De prenten van Pisanello en de voort- durende verleiding van de pre-Renaissance.

WAAROM GRIJPEN kunstenaars van de vorige en van deze eeuw terug naar het beeld vóór de Renaissance, vóór Rafaël ? Wat misten zij in de nochtans perfecte visuele betovering ? De imperfectie ? Van de Nazareners over Gauguin tot Pasolini, van Spencer tot Dix hunkerden kunstenaars naar een ander beeld : Leonardo Da Vinci en Rafaël hadden het beeld herijkt maar ook verarmd. Als illusionistische weergave van een geïdealiseerd lichaam leek dit een bekroning maar meteen ook een impasse.

De uitzonderlijke tentoonstelling gewijd aan Pisanello maakt die vragen weer actueel. Zo werd Pasolini’s esthetische wereld in de jaren dertig bepaald door zijn leertijd bij Roberto Longhi, een van de belangrijkste herontdekkers van het Noord-Italiaanse quattrocento. Pasolini had daar de specifieke stroefheid, de platte ruimte en het onhandige gebruik van lichamen aan ontleend. Zijn werk zit vol dissonanten die zo bevrijdend en typerend waren voor de moderne fase van de cinematografie. Hij had die dissonanten gezien bij de schilders vóór Rafaël en buiten Florence en Rome. Schilders die minder beheerst werden door het Romeinse en antieke principe.

Pisanello, de kleine Pisaan (vòòr 1395-1455), werkte vooral in Noord-Italië in dienst van de ruige, maar op luxe en legitimering verzotte condottieri. Mantua, Ferrara, Milaan voor d’Este, Visconti en Gonzaga. Van zijn grote muurschilderingen is nauwelijks iets bewaard. Ondanks zijn groot aanzien werd hij snel vergeten, met nauwelijks nog een kans om te worden herontdekt : het werk was er niet meer. In maart 1856 koopt het Louvre van de Milanese antiquair Vallardi een uitzonderlijke verzameling van meer dan driehonderd aan Da Vinci toegeschreven tekeningen. Al snel wezen deskundigen op de onterechte toewijzing. De Codex Vallardi zou vooral tekeningen bevatten van Pisanello en zijn atelier.

Nu zijn enkele honderden tekeningen, enkele resten van fresco’s en een handvol paneelschilderijen de basis van zijn reputatie. De termen waarin tijdgenoten de lof zongen over zijn werk waren tweeërlei : gelijkenis en diversiteit. Niet harmonie, synthese of compositie. Eerder een ideaal van verbrokkeling en tegenstelling dan van concentratie. Zeer opvallend is de functie van de getrouwe weergave : er werd geen realistisch effect nagestreefd maar veeleer het sprookjesachtige, verbazingwekkende en feeërieke. De onuitputtelijkheid van de werkelijke wereld leidde niet tot een eenvormige, eenogige ?objectieve? visie maar openbaarde het verstrooide ?wonder? van de wereld. De wereld als ?Wunderkammer?, niet als laboratorium.

TRUC.

Vandaag lopen we tussen de kleinoden van Pisanello : zijn heerlijke studies van viervoeters en vogels. Iedere prent een mirakel van observatie en herschepping. Iedere prent een kunstig kleinood voor een hofhouding als die van Leonello d’Este, gek op kunst als toevoeging aan de onuitputtelijkheid van het bestaande en niet als weergave.

Ook in ruimtelijke termen is het realisme van Pisanello niet coherent. Piero della Francesca is enkele decennia later al veel systematischer. Pisanello gebruikt perspectief, anatomische weergave en stofweergave telkens als een lokaal systeempje. Het beheersen van het zichtbare in het beeldoppervlak is maar een truc naast andere. Want hij wil bijvoorbeeld ook een verhaal vertellen, of grappige karikaturen neerzetten. Tijdgenoten vertellen van een grappige smoel waarmee zowel in het schilderij als voor het schilderij wordt gelachen.

Pisanello mag dan al weet hebben van de antieke wereld, voor de prinsen die hij diende waren het toch de ridderverhalen uit het Noorden die hij vertelde. De bloedverwarmende Arthur-sagen illustreerde hij voor de Gonzagas in Mantua. Geen Romeinse strengheid, geen republikeinse deugdzaamheid maar ridderlijke expansie en levenslust. Natuurlijk waren beide idealen, die van de antieken en die van de feodale Middeleeuwen, pure fantasieën, projecties van een ideaalbeeld waaraan een opdrachtgever zich spiegelde. Alleen zijn we dat door ons geloof in de Renaissance vergeten voor het antieke ideaal : het heette een hergeboorte, niet een projectie.

De Renaissance wordt gezien als een bevrijding, niet als een opsluiting. Pisanello is geen titaan maar een geraffineerd, misschien wel zeer modieus schilder. Praal is het kernwoord, je ziet het voortdurend in de tekeningen. Ook de natuur, ook de dieren in hun pels, pluimen en bewegingen zijn pralend. Sieraad alom, als de sleutel voor alles. De Renaissance, zoals die kort na Pisanello definitief aan de orde is in Rome en Florence, is een manier om die luister er deugdzamer te laten uitzien dan ze in werkelijkheid is, om aan het sieraad van de wereld een intellectuele diepte te geven die ze van nature uitsluit.

De denkwereld van Pisanello is nog niet die van de neoplatoonse traditie. Zijn wereld blijft met een voet stevig geworteld in een oude emblematische lectuur van de wereld. Zijn accurate weergave doet niets af aan zijn besef van de dingen als symbolen. De dingen staan hier nooit voor zuivere ideeën maar altijd voor zeer onzuivere emblemen. Juist die onzuiverheid maakt hem en de hele pre-Renaissance tot een voortdurende verleiding. Hoe aan de concrete wereld zin en schoonheid ontlokken, zonder die eerst te castreren in een geïdealiseerde vorm.

Dirk Lauwaert

?Pisanello, le Peintre aux sept vertus?, in het Louvre (Hall Napoléon), Parijs, tot 5/8.Dominique Cordellier, curator van de expositie, schreef een monografie over Pisanello, ?La Princesse au Brin de genévrier?, Louvre. Verhelderend is ook ?La Renaissance dans les cours italiennes?, van Alison Cole, Flammarion.

Pisanello, Jonge vrouw op balkon met ridder, Mantova, Palazzo Ducale : ridderlijke expansie en levenslust.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content