Harry Van den Bremt bouwt al jaren het parcours van de Ronde van Vlaanderen. De ex-journalist over de magie van een wielermonument.

Zondag loopt wielerminnend België weer uit voor de mooiste koers van het jaar. Achthonderdduizend toeschouwers langs de weg, een rodeo van auto’s en motoren, zeventien nijdige hellingen met een haast mythische betekenis: geen wedstrijd waaraan zoveel heroïsche en onwezenlijke verhalen kleven als de Ronde van Vlaanderen, een apocalyptische tocht die vooral dramatische proporties krijgt als de klimatologische omstandigheden slecht zijn.

Als journalist van de organiserende krant Het Nieuwsblad volgde Harry Van den Bremt meer dan dertig jaar lang dit onvervalste stukje wielerepos. Na zijn pensioen, drie jaar geleden, werd hij nauw betrokken bij de organisatie. Sindsdien tekent Van den Bremt de omloop van deze wedstrijd uit en trekt hij op geregelde tijdstippen de Vlaamse Ardennen in, op zoek naar nieuwe hellingen en kasseistroken. Van den Bremt, die destijds als journalist geen heet hangijzer uit de weg ging en jaren het encyclopedische naslagwerk Vélo verzorgde, praat met de nodige lyriek over de mooiste koers van het jaar. Al heeft hij zo zijn bedenkingen bij de evolutie van de wielersport, bij de excessen waarvan dat wereldje zich niet kan bevrijden. Maar volgende zondag, zo weet hij, wordt alles door de mensen vergeten en vergeven. Dan wordt de koers gepassioneerd en geëmotioneerd gevolgd, dan wordt er gejubeld en gesakkerd, dan krijgt het koersgebeuren een haast sacrale betekenis.

Harry Van den Bremt: ‘De Ronde van Vlaanderen kent niet alleen sportief sterke momenten, er zijn ook bepaalde trends gezet. Zo hebben wij voor het eerst sponsors en pers voor de start een ontbijt aangeboden. Dat was in 1988, toen de wedstrijd nog op de Grote Markt van Sint-Niklaas startte. Aimé Van Hecke, nu een van de grote bazen van de VRT, werkte toen op de promotieafdeling van onze krant en had dat bedacht. Jean-Marie Leblanc was toen net de nieuwe directeur van de Ronde van Frankrijk, we hadden hem uitgenodigd, hij schoof ook mee aan voor dat ontbijt. Hij zei me meteen: ik ga dat volgend jaar in de Tour ook doen. Zo is dat idee naar de Ronde van Frankrijk overgewaaid. En zo is dat allemaal uitgegroeid tot een vipdorp zoals we dat nu kennen.’

Met de Ronde van Vlaanderen zijn vooral tal van heroïsche prestaties verbonden.

HARRY VAN DEN BREMT: Dat heeft te maken met de aard van de omloop. De heroïek van de Ronde van Vlaanderen is het gevolg van het fysiek afmattende parcours. En vaak ook van de klimatologische omstandigheden. Hoe zwaar-der die zijn, hoe meer dramatiek. De sterkste nummers zijn geschreven in regen en wind. Voor mij is er één moment dat echt boven de andere uitsteekt. Dat was in 1969, de escapade van Eddy Merckx die op negentig kilometer van de streep aanviel. Helemaal alleen en in een echt hondenweer. Merckx vertrok uit een groep met daarin verschillende Italiaanse vedetten, Basso, Gimondi, Bitossi, Dancelli, die reden allemaal mee vooraan. Iedereen verklaarde Merckx voor gek, ook Lomme Driessens, zijn sportdirecteur. Die reed naast Merckx en vroeg wat hij nu ging doen. Toen zei Merckx: ik ga gewoon doorrijden. Uiteindelijk won hij met acht minuten voorsprong.

Is de Ronde van Vlaanderen in de loop van de jaren zwaarder geworden?

VAN DEN BREMT: Zwaarder misschien niet, maar anders. Vroeger volstonden de Kwaremont, de Muur van Geraardsbergen en de Edelare om de schifting te maken. Toen was Vlaanderen ook, zoals ze dat bij onze noorderburen zegden, het slechte stukje weg tussen Nederland en Frankrijk. Je moest toen niet gaan zoeken naar kasseien, ze lagen er. Vroeger zaten er maar vier, vijf hellingen in het parcours, nu tegen de twintig. Je geeft de renners nu dus meer kans op een atletische meerwaarde. Er zijn meer mogelijkheden om de selectie door te voeren.

U timmert zelf de omloop van de Ronde van Vlaanderen in elkaar. Zoekt u ieder jaar naar veranderingen?

VAN DEN BREMT: Ik rijd ieder jaar een paar keer het parcours af, in alle rust, soms sla ik al eens een klein weggetje in, om te zien of er ergens nog iets ligt. Dan kom je vaak schitterende plekjes tegen, de Foreest bijvoorbeeld, die ook dit jaar weer in de omloop is opgenomen. Boven op die helling woont een boer. Ik vroeg hem of daar al ooit een koers was gepasseerd. En hij antwoordde: zelfs Onze-Lieve-Heer is hier nog nooit geweest, laat staan een koers. Zo vind je elk jaar wel iets anders. Onlangs heb ik nog een helling ontdekt aan de rand van Nieuwkerke, die gaan we er volgend jaar insteken. Als je ziet hoeveel koersen er ieder jaar door die streek rijden en hoeveel hellingen er nog zijn die niemand vindt, dat is eigenlijk heel vreemd. Terwijl de andere hellingen door alle koersen worden aangedaan.

Dat heb ik nooit goed begrepen: dat iedere wedstrijd zijn eigen imago niet probeert te houden, maar in plaats daarvan de Ronde van Vlaanderen probeert te kopiëren. Dat houdt ook een gevaar in. In gemeenten zoals Kluisbergen passeert er iedere zaterdag een wedstrijd, je moet daar politie voor optrommelen, dat kost een pak geld. De grote kracht van de Ronde van Vlaanderen zit hem ook in het authentieke, in de echtheid.

Vandaar dat het een monument is dat echt niet stuk kan.

VAN DEN BREMT: Ik heb het gevoel dat de uitstraling ieder jaar nog verhoogt. Dat is natuurlijk goed. Alleen: je moet alles onder controle kunnen houden, want het wordt gigantisch. Het fenomeen van mensen die het parcours afsnijden, die weddenschappen afsluiten om de Ronde zeventien of achttien keer te zien passeren: je houdt niet voor mogelijk tot welke chaos naast de omloop dat leidt. Er zijn ooit eens luchtbeelden gemaakt van die ‘afsnijders’, die zien echt naar niemand, ze zouden de seingevers onderuit rijden.

De belangstelling blijft overweldigend.

VAN DEN BREMT: Dat is zo, de symbolische waarde van de wedstrijd is enorm. Alle problemen, alle schandalen, alle dopinggevallen, dat wordt op die dag gewoon door iedereen vergeten. Dat zit kennelijk ingebakken in de ziel van de Vlaming, het moet zijn dat de Ronde van Vlaanderen in onze genen zit. Ook de politieke wereld laat zich dan horen. De wedstrijd wordt echt elk jaar groter. Dat betekent dat ook de organisatorische kosten stijgen. Zeker nu, met de Pro Tour, is er een toename van 25 à 30 procent. De licenties zijn verhoogd, je moet meer aan de Internationale Wielerunie (UCI) afstaan, de normen voor de reglementering zijn veel duidelijker, het prijzengeld is gestegen. De organisatie van de Ronde van Vlaanderen kost nu tegen het miljoen euro.

Ook wat dat betreft eist de Pro Tour zijn offers.

VAN DEN BREMT: Je moet dat allemaal goed kaderen: de Pro Tour is een trekker om de intercontinentale kalender meer aanzien te geven. Op termijn zullen er veel minder wedstrijden komen, er zijn nu al veel organisatoren die de grootste moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Volgens mij had Hein Verbruggen (de voorzitter van de UCI, nvdr.) de bedoeling om tot een dubbel circuit te komen, waarbij je er wel rekening mee dient te houden dat er een promotie- en degradatiesysteem moet worden ingevoerd. Op termijn zal de kalender aangepast worden. En dan hopen we natuurlijk dat er een paar Belgische wedstrijden bij komen. Want wat merk je nu? In vergelijking met de eendagswedstrijden ligt het aantal rittenkoersen veel te hoog. Ik zou de Pro Tour in een eerste fase hebben beperkt tot de tien wereldbekerkoersen die er waren, met daarbij de drie grote ronden. Waarom moet je bijvoorbeeld de Ronde van het Baskenland en de Ronde van Romandië in de Pro Tour opnemen en niet de Omloop Het Volk of Parijs-Brussel? Bovendien zou een ploeg uit het continentale circuit naar de Pro Tour moeten kunnen doorstoten. Alleen: om een gezonde doorstroming te hebben, moeten er eigenlijk zestig continentale ploegen zijn. Maar je hebt er nog geen dertig. En die moeten dus de continentale kalender gaan opvullen.

Er valt nog een lange weg te gaan.

VAN DEN BREMT: Ik vrees dat die kalender ook een stimulans kan zijn voor dopinggebruik. Bij de Pro Tourploegen, maar ook bij de teams die er net onder zitten. Want die ploegen krijgen niet dezelfde normen opgelegd. Zij moeten niet elke dag beschikbaar zijn voor controles, zoals de renners uit de Pro Tourteams. Er is op dit moment nogal wat te doen rond doping. Ik ben wat dat betreft nog altijd van de oude stempel, ik pleit voor nultolerantie. Als je daarvan afstapt, maak je inbreuk op het ethische karakter van de sport. Het zou niet mogen dat iemand een wedstrijd kan winnen op basis van de grotere medische kennis van de ploegdokter. Het kan evenmin dat ploegdokters betaald worden naar rata van de resultaten van hun renners. Dat bestaat in sommige ploegen nog altijd. En over het algemeen blijven die dokters buiten schot en zijn het de renners die aan de schandpaal genageld worden. Terwijl het kwaad toch vooral in die medische sector zit. Het kan best dat er een soort illegaal circuit bestaat waardoor die medische producten in het peloton terechtkomen, maar ik kan me niet voorstellen dat er in ploegen dingen gebeuren waarvan de dokters niet op de hoogte zijn.

Hebt u het gevoel dat er in de wielersport meer doping wordt gebruikt dan vroeger?

VAN DEN BREMT: Ik denk dat het nu anders gebeurt. Vroeger smeerden ze ’s ochtends bij wijze van spreken de amfetamines tussen de boterham. Als je dan bijvoorbeeld tijdens de Tour in hetzelfde hotel lag als de ploegen, zag je ’s avonds de renners aan het infuus liggen. Vooral bij de Italiaanse ploegen gebeurde dat geregeld. Alleen wist je natuurlijk niet wat er in dat infuus zat. Herstelpreparaten of iets anders? Nu gaat het er dus anders toe.

Na een aantal mindere jaren staat er nu in België een nieuwe generatie klaar.

VAN DEN BREMT: Daar mogen we heel blij om zijn nadat we over een uitzonderlijke kampioen beschikten die zijn klasse te grabbel gooide. En dan bedoel ik Frank Vandenbroucke, een van de grootste talenten die ik ooit zag. Maar zo labiel, omringd door de verkeerde mensen. Dat zijn dingen die je vroeger minder zag. Iemand die bij de juniores op een bepaald niveau reed, hield dat aan bij de amateurs en stroomde zo door naar de profs, zonder dat er in die prestaties bruuske schommelingen zaten. Je zag die renners stap voor stap doorgroeien. Nu zijn er die twee, drie jaar bij de profs heel goed presteren en dan is het plots helemaal gedaan. Dat zal wel een teken van de tijd zijn, zeker. Ik hoop dat de renners die nu klaarstaan, de verwachtingen die in hun worden gesteld bevestigen. Nick Nuyens bijvoorbeeld, dat is volgens mij de voorman van een nieuwe lichting.

Meer dan Tom Boonen?

VAN DEN BREMT: Ik vergelijk Boonen een beetje met de jonge Eric Vanderaerden. Iemand met charisma, rechttoe en rechtaan. Nuyens is iemand met brains, iemand die over zijn vak nadenkt. Toen twee jaar geleden in De Standaard een professor zei dat iedere wielrenner zich dopeerde, schreef hij naar alle media een heel goed geargumenteerde brief. Boonen is flamboyanter, reageert ook anders. Neem nu bijvoorbeeld die actie vorig jaar in de Ronde van België. Als je een rit stillegt omdat er op een te smalle weg een valpartij is gebeurd, vind ik dat een verkeerd signaal. Volgens mij heeft iedere organisator oog voor de veiligheid. Maar valpartijen zijn nooit te vermijden. De meest spectaculaire tuimelingen die ik gezien heb, gebeurden op een autocircuit, op heel brede wegen. Bij dit vak hoort een zeker risico. Dat moet Boonen weten.

Kan Boonen de Ronde van Vlaanderen winnen?

VAN DEN BREMT: Volgens mij nog niet. Daarvoor zijn er te veel hellingen. Die opeenvolging van inspanningen kan Boonen volgens mij nog niet aan. Bovendien ligt dat draaien en keren hem ook veel minder. Uiteindelijk is en blijft dat een heel belangrijk element in de Ronde van Vlaanderen: de slingerwegen, remmen en weer optrekken, dat vergt een enorme concentratie. Van de andere kant verbaast het me dat Boonen er nog niet in slaagde Parijs-Roubaix te winnen. Want die koers is natuurlijk voor hem gemaakt. Die kasseien, de kracht die dat vraagt om constant door te rijden. In de Ronde van Vlaanderen verwacht ik eerder Nick Nuyens. Omdat die over de explosiviteit beschikt die nodig is om die koers te winnen. En omdat hij heel slim is. Ook dat moet je kunnen: het juiste moment bepalen om te demarreren. Geen tweehonderd meter te vroeg, maar geen tweehonderd meter te laat. Dat heeft hij in de Omloop Het Volk getoond. Bovendien vertelt Nuyens altijd verstandige dingen. Dat kan je niet van iedereen zeggen.

Hoe bedoelt u?

VAN DEN BREMT: Ik vind dat renners, sportmensen in het algemeen, zich niet goed verkopen. De clichés die ze dikwijls vertellen, ik erger me daar steeds meer aan. Ik denk dat er op dat vlak meer dan ooit nood is aan begeleiding, aan mediatraining. Maar dan niet door een gepensioneerde journalist, maar door een specialist. Uiteindelijk gaat het hier om een universitaire materie. Vroeger waren wielrenners heel direct. Nu wordt er hen meer verteld dat ze zaken binnenskamers moeten houden. Dat is op zich normaal. Alleen mag het dan niet zijn dat je alleen nog nietszeggende antwoorden geeft.

Kijkt u uit naar de Ronde van Vlaanderen?

VAN DEN BREMT: Anders dan als journalist, toen was ik altijd heel zenuwachtig. Nu ben ik ook perschef, dat is een totaal andere functie. De fascinatie voor de wedstrijd is gebleven. Dat eenzame gevecht van de renners, je geraakt er telkens weer van onder de indruk. Ik had altijd oog voor de tragedie, voor het ongelooflijke lijden van de renners. Ook dat zie je in de Ronde van Vlaanderen: iedereen probeert op die dag de grens van het menselijke te overstijgen. Want iedereen weet: als ik hier win, spreken ze daar binnen tien jaar nog van.

Door Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content