Fons Verplaetse vocht twintig jaar lang voor de Belgische frank. Het afscheid van ‘zijn’ munt maakt hem echter niet weemoedig, want de euro is de bekroning van zijn strijd. Het verhaal van de eregouverneur van de Nationale Bank van België.

Eerst als kabinetschef van premier Wilfried Martens en daarna als gouverneur van de Nationale Bank, leverde Verplaetse een ‘heroïsche strijd’ voor de Belgische frank. Twintig jaar lang. ‘Het was een moeilijke maar mooie tijd’, zegt hij. Niemand was meer met de frank verbonden. Toch maakt het verdwijnen ervan hem niet weemoedig. ‘Wij kregen waar wij van droomden: opgaan in de euro op een sterk niveau. Dat is de bekroning van al die inspanningen om de frank overeind te houden.’

In de jaren zeventig van de vorige eeuw al voorspelden sommigen enthousiast een Europese monetaire unie en zelfs een eenheidsmunt. In 1979 kwam er een wisselakkoord tussen een zestal Europese munten tot stand. Het duurde daarna nog twintig jaar voor de EMU van start ging en de euro werd gelanceerd.

Fons Verplaetse: De vorming van een monetaire unie is ook niet gemakkelijk. Er heeft nog nooit zo’n operatie plaatsgevonden. Er bestaan wel landen zonder een eigen munt, maar de euro is een munt zonder land. In het midden van de jaren zeventig schaarden de toenmalige Zes zich achter het verslag-Werner over een Europese muntunie _ de Luxemburgse premier en minister van Financiën had voor zijn werk uitbundig een beroep gedaan op de deskundigheid van de Nationale Bank van België. Er was al een tijdschema uitgetekend. Maar toen het proces moest starten, viel de economische conjunctuur tegen en lieten ze het plan vallen. De Franse minister van Financiën Jacques Delors, die later voorzitter van de Europese Commissie werd, pikte dat idee enkele jaren later weer op. Daarna is de muntunie blijven voortkabbelen.

Werner en Delors waren politici. Zijn het dan de politici en niet de centrale bankiers die de euro hebben uitgevonden ?

Verplaetse: Het hoofddoel van de eenmaking van Europa was peis en vree: oorlog voorkomen tussen de twee grote landen Frankrijk en Duitsland. Ze probeerden dat op alle mogelijke manieren, politiek en militair. Maar het lukte niet goed, zodat het idee onstond om het langs de monetaire omweg te doen. De hoop was dat een Europa met één munt de mensen dichter bij elkaar zou brengen. De monetaire unie is duidelijk een politieke realisatie, en de centrale bankiers stapten van bij het begin enthousiast mee.

België stond niet pronkend klaar om in een Europese muntunie te stappen. De frank was niet sterk, de grondvesten van de economie niet altijd even stevig. Waardoor is het toch gelukt?

Verplaetse: Tot in het begin van de jaren zeventig werd ons land door iedereen benijd. Met hoge economische groei, lage werkloosheid, een groot financieel overschot in vergelijking met het buitenland, lagere inflatie dan elders in Europa… Alleen met de overheidsfinanciën ging het minder goed. Maar door de olieschokken in dat decennium zijn wij in een vijftal jaar erg diep gevallen. Wij werden ‘de zieke man van Europa’. Wij reageerden onverstandig op de economische gevolgen van de oliecrisssen _ wij deden alsof ze niet bestonden. Onze beste politieke leiders waren toen met andere dingen bezig, met de communautaire problemen en de staatshervorming. Zij wilden absoluut het land samenhouden en verwaarloosden voor een stuk het sociaal-economische aspect. Het tekort op de overheidsbegroting sprong van 4 procent van bruto binnenlands product in 1973 tot 14 procent zeven jaar later. Weinig landen doen ons zoiets na. Om een catastrofe te vermijden, waren twee oplossingen mogelijk. De eerste was een reële loonsverlaging met 10 procent, maar dat was politiek niet haalbaar. Dus werd het een devaluatie van de frank met 8,5 procent, met een pakket sociale begeleidingsmaatregelen. Die les van 1981 moeten wij onthouden: iets laten scheefgroeien gaat snel, om het weer recht te krijgen, is vijf keer meer tijd nodig. Gemakzucht heeft een hoge prijs.

U maakte een einde aan die gemakzucht en liet de Belgische frank aan de Duitse mark koppelen. Daardoor waren er bij economische zorgen geen monetaire oplossingen meer mogelijk en moest de politiek beter op haar begroting en _ samen met de sociale partners _ op het inkomensbeleid letten. Was dat een stap naar de muntunie ?

Verplaetse: Wij waren er aanvankelijk niet zeker van of de devaluatie een succes zou worden. Pas vijf jaar later wisten we dat er geen tweede devaluatie moest komen. We hebben die toestand verankerd. In mei 1990 heeft de regering, op voorstel van de Nationale Bank, de frank aan de Duitse mark gekoppeld en feitelijk ook aan de gulden. Dat gebeurde heel duidelijk in het vooruitzicht van de eenheidsmunt: het was een anticipatie op de normen van Maastricht die toen nog niet bestonden. Dankzij die koppeling werd de frank weer een sterke munt. Zonder die koppeling hadden wij de monetaire unie nooit gehaald. Het was een gedurfde operatie.

Het Verdrag van Maastricht legde in 1991 de toelatingsvoorwaarden vast voor de Europese muntunie. Het kostte ons een decenniumlang nieuwe besparingen.

Verplaetse: Het tekort op de rijksbegroting veranderde tussen 1987 en 1993 amper; het bleef rond 7 procent van het BBP schommelen. De internationale financiële markten geloofden niet dat België de criteria van Maastricht zou halen en lid van de EMU zou kunnen worden. Dat heeft ons veel gekost. In 1992 hadden de markten nog ten voordele van de frank gespeculeerd: 4,96 miljard euro kapitaal vloeide het land binnen. Maar bij de zwaardere wisselcrisis van het volgende jaar vloog dat geld op een paar weken weer de deur uit en verloren wij bovendien nog 21,07 miljard euro speculatief kapitaal. Dat was natuurlijk heel erg en viel monetair ook niet op te lossen. Premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) installeerde een adviescommissie onder mijn leiding. Wij hebben discreet het globaal plan van 1994 voorbereid. Dat moest het land klaarmaken om voor het Maastrichtexamen te slagen. De basis ervan was een inkomensmatiging door de invoering van de gezondheidsindex, de blokkering van de lonen voor een paar jaar en de sanering van de overheidsfinanciën. Dankzij stevige besparingen waardoor, afgezien van de rentelasten, het overschot op de rijksbegroting steeg (het zogenaamde primaire overschot), konden wij de beruchte rentesneeuwbal stoppen. Na 1993 groeide de staatsschuld niet langer louter onder druk van zijn eigen rente aan. Wij hebben, om de eenheidsmunt voor te bereiden, inderdaad twee grote periodes van sanering gekend: een van 1982 tot 1987 en een van 1993 tot 1998.

En daarmee waren we zeker van ons lidmaatschap van de Europese muntunie?

Verplaetse: Verre van. Dat is nog een heroïsche strijd geworden. In november 1997 zaten de gouverneurs van de centrale banken in Frankfurt aan tafel voor de deliberatie. In hoeverre voldeden de kandidaten aan de voorwaarden voor de muntunie? Wij begonnen in alfabetische volgorde: Belgium eerst dus. De meeste van de Maastrichtnormen stelden voor ons geen probleem meer. Het overheidstekort mocht niet groter dan 3 procent van het BBP zijn en wij hadden het van 7,5 naar 1,9 procent teruggebracht. De inflatie was geen probleem, de rentetarieven, de wisselkoersstabiliteit en de onafhankelijkheid van de Nationale Bank evenmin. Maar hoe kon ik duidelijk maken dat onze staatssschuld van 125 procent van het BBP voldeed aan de norm die bepaalde dat hij niet hoger dan 60 procent mocht zijn of dat doel snel zou moeten benaderen? Duitsland en Nederland wisten wel dat wij al jaren saneerden. Maar Italië bracht ons in verlegenheid door als het andere land met een té hoge staatsschuld, op onze kar te springen _ en men vertouwde hun ‘zuiderse cijfers’ niet veel. Uiteindelijk aanvaardden de gouverneurs de Belgische belofte: met een primair overschot op de begroting van ten minste 6 procent raakt de staatsschuld snel genoeg afgebouwd.

Heeft premier Jean-Luc Dehaene het land met zijn saneringsbeleid inderdaad in het koppeloton van de euro gereden?

Verplaetse: Natuurlijk, het lidmaatschap van de EMU is de verdienste van de regering van Dehaene en Di Rupo. Er is in België nooit echt oppositie geweest tegen de normen van Maastricht en de strenge besparingsmaatregelen. De criteria wegen zwaar, luidde het, maar als het moet dan moet het. Het land wilde er van bij het begin bij horen. De Belgen zijn overtuigde Europeanen en zij geloofden meteen in de eenheidsmunt. Dat lag moeilijker voor de Duitsers, die hun sterke mark moesten loslaten. En in Frankrijk leverde een referendum slechts een krappe meerderheid van 51 procent op. Aan de positieve reactie van de Belgen heb ik nooit getwijfeld.

Leidt de muntunie naar een Europese politieke unie?

Verplaetse: Ja, maar erg geleidelijk. De Europese topbijeenkomsten tonen aan dat de grote landen moeilijk een stuk van hun soevereiniteit aan Europa afstaan. Maar er is vooruitgang, telkens is er een beetje meer Europa. In vergelijking daarmee is de vorming van de monetaire unie een uitzonderlijk grote stap, de partners hebben de monetaire middelen voor de aanpassing van hun economie uit handen gegeven.

Wanneer treden de andere EU-lidstaten tot de monetaire eurozone toe?

Verplaetse: Iedereen dacht dat de muntunie met een eerste peloton van zes of zeven landen zou starten. Het zijn er nu twaalf. Niemand had verwacht dat landen als Spanje en Portugal zulke grote inspanningen zouden doen om van bij het begin mee te gaan. Griekenland is twee jaar geleden na drie jaar saneren toegetreden _ wat niemand voor mogelijk hield. Zweden, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk voldoen aan alle criteria om lid van de euroclub te worden. De Britse economische wereld is een groot voorstander van de euro. Maar de Engelsen, door 42 kilometer water van het vasteland verwijderd, zijn erg op hun onafhankelijkheid en bevoorrechte vriendschap met de Verenigde Staten gesteld. De toetreding van de toekomstige EU-leden tot euroland is een politiek thema. Het moet blijkbaar snel gaan. In 2004 zullen vele vermoedelijk deel van de interne markt uitmaken, maar weinige of geen zullen voldoen aan de strikte Maastrichtcriteria voor toetreding tot de euro.

De VS lijken op de muntunie met haar nieuwe euro neer te kijken. Verwachten de Amerikanen dat de muntunie mislukt?

Verplaetse: Het kan niet mislukken. De Amerikanen hebben nooit begrepen dat wij al lang stabiele koersen tussen de Europese munten hebben _ die als geheel wel vlotten tegenover de dollar en de yen. Zij geloven niet in vaste wisselkoersen en laten hun dollar vlotten. ‘De dollar is onze munt en uw probleem’, zeggen zij. Ze begrijpen evenmin dat het monetaire beleid in Europa gevoerd wordt door een groep van zes directeurs van de Europese Centrale Bank en de twaalf nationale gouverneurs. Zij geloven niet dat dit kan werken. In de VS zegt noch de president noch de minister van Financiën ooit iets over geld. Dat doet maar één man: Alan Greenspan, de voorzitter van de Federal Reserve.

Wij hebben nu de eurobiljetten en -munten op zak. Het stuntelige rekenwerk kan beginnen.

Verplaetse: Ik weet zelf niet of iets in euro duur of goedkoop is. Ik moet nog altijd naar de oude frank omrekenen, zowel voor kleinere persoonlijke uitgaven als indertijd voor miljarden in de Nationale Bank _ dat probleem heb ik merkwaardig genoeg niet met dollar. Ik leer wel. Ik denk dat wij er verstomd van zullen staan hoe gemakkelijk de mensen na zes maanden met de euro rekenen. Mijn kleinkinderen zullen na een jaar vergeten zijn dat de frank heeft bestaan.

Guido Despiegelaere

‘De monetaire unie is duidelijk een politieke realisatie, en de centrale bankiers stapten enthousiast mee.’

‘Zonder de koppeling van de frank aan de Duitse mark hadden wij de monetaire unie nooit gehaald.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content