Precies een half jaar na zijn aanstelling als artistiek leider van het Concertgebouw Brugge ontvouwt Bart Demuyt voorzichtig zijn plannen voor de toekomst. Creatie, eigentijdse uitvoeringspraktijk en complementariteit met andere huizen staan centraal.

Het onverwachte vertrek van Lieven Bertels bij het Concertgebouw Brugge (CGB) bracht in juni een kleine wervelstorm teweeg. Daarna bleef het maanden stil. Wie zou Bertels’ opvolger worden? De werking van het CGB liep amper twee jaar, de kinderziekten waren nog lang niet achter de rug. Het project Brugge 2002 had in de stad interessante netwerken tot stand gebracht en een ongekende dynamiek gecreëerd binnen cultureel Brugge. Die knowhow bewaren, consolideren en verdiepen vormde een belangrijk aandachtspunt. De opvolging was dus dringend. Toch kwam die er pas in de herfst. Per 1 november werd Bart Demuyt aangesteld als kersvers artistiek leider. Hij schrok er zelf van.

Kruisbestuiving

Bart Demuyt: ‘Tenslotte was ik nog maar net als directeur in functie bij het Brugse Festival van Vlaanderen, Musica Antiqua. Ik had de zomerconcerten van Corpus in Musica Antiqua2005 net afgerond. Dat was een job die in de lijn lag van wat ik voordien al deed bij de Cappella Pratensis in Nederland en bij Musica, Impulscentrum voor muziek in Neerpelt. Oude muziek is mijn specialisatie, en een oude-muziekfestival met zo’n traditie te mogen programmeren was een cadeau. Ik heb de overstap dus grondig overwogen, en pas dan toegehapt. De uitdaging is vooral linken te mogen leggen met andere kunstdisciplines. Die kruisbestuiving vind je op kleine schaal trouwens al terug in mijn zomerprogrammering van Musica Antiqua 2005.’

De eerste CGB-programmering die Bart Demuyt (41) op zijn naam zal kunnen schrijven, is die van het seizoen 2006-2007. Trouwens, noteert u dit alvast: vanaf 2006 wordt er in het CGB niet meer volgens het kalenderjaar geprogrammeerd maar volgens seizoen, net zoals in de andere steden. Als overgangsmoment voorzag Demuyt een Mozartfestival, naar aanleiding van de 250e verjaardag van Mozart. Van 27 januari tot 3 juni 2006 zijn er 70 activiteiten gepland, waarvan 40 met muziek van Mozart (onder meer alle pianoconcerto’s door huisorkest Anima Eterna en Jos van Immerseel) en 30 ‘geïnspireerd op’ Mozart: in disciplines als dans, film, literatuur, muziektheater en opera.

Demuyt: ‘De accommodatie in de grote zaal is een troef voor het Concertgebouw! De gemeenschap heeft niet voor niets geïnvesteerd in die grote thea- tertoren. Daarom zal er veel aandacht gaan naar opera en muziektheater, waar bovendien een publiek voor bestaat. Kijk maar naar Gent, Brussel en Antwerpen. De operazitjes zijn er altijd uitverkocht. Er beweegt artistiek gezien ook heel wat in muziektheater en opera. Het Concertgebouw kan daar dan ook een grotere, complementaire rol in spelen.’

Maar er is meer. In het kader van het Mozartfestival hebben zeven Vlaamse componisten de opdracht gekregen om vanuit de figuur van Mozart een werk te creëren, en dat op basis van schetsen waarmee nooit iemand iets gedaan heeft. Ook andere disciplines als dans en muziektheater kregen die opdracht.

Demuyt: ‘Dat gegeven van multidisciplinaire samenwerking is voor mij erg belangrijk, niet alleen bij het Mozartfestival maar ook voor de toekomst. Het is niet dat de mensen iets te bekijken moeten hebben. Het is de bedoeling ze te confronteren met een extra dimensie. Ik wil muziek van vroeger eigentijds laten klinken. Vandaar ook mijn pleidooi om polyfonie, die voor sommige toehoorders vaak te hermetisch is, in te passen in een multimediale context. Eigentijds betekent tegelijkertijd: een werk vandaag uitvoeren in het licht van de tijd, de omstandigheden en de middelen waarin het oorspronkelijk tot stand kwam.’

Samenwerken met diverse bestaande festivals of organisaties ligt voor de hand en is een weg die het CGB zeker wil bewandelen. Brugge beschikt immers over sterke implantatiepunten als deWerf, het Cactusfestival, Music in Mind (MIM), Cinema Novo en Festival van Vlaanderen. ‘Hoe meer je gaat clusteren’, vindt Demuyt, ‘hoe sterker het resultaat. Onze interne ploeg is klein, minimaal zelfs. Daarom doen wij een beroep op externen, nationaal en internationaal, om met ons mee te denken. Het MIM-verhaal, waarvan Cactus en het CGB de organisatoren waren, is een goed voorbeeld. In de regio West-Vlaanderen zijn bepaalde zaken zo sterk aanwezig. Ik moet bijvoorbeeld niet naar Frankrijk om bepaalde niches binnen de jazz tegen te komen. Daarvoor hebben we deWerf. Beroepshalve moet ik uiteraard veel prospecteren. Dat is tijdrovend, maar ik weiger te programmeren op basis van een schitterend dossier dat men mij toestuurt. Soms zoek ik dingen in functie van waar ik mee bezig ben, en soms kruisen dingen gewoon mijn pad, zonder dat ik weet wanneer en of ik er ooit iets mee zal aanvangen. Ik wil weten waar de jonge generatie mee bezig is.’

Wetenschap ontmoet muziek

Bart Demuyt kent de stad Brugge en haar regio erg goed. Hij werd geboren in Beernem, groeide op in Oostkamp en ging in Brugge naar de muziekschool. Toen al leefden er in Brugge kleine lovenswaardige initiatieven.

Demuyt: ‘De voorloper van deWerf heette Theater 19. Er was een avant-gardefestival waar niet meer dan 120 mensen naartoe kwamen, maar dat vormde wel de kiem van het culturele leven zoals we het er nu kennen, met een internationaal gerenommeerd huis voor jazz. Zo zijn er in Brugge en ver daarbuiten nog andere belangrijke spelers met wie ik graag rond de tafel zit. Mijn interesse is immers breder dan men denkt. Mensen kennen mij uiteraard van de oude muziek. Maar ik heb als jonge gast sterk getwijfeld tussen theater en muziek. Uiteindelijk heeft mijn gitaarleraar, Jacques Vande Ginste, mij kunnen overtuigen om voor de muziek te gaan. Zijn lessen waren meer dan een beetje tokkelen. Hij haalde er de filosofie bij, en dat sprak mij toen enorm aan.’

De jaren die daarop volgden, studeerde Demuyt gitaar, kamermuziek en koordirectie met specialisatie oude muziek en zang. De academische wereld pikte hem al snel op. Hij werkte aan de afdeling musicologie van de KU Leuven mee aan het opera-omnia-project rond polyfonist Jean de Castro en zette begin jaren negentig mee de eerste editie van Nieuwe Stemmen op poten, een festival voor hedendaagse muziek.

Demuyt: ‘Nu merk ik dat de concertwereld en de academische wereld nog te zeer van elkaar gescheiden leven. Dat is een spijtige zaak. Ik heb er altijd voor gepleit om die twee werelden dichter bij elkaar te krijgen. Met dossiers van een bepaald erfgoed moeten we ook concertmatig iets kunnen aanvangen. Dat erfgoed moet vaker tot klinken worden gebracht. En omgekeerd, als musici iets ontdekken, moet dat kunnen doorgroeien naar de wetenschappelijke wereld. Visies moeten samenkomen, ook daar wil het CGB een rol in spelen. Het moet een platform zijn met meerdere interessante stemmen. Eén plus één is drie!’

Wie door de seizoensbrochure 2005 bladert, merkt een heleboel artiesten ‘in residentie’ op. Toch is er maar één échte resident, het orkest van Van Immerseel, Anima Eterna. Dat is behoorlijk verwarrend. Demuyt: ‘Dat klopt. Wat mij betreft, blijven Jos van Immerseel en Anima Eterna artist in residence, zeker tot 2008, maar de andere zogenaamde ‘residenten’ (onder anderen Mullova, Ashkenazy) die niet repeteren in huis en er geen opnames maken, zullen we in de toekomst anders noemen. Friends in music of zo. Want wat is het verschil? Een artist in residence is iemand die bij wijze van spreken van mij de sleutel krijgt en in mijn keuken mag koken. Hij mag zelfs een fles wijn uit mijn kelder halen. Voor vrienden aan huis daarentegen zal ik zelf koken. Het is een groep die jaarlijks kan veranderen en die ik nog beter wil leren kennen.’

Vaak wordt de vraag gesteld of de grote zaal met een capaciteit van 1300 zitjes niet te groot is. Soms raakt ze maar voor de helft gevuld.

Demuyt: ‘Ik vind de opkomst ontzettend goed. Want let op, de helft daarvan zijn nog altijd 650 plaatsen. Zelfs hedendaagse muziek doet het goed. Het War Requiem van Benjamin Britten was een uitverkocht concert. Voor Harisson Birtwistle zaten er 750 mensen in de zaal, een groot succes! De kamermuziekzaal scoort uiteraard nog beter en dat is zeker dankzij de inleidingen. Op Zondag Josdag is de zaal te klein. Ook onlangs met het recital en de inleiding van Jan Michiels was er plaats te kort. Alle lof voor dat initiatief komt uiteraard aan mijn voorganger toe. Uit die positieve signalen moeten we energie putten voor de toekomst.’

Greet Van ’t veld

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content