Walter Pauli

‘Vijf à zes miljard frank aan investeringen’: de Brusselse burgemeester François-Xavier de Donnéa (PRL) verheelt niet dat voor het stadsbestuur het ene aspect van Brussel 2000 al interessanter is dan het andere.

Voluit heet hij ridder François-Xavier de Donnéa de Hamoir. Ook in zijn voorkomen heeft de burgemeester iets adellijks: een rijzige figuur, beschaafd in de omgang, een Franstalige die zich spontaan bedient van een haast onberispelijk Nederlands. Brussel had wel behoefte aan een heer van stand, na een decennium van volksere voorgangers als Freddy Thielemans en, vooral, de onvergetelijke Michel Demaret. Ook François-Xavier de Donnéa zal de stijl-Demaret nog lang heugen: ‘We zullen hier in Brussel nog jaren puin mogen ruimen, zowel in materieel als moreel opzicht.’ Voor beide aspecten zou Brussel 2000 soelaas kunnen bieden, de naam van het project waarmee de nationale hoofdstad zich dit jaar bij Europa aandient als haar Culturele Hoofdstad. Al brengt de liberaal De Donnéa, wellicht zonder het zelf te beseffen, een aantal principes in praktijk die de oude Marx uitgerekend in Brussel heeft neergeschreven. Zoals het inzicht dat cultuur en ethiek volgen uit de economie, en niet omgekeerd. Zo ook met Brussel 2000.

François-Xavier de Donnéa: Ik zal de moeilijkheden niet ontkennen om Brussel 2000 op de rails te krijgen, maar dat was in de andere steden niet anders. Net als elders werd ook Brussel geconfronteerd met spanningen binnen de culturele wereld. Maar dat is voorbij. We zitten nu met een goed en gediversifieerd programma met driehonderd projecten. En, wat zeer belangrijk is, in het kader van Brussel 2000 kwam er enorm veel kapitaal vrij om de openbare ruimte te renoveren. Als je alle inspanningen optelt van de stad, het gewest, de federale overheid en ook van belangrijke privé-investeerders, kom je uit ergens tussen vijf en zes miljard. Allemaal voor openbare ruimte, monumenten en culturele instellingen.

Bij uw aantreden als burgemeester was u niet mals voor uw voorgangers. U zou in Brussel ‘een Augiasstal moeten uitmesten’ en ‘puin ruimen’, letterlijk en figuurlijk. Voor uw coalitie was Brussel 2000 dus een godsgeschenk. Daardoor kon u op kredieten rekenen waarvan u anders alleen maar had kunnen dromen.

De Donnéa: Vernieuwing van de openbare ruimte is inderdaad zeer belangrijk voor de culturele uitstraling van een stad, en Brussel 2000 was een goede katalysator. Zo inspireerde Brussel 2000 de privé-sector om op eigen kosten zijn historische panden te renoveren. De BBL deed dat aan het Koningsplein, Artesia bouwde het Van der Borght-gebouw om tot een museum. Goed, er blijft nog werk over aan de KVS, aan het Théâtre Royal du Parc of de kerk aan de Zavel – maar Brussel werd grondig vernieuwd. Het gaat trouwens niet alleen om monumenten. Er verdwenen ook een aantal van de ‘stadskankers’ – de beruchte gapende, braakliggende terreinen in het centrum.

Maar het gaat om meer dan geld alleen. Ook in politiek opzicht was Brussel 2000 een trendsetter. Franstaligen en Vlamingen, vertegenwoordigers van de stad, het gewest en het nationale niveau moesten samenwerken in één raad van bestuur. Naar Belgische normen is dat een huzarenstukje. Iedereen herinnert zich toch dat de kandidatuur van Brussel voor de Olympische Spelen is gestruikeld over communautaire problemen? Brussel 2000 heeft bewezen dat Walen en Vlamingen wel degelijk kunnen samenwerken, als ze het willen.

Brussel stond vaak symbool voor een te technocratische en voor de burger onherkenbare overheidsstructuur – denk aan organen als de ‘Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie’. Het kluwen van bevoegdheidsniveaus werkte een goed bestuur niet meteen in de hand.

De Donnéa: Maar Brussel is dan ook een bijzonder ingewikkelde stad. Officieel worden er twee grote talen gesproken, in de praktijk spreken tientallen min of meer omvangrijke groepen daarnaast een andere taal. Brussel is een multiculturele stad met het Frans als de lingua franca, de voertaal. Ook voor veel Vlamingen, trouwens.

Wel heb ik als voorzitter van Brussel 2000 gemerkt hoe actief de Vlaamse cultuur is. Vijftien tot twintig procent van de Brusselaars heeft een Vlaamse herkomst, maar in het culturele leven in Brussel speelt de Vlaamse cultuur voor meer mee dan die twintig procent. Voor véél meer. De Vlaamse cultuur is hier meer aanwezig dan de Vlamingen zelf.

De Vlaamse overheid wil het Vlaamse aandeel nog vergroten. Zo zijn er initiatieven om meer Vlamingen te stimuleren in Brussel te wonen. Hoe kijkt u aan tegen zo’n bewuste, zij het bescheiden strategie van vervlaamsing?

De Donnéa: Ik steun alle initiatieven om mensen naar de binnenstad te laten terugkeren. Het is ook logisch dat de Vlaamse Gemeenschap haar inspanningen naar Vlamingen richt. We stellen inderdaad vast dat het aantal jonge Vlamingen in de binnenstad stijgt. Maar er zijn evenzeer jonge Franstaligen die opnieuw zin krijgen om zich in Brussel te vestigen. Het treft mij dat ik vandaag veel bouwputten zie waar privé-woningen gebouwd worden. Tot in het midden van de jaren negentig kwamen er in de binnenstad alleen kantoren en winkelruimtes bij. Nu duikt er, verspreid over de hele binnenstad, nieuwbouw op voor appartementen. Her en der herleeft de woonfunctie.

En geen enkele groep claimt één stadsdeel voor zichzelf. Brussel kent nog geen echte getto’s (ik bedoel dan Brussel-stad), en gelukkig maar. Er zijn hier geen Franse of Vlaamse of buitenlandse wijken in Brussel. Ze wonen allemaal in dezelfde appartementen, en dat moet zo blijven.

Met projecten als Brussel 2000 wilt u uw stad een uitstraling geven zoals Parijs of Amsterdam. Net twee steden met een coherente urbanisatie. Zijn de littekens van de voorbije decennia geen blijvende handicap voor Brussel?

De Donnéa: Al met al bleven de littekens beperkt. Ze zijn te vinden in sommige wijken van de vijfhoek en op het Noord-Zuidtraject. In de jaren veertig en vijftig sloeg men daar alles stuk voor de verbinding tussen het Noord- en het Zuidstation. Vervolgens liet men er, zonder veel algemene visie, torengebouwen oprijzen. Dat was inderdaad slechte stedenbouw. Ik geloof dat wij die littekens geleidelijk moeten uitwissen. De plannen zijn concreet, al vragen de meer ingrijpende projecten een aanpak op langere termijn. We zullen een paar van die torengebouwen van destijds moeten afbreken. Ik heb niets tegen torens op zich, iedere stad heeft wijken met moderne hoogbouw. Dat hoeft niet lelijk te zijn, kijk naar La Défense in Parijs. Ook de Noordwijk in Brussel mag vandaag gezien worden. Niettegenstaande alle kritiek in het verleden tegen de afbraak van de oude Noordwijk, is die operatie nu eindelijk toch een succes.

Maar een toren net naast de Zavel (de beruchte Amelinckxbuilding, waarvoor het oude Volkshuis van Victor Horta werd gesloopt, nvdr) of zo’n mastodont vlakbij het Centraal Station, dat had geen zin. En dus zullen we dat oplossen. Er is al een akkoord om de Lotto-toren af te breken. Verder zijn er een twaalftal torengebouwen waarvoor de eigenaars geen nieuwe bouwvergunningen (bijvoorbeeld voor renovatie) zullen krijgen. Tenzij ze minder hoog zouden worden.

Intussen geeft de stad Brussel zelf het slechte voorbeeld.

De Donnéa: Onze administratie zit inderdaad in een van de lelijkste torens van de stad: het Administratief Centrum tussen het Muntplein en de Anspachlaan. Op termijn moet die toren natuurlijk ook verdwijnen. Ik meen dat ernstig. Binnenkort starten de gesprekken hierover met de mede-eigenaar van dat gebouw, De Post.

De meeste voorbeelden van stadsvernieuwing die u tot dusver aanhaalde, bevinden zich allemaal in het centrum van de vijfhoek. Klopt het dan toch dat een stadsbestuur met een sterke liberale inslag altijd eerst oog heeft voor middenstand en KMO?

De Donnéa: Ik denk dat in het recente verleden het Brusselse stadsbestuur de middenstand danig heeft verwaarloosd. Ik wil de handelaars terug naar de stad halen. Niet alleen naar het centrum, naar alle wijken. Daarom wil ik de anderen nog niet wegjagen. In Brussel is voldoende plaats voor iedereen. Er liggen nog braakliggende terreinen genoeg te wachten op bebouwing, er blijft een massa woningen over om te renoveren. Er is dus geen tegenspraak tussen een herleving van Brussel als commercieel centrum en als woongebied.

Daarbij gaat u voorbij aan ons beleid inzake sociale woningen. Alleen Brussel-stad telt er achtduizend: 20.000 mensen, op een totaal van 135 à 140.000 inwoners. Dat is enorm. Waar nodig gaan we die sociale woningen vernieuwen, desnoods verbouwen. Sommige van die gebouwen zijn zo neergezet dat ze een criminogeen effect hebben. Wel, die zullen we vervangen door appartementen in kleinere gebouwen, goed geïntegreerd in de omgeving.

Ook hier sluit onze aanpak aan bij het algemene beleid: sommige ‘sociale torens’ binnen de vijfhoek zullen afgebroken moeten worden. We denken in de eerste plaats aan de Papenvest. Niet om sociale woningen te schrappen en mensen weg te jagen. Wel om evenveel appartementen opnieuw te bouwen, maar in gebouwen die bijdragen tot een herstel van het stedelijk weefsel, die deze wijken weer ‘conviviaal’ zullen maken. Betere sociale woningen stimuleren een beter sociaal leven: meer veiligheid, meer stabiliteit van de gezinnen.

Als u ‘sociale torens’ neerhaalt, hebt u toch veel meer oppervlakte nodig om eenzelfde aantal woningen te bouwen?

De Donnéa: Dat hoeft niet. Rond die torens ligt doorgaans een massa open ruimte – verloren ruimte. Destijds hadden de stadsplanners beslist dat daar tuintjes zouden komen. Het werden vooral geschikte plaatsen om drugs te dealen. Vandaar mijn overtuiging dat die zogenaamd moderne vorm van architectuur en urbanisme de criminaliteit heeft gestimuleerd.

Projecten als Brussel 2000 beloven steevast de cultuur ‘van onder uit’ te stimuleren. Rijmt dat wel met een stadsbestuur dat de oorlog verklaarde aan de graffitispuiters? Die heten toch de ‘subcultuur van jonge migranten’ te vertegenwoordigen?

De Donnéa: Ik heb niets tegen graffiti waar dat mag. Als je in Parijs de Gare du Nord binnenrijdt, zie je op de muren interessante artistieke tags. Wij hebben ook zulke tags laten aanbrengen onder de bruggen van de Noord-Zuidverbinding, vlakbij de Kapellenkerk. Dat paste in een groter project om die tunnels veiliger te maken. Niemand raakt daaraan.

Maar wilde tags, dat niet. Als mensen inspanningen doen om hun gevel schoon te maken en hun woning te vernieuwen, en als dan zonder hun toelating twee dagen later een soort onleesbare handtekening verschijnt op die gevel, dan valt dat volgens mij niet onder de noemer van de esthetica. Het verbaast u misschien, maar aan die arrestanten merken we dat taggen niets te maken heeft met de cultuur van jonge migranten. Vaak komen ze uit de betere Brusselse gemeenten – Ukkel, Sint-Pieters-Woluwe – of uit Vlaams-Brabant. Logisch toch? Weet u hoeveel geld zo’n spuitbus kost om te taggen? Taggen, dat is voor burgerjongens, rijkeluiskinderen zelfs.

We blijven dus het wilde taggen bestrijden, en met succes. Jaarlijks pakt de Brusselse politie ongeveer een derde van die taggers op. En wat meer is: het parket vervolgt ze.

Dat is dan voor een keer positief nieuws. U hebt al zo vaak gekankerd op het Brusselse parket.

De Donnéa: Laat ik ’t zo zeggen: op dat gebied heb ik niet te klagen. Het parket is over het algemeen niet in staat om alle politiewerk op te volgen. Dat is een euvel van het gerechtelijk apparaat in het algemeen en het parket van Brussel in het bijzonder. Vorig jaar heeft de Brusselse politie 4000 personen gearresteerd die op heterdaad betrapt waren. Hoogstens duizend worden ter beschikking gesteld van het parket. Dat is veel te weinig.

Voor die achterstand zijn allerlei redenen. Maar zolang de magistraten hun personeelsbestand niet hebben kunnen aanvullen, zullen zij vertellen dat personeelstekort de enige reden is voor hun gammele werking. Vervul dus eerst die vacatures. Dan valt dat argument weg, en zullen we eens zien of de malaise in het gerecht alleen een kwestie is van personeel. (grijnst beschaafd)

U geeft hen ook wel extra werk. U wilt een hardere aanpak voor jonge boefjes.

De Donnéa: Ik zou niet te laks omspringen met jonge misdadigers. Je moet hen oppakken en snel veroordelen tot straffen in de vorm van gemeenschapsdienst, in ziekenhuizen of OCMW’s. Alternatieve straffen dus, maar wel ernstig: niet één weekendje werken. Voor de zware uitzonderingen, de zogenaamde ‘multirecidivisten’, vragen wij opsluiting in speciale re-educatiecentra. Geen gevangenissen, maar internaten waar discipline wordt bijgebracht. Wie in de week braaf is geweest, zou dan in het weekend naar huis mogen. In het Brusselse Gewest komen 200 tot 250 minderjarigen daarvoor in aanmerking. Ik weet wel dat ik met deze maatregel de zware criminaliteit niet aanpak, maar de kleine straatcriminaliteit die mensen zo op de zenuwen werkt, die zal wel stevig dalen.

Trouwens, de grote criminaliteit is nauw verweven met die zogenaamde kleine straatcriminaliteit. In Brussel horen bijna alle bedelaars bij georganiseerde bendes. Ik maak uitzondering voor een twintigtal oudere bedelaars – we hebben ze geteld – die in een kerkportaal zitten en zo een beetje bijverdienen. (lachje) Vaak een beetje véél bijverdienen, bovenop hun bestaansminimum. Die gedogen we in Brussel. Maar alle vrouwen met kinderen, of die vrouwen die krantjes verkopen, die werken allemaal in georganiseerde bendes. De kinderen moeten ze dikwijls per dag huren van lieden die ik ‘de pooiers van de bedelarij’ noem. En tegen dat soort bedelaars treden we hard op. De wet op de jeugdbescherming verplicht ons daar trouwens toe.

Veel burgemeesters zijn vragende partij voor die speciale jongerencentra. De oprichting ervan staat trouwens in het regeerakkoord. Ik wacht, en ik blijf wachten. Maar net zoals zuster Anna, zie ik nog altijd niets.

Vindt u dat de paarse coalitie voldoende aandacht heeft voor de grootsteden?

De Donnéa: Ze hebben goede bedoelingen, prima beleidslijnen, maar ik wacht nog op de eerste concrete maatregelen. Ze zijn natuurlijk nog maar acht maanden bezig, maar nu zou ik zoetjesaan iets mogen merken. Ik heb nog geduld. Een beetje.

Als het van politici als Norbert De Batselier afhangt, zal u binnenkort moeten kiezen: volksvertegenwoordiger, of burgemeester van Brussel. Hebt u een voorkeur?

De Donnéa: Ik wil helemaal niet kiezen. Wil men het parlement dan echt vullen met een ambtenarenkaste? Dat zal leiden tot een verarming van het parlementaire debat. Ik vind het bijvoorbeeld jammer voor Antwerpen dat mevrouw Detiège niet in het parlement mag zitten. De mensen hebben trouwens niets tegen die combinatie. Ik heb nooit zoveel voorkeurstemmen gekregen als sinds ik burgemeester ben.

Gaat zo’n Culturele Hoofdstad niet aan de kiezer voorbij, de openbare werken inbegrepen? Met Antwerpen 93 hadden ze ook de Meir gerenoveerd, en het Centraal Station en de Bourla. Maar in ’94 was het Vlaams Blok wel de grote winnaar van de verkiezingen.

De Donnéa: De stad was een puinhoop toen ik burgemeester werd. Vandaag zien we overal bouwterreinen. Maar goed, de mensen oordelen vaak over de vierkante meter stoep voor hun eigen deur. Zo zitten ze in elkaar. Wat dat op 8 oktober geeft, weet ik niet. Ik kan maar hopen dat de Brusselaars dankbaar zullen zijn.

Walter Pauli

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content