatisch favoriet is. ‘Fysiek ben ik zeker de sterkste, maar Farias is een bijzonder sluwe bokster’, beseft Persoon. ‘Ik denk dat zij er alles aan zal doen om de kamp te onderbreken en mij uit mijn ritme te halen: me vastnemen, weglopen zelfs, en dan uithalen wanneer je dat niet meer verwacht. Ik ga niet in die val trappen. Als het een echt gevecht blijft, vrouw tegen vrouw, geef ik mezelf een stevige kans. Maar ik zal mijn temperament onder controle moeten houden. Haar counters blijven levensgevaarlijk.’

Jij vliegt er meestal meteen stevig in. De ontreddering in de blik van je tegenstanders in de eerste ronde – wat gebeurt er nu?! – is mooi om te zien.

DELFINE PERSOON: Dat is mijn stijl. Ik ben een werkbokser: ik leg vanaf de eerste ronde mijn tempo op om de tegenstander af te matten. Ik blijf met mijn hamertje kloppen tot de ander afbrokkelt. En af en toe haal ik de voorhamer boven. (lacht) Ik ben geen bokser die in één klap ko slaat. Daarvoor draai ik niet genoeg mee bij mijn slagen, waarschijnlijk een gevolg van mijn zwakke rug. Nee, ik win door te slopen. Meestal zegt de scheidsrechter na een paar ronden dat de ander genoeg heeft gehad. En haalt ze toch het einde, dan win ik op punten.

***

De telefoon rinkelt aanhoudend. Boksen in Vlaanderen: vedette Delfine Persoon overziet zelf de ticketverkoop van haar kampioenenkamp. Om er zeker van te zijn dat de kas klopt, maar nog meer uit loyauteit. ‘Dit is een topgevecht, waar tot ver buiten de landsgrenzen interesse voor bestaat. De zaal zal wellicht te klein zijn. Maar ik wil dat mijn trouwe supporters ook binnen kunnen.’

PERSOON: Ik hoop het. Het is toffer in een volle zaal dan in een lege. Maar ik moet toegeven dat ik een beetje een dubbel gevoel heb. Angst om slagen te vangen heb ik nooit, angst om af te gaan wel. En hoe meer volk, hoe meer mensen het zien, natuurlijk. Het ergste wat mij kan overkomen, is dat ik in de eerste ronde een goeie patat krijg en direct ko lig. Dan kan ik niet laten zien hoe goed ik ben en hebben al die mensen voor niks een kaartje gekocht.

Heb je Farias al ontmoet?

PERSOON: Nee, ik probeer dat ook te vermijden. Want de kamp is in feite al bezig hè, en de psychologische oorlog vooraf is zeker niet mijn sterkste punt. Er komen voor de match nog twee momenten waarop ik haar zal zien: bij het traditionele gezamenlijke etentje de avond voor de kamp, maar daar verzin ik wel een excuus voor, en bij de weging. Na het wegen worden de persfoto’s gemaakt en sta je even neus aan neus. Vaak is dat het moment dat ze je uit je evenwicht proberen te halen. Ik heb alles al meegemaakt: tegenstanders die aan mijn wang likten, tussen mijn voeten rochelden, deden alsof ze mij de nek gingen omwringen. Achteraf lach je daarmee, want ik heb die meisjes wel stuk voor stuk vlot verslagen. Zelf ben ik geen bluffer. Het ligt niet in mijn aard om te zeggen: die tegenstander eet ik met huid en haar op! Als je dan verliest, ga je dubbel af.

Als je nu wint, heb je alle titels. Dan kan het letterlijk niet meer beter.

PERSOON: Ik sta nummer één, met één puntje meer dan Farias. Win ik, dan bouw ik een stevige kloof op de rest en mag ik zeggen dat ik bij de lichtgewichten de beste van de wereld ben. Dan moeten we op zoek naar een nieuwe uitdaging. Misschien ga ik dan in een zwaardere of lichtere gewichtsklasse boksen.

Je hebt één kamp verloren. Frustreert die kleine smet op je palmares je?

PERSOON: Ja, want ik weet zeker dat ik normaal makkelijk had kunnen winnen. Het was mijn eigen stomme schuld. De nacht voor de kamp lag ik met uitdrogingsverschijnselen in het ziekenhuis. Maar ik had veel kaartjes verkocht en wou mijn publiek niet teleurstellen, dus maak je jezelf wijs dat je sterk bent. Toen ik in de ring stapte, wist ik meteen hoe laat het was. Geen evenwicht, geen kracht. De dokter legde de kamp snel stil. Ik had niet zo koppig mogen zijn.

***

Persoon mag zich profbokster noemen, maar meer dan een onkostenvergoeding zit er niet in. Er zijn maar twee landen waar een vrouw met boksen de kost kan verdienen: de Verenigde Staten en Argentinië. De VS missen momenteel vrouwelijke toppers, en voor minder dan een titelgevecht koopt een Amerikaan geen kaartje. In Argentinië is een bokscarrière vaak een opstap naar lucratiever werk in de media of de modellenwereld. Ook een schaars geklede Farias dook al meermaals op in glamourreportages. Ver van het bed van onze Belgische topbokster, die al blij is als ze niet te veel uit eigen zak moet bijleggen voor haar sport. ‘Ik ben content dat ik een goeie sponsor heb die mij helpt om mijn sportdromen te verwezenlijken, zoals bij deze titelkamp: Farias naar België halen is financieel een hele toer voor de Belgische bokssport.’

De spoorwegagente is eigenlijk blij dat boksen niet haar broodwinning is. ‘Hoe je het ook draait of keert, dit is een sport die je langzaam sloopt. Je kunt er niet eeuwig mee doorgaan als je gezond wilt blijven. Boksers die het voor het geld doen, wagen zich misschien aan die ene kamp te veel. Je moet ook denken aan je leven na de ring. Een knock-out is letterlijk een hersenschudding en kan tot allerlei narigheid leiden. Ik wil niet in een rolstoel eindigen, hè.

Leg eens uit waarom iemand die er geen cent aan verdient dat risico wil lopen.

PERSOON: Het is een passie. Je denkt er niet over na dat het slecht kan aflopen. Je moet de gevaren ook niet overdrijven. Ik ben in de jeugd een vrij goeie judoka geweest en dat was echt andere koek. De meisjes met wie ik toen op de Topsportschool zat, hebben er bijna allemaal een zware kwetsuur aan overgehouden. In het boksen maakte ik nog niet erger mee dan een gebroken neus, bij die ene kamp die ik verloor. Mijn coach vroeg zijn dochter mijn hand vast te nemen en trok mijn neus met één harde snok – krak! – recht.

Auw.

PERSOON: Dat viel goed mee. Het was gefikst nog voor ik wist wat er aan de hand was. En omdat ik nog vol adrenaline zat van de kamp, deed het zelfs niet zoveel pijn.

Is er een verband tussen je baan bij de spoorwegpolitie en je carrière als bokser?

PERSOON: Bedoel je of ik daar ook klappen uitdeel? (lacht) Nee. De job bestaat meer uit preventie dan interventie. We halen weleens een wanbetaler van de trein, maar geweld komt daar gelukkig niet vaak bij te pas. Ik doe mijn job graag. Het is nuttig, afwisselend werk waarmee je de mensen echt helpt – je kunt af en toe een verloren portefeuille teruggeven. En het is voldoende actief en afwisselend om mijn onrustige natuur bezig te houden.

Meestal neem ik de vroege shift, dan kan ik in de namiddag en avond mijn trainingsroutine afwerken. Als ik in het weekend een kamp heb, moet ik van shift wisselen. Zonder het geduld en de steun van mijn collega’s was ik nooit aan een kampioenengordel geraakt.

***

Persoon is te bescheiden over haar korte judocarrière: insiders van toen noemen haar het Grote Belgische Talent dat er door pech nooit geraakt is. De West-Vlaamse zou de nieuwe Ulla Werbrouck worden, maar stopte op haar achttiende met een chronische rugblessure. Het bitterzoete hoogtepunt van haar judocarrière bleek een vierde plaats op de Olympische Spelen voor de jeugd, waar ze in feite met voorsprong de sterkste was. Tot in de halve finale de stoppen doorsloegen. ‘Ik kwam uit tegen een Spaanse die ik twee weken daarvoor nog vlot had gevloerd. Ook nu had ik weinig problemen met haar: een makkelijke ippon met een offerworp. Plots spoedoverleg tussen de scheidsrechters: ik krijg, totaal onbegrijpelijk, een ippon tégen. Ik ontplofte. In plaats van te groeten stak ik mijn middelvinger op, recht in het gezicht van de hoofdscheidsrechter.

‘Achteraf zijn alle buitenlandse coaches me komen zeggen dat de refs mij hadden bestolen. Tja, een toernooi in Spanje, tegen een Spaanse tegenstander, met Spaanse scheidsrechters… Het was zo flagrant dat ze mij zelfs niet hebben durven te schorsen voor die middelvinger.’

Na dat toernooi begon de lijdensweg. ‘Ik was amper achttien, maar mijn tussenwervelschijven bleken al versleten, een kwaal waar onze hele familie last van heeft. Ik wou er niet aan toegeven en ben nog lang hard blijven trainen. Maar ik voelde dat het niet meer ging. De topsportdroom spatte uit elkaar en daar ben ik echt ongelukkig van geweest. Ik wist dat ik mijn vreugde in sport moest zoeken en ben toen beginnen te tennissen. Dat ging vrij goed, maar je voelt dat het niet hetzelfde is, dat je niet op topniveau mag hopen.’

De politieopleiding is haar redding geweest. ‘Ik kwam opnieuw in contact met gevechtssport. Meteen was ik er weer door gebeten. Ik ging op zoek naar de discipline die mijn rug het minst zou belasten. Iemand suggereerde boksen. Ik was niet enthousiast, want ik had hetzelfde foute beeld als iedereen: dat boksen een marginale sport is. Crapuul dat op elkaar zit te kloppen. Gelukkig ben ik toch meegegaan met een vriendin naar de boksclub. Het bleek een wereld met veel discipline. Respect voor de trainer is essentieel. Je moet diep gaan, alles uit je lijf halen. Vanaf les één was ik verkocht. En van mijn rug heb ik geen last meer. Bokstraining ontwikkelt de rugspieren. Mijn trainer zegt dat ik al een mooi carreetje heb – hij werkt in een slachthuis.’ (lacht)

Hoe reageerde je omgeving toen je voor boksen koos?

PERSOON: Ik heb het thuis lang verzwegen. Al die avonden dat ik trainde, ging ik zogezegd fitnessen. Bij mijn eerste kamp zei ik dat ik voor een vriendin ging supporteren. Ik kwam thuis met een blauw oog. ‘Ha, tegen een supporter aangelopen zeker?’ Mijn ouders vermoedden al wel wat er aan de hand was. Ik ben blijkbaar een slechte leugenaar. (lacht)

In het begin waren mijn ouders ertegen. Omdat ze een verkeerd beeld van de sport hadden, maar ook omdat het niet in hun denkkader past. Mijn ouders zijn boeren, moet je weten. Geld verdienen, werken en huizen bouwen is voor hen belangrijk. Je bent beter niet te veel bezig met zaken die in hun ogen niet nuttig zijn. Zij zullen zeker blij zijn als ik stop, maar echt tegen zijn ze ook niet meer. Dát gevecht heb ik alvast gewonnen. Op punten. (lacht)

Mijn moeder stuurt voor iedere kamp dezelfde sms: ‘Pas op voor je gezichtje.’ De titelkamp tegen Farias is nog maar de tweede wedstrijd waar ze naar komt kijken. De Boerinnenbond organiseert toevallig een uitstap en haar vriendinnen hebben haar bijna gedwongen een kaartje te kopen. Ze zegt dat ze heel de kamp haar ogen zal afwenden. Ze kan er niet tegen.

Maak eens even reclame. Boksen is een mooie sport omdat…

PERSOON:…de ring de perfecte omgeving is om karakter te kweken. Alles draait om één vraag: vlucht ik weg van wat mij bedreigt of toon ik dat ik er ook sta? Veel mensen krijgen nooit de kans zich die vraag te stellen en denken daarom dat ze vluchters zijn, terwijl er eigenlijk misschien meer persoonlijkheid in hen zit dan ze zelf beseffen.

Bij ons in de club bokst een jongetje dat vroeger veel gepest werd. Een smal kereltje, altijd de kleinste van zijn school geweest, voelde zich nergens op zijn gemak. Wel, door te boksen heeft hij zichzelf ontdekt. Die jongen zal buiten de ring niemand klappen geven, maar hij is wel veel zelfverzekerder geworden, hij weet nu dat hij wilskracht heeft. Gepest wordt hij allang niet meer.

Je hebt er ook die net iets te veel bravoure hebben. Zij leren hun emoties onder controle houden, dat is ontzettend belangrijk bij boksen. Wie een slag krijgt, heeft de neiging de ander direct te willen terugpakken. Maar dat leer je snel af. Wie impulsief bokst, krijgt van alle kanten klappen.

Geeft het een goed gevoel om iemand neer te slaan?

PERSOON: Ik boks omdat ik wil winnen, niet om mijn tegenstander pijn te kunnen doen. Maar in de ring is het wel jij of de ander, hè. Voor mededogen heb je geen tijd. Ik zou een concurrent die al staat te zwijmelen een extra klap geven opdat ze zeker niet meer zou opstaan. Maar na de kamp maak ik weer de switch, dan check ik onmiddellijk hoe het met haar gesteld is.

Zit er agressie in jou?

PERSOON: Weinig. Er zijn veel mensen die zeggen: ik vind het raar dat jij bokst. Maar in de ring word ik een andere Delfine. Dan laat ik iets los wat je op andere momenten niet in mij zou vermoeden.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘In de ring is het wel jij of de ander, hè. Voor mededogen heb je geen tijd.’

‘Ik blijf met mijn hamertje kloppen tot de ander afbrokkelt. En af en toe haal ik de voorhamer boven.’

‘Mijn moeder stuurt voor iedere kamp dezelfde sms: “Pas op voor je gezichtje.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content