Het bezoek van de dalai lama aan ons land bracht duizenden op de been. Ook los van de visite slaat het boeddhisme aan in het Westen. Hoe komt dat?

Beschouwt u zichzelf als uniek?” vroeg een scholier. “Nee. Ik ben in niets anders dan jullie. Behalve mijn haarstijl”, antwoordde de verkreukelde Tibetaan tot jolijt van het jonge volk.

Na een ernstige overpeinzing over geboorteregeling en bevolkingsexplosie stak hij plots zijn vinger bezwerend uit naar de scholieren. “Jullie zouden wat meer zoals monniken en nonnen moeten leven.” Opnieuw grote hilariteit.

Ook Jean-Luc Dehaene begroette de hoge gast uit Tibet met zichtbaar plezier. Nog voor de spirituele leider kans zag de witte sjaal om de nek van de premier te leggen – als teken van zegen -, had deze zich er al mee getooid. De Tibetaan keek het aan met beheerste pret.

De gerimpelde, goedlachse dalai lama is een levende icoon. De man heeft dan ook een fascinerend levensverhaal. Geboren in 1935 bij eenvoudige dorpsmensen in het oosten van Tibet, speelde het ventje als peuter al graag dat hij op reis ging “naar Lhasa”. Dat is de hoofdstad van Tibet en de residentie van haar geestelijke en wereldlijke leider, de dalai lama. Ondertussen zochten equipes uit Lhasa in het oosten naar de nieuwe incarnatie van de in 1933 gestorven dertiende dalai lama. Na zijn dood draaide deze heilige man zijn hoofd immers herhaaldelijk in de richting van het oosten. Ook andere tekens wezen volgens waarnemers op een nieuwe incarnatie in het oosten. De interim-regent kreeg na een driedaagse meditatie een visioen van een jongen in een huisje met turkooisgroene tegels nabij een klooster met jadegroene en gouden daken. De zoekacties leidden tot de vierjarige Tenzin Gyatso. De kleuter kroop onmiddellijk op de schoot van de als dienaar vermomde hoge lama en begon te spelen met een rozenkrans die aan de vorige dalai lama had behoord. “Mag ik die hebben?” vroeg de kleine Tenzin. “Als je kan raden wie ik ben”, antwoordde de ander. Het kereltje noemde de man en diens metgezellen bij hun geestelijke namen. Toen hij uit een aantal voorwerpen feilloos voormalige eigendommen van de overleden dalai lama selecteerde, leek er nog weinig twijfel. De jongen werd meegetroond naar Lhasa, bij zijn aankomst aan verdere tests onderworpen en vervolgens ingehuldigd in de heilige stad.

Op de uitzonderlijk jonge leeftijd van zestien jaar nam Tenzin Gyatso het spiritueel leiderschap op zich. De Chinezen stonden al voor de poorten van Tibet te dringen en werden mettertijd onverzettelijker in hun eisen tot volledige overgave. Onderhandelingen mochten niet baten en in 1959 was de situatie bijzonder grimmig geworden. Duizenden Tibetanen kwamen de straat op om hun leider te beschermen. Deze stak, verkleed als soldaat, de grens over naar India. Velen volgden hem in ballingschap naar Dharamsala aan de voeten van de Himalaya. De Chinezen richtten ondertussen in het moederland grote bloedbaden aan.

DE KETEN VAN OORZAAK EN GEVOLG

Ofschoon de dalai lama vragen over het lot van zijn volk doorgaans niet schuwt, heeft hij de jongste jaren duidelijk gemaakt dat hij geen politieke ambities meer koestert voor een eventuele terugkeer naar een zelfregulerend Tibet.

De Tibetaanse leider plaatst zich vooral in de spirituele lijn van de beroemde bedelmonnik – ooit prins – die 25 eeuwen geleden onder een boom ging zitten met het vast voornemen niet op te staan tot hij de verlichting bereikt had. En zo gebeurde. Gautama Boeddha ontdekte dat alles in het leven in een voortdurende staat van verandering en ontbinding is. Ook de gewaarwordingen en emoties waaraan wij zoveel belang hechten, zijn niet meer dan voorbijdrijvende wolkjes. Wij maken ze groter dan ze zijn, hebben de neiging ons vast te klampen aan allerlei soorten onbestendigheid en halen onszelf daarmee een hoop miserie op de hals. De kernhouding van het boeddhisme is een glimlach voor de kronkels en wisselvalligheden van het leven, een gelijkmoedigheid die desondanks geen actie uitsluit.

De dalai lama sprak voor ruim vijfduizend toehoorders in Hoei over deze kernhouding: “Niemand ontsnapt aan pijn en lijden door geboorte, ziekte, ouderdom en dood. Wél kunnen we ons daarop voorbereiden, zodat we er niet helemaal door overhoopgehaald worden wanneer het zover is. Maar een groot deel van ons lijden veroorzaken we zelf door onze hebzucht, haat, jaloersheid en gehechtheid. Zelfs liefde vertalen we makkelijk in de vorm van gehechtheid. Welnu, als we zelf dit lijden creëren, kunnen we het ook zelf elimineren.”

Voor het boeddhisme is de toename van het geweld en de vernietigingsdrang in onze steden allerminst reden tot verbazing. Wanneer we zelf schepper zijn van wat we zijn en doen, dan oogsten we wat we zaaien. Indien we ons laten leiden door weinig hoogstaande, blinde reacties, dan zijn de gevolgen daar ook naar.

Sinds de historische Gautama Boeddha tot inzicht kwam in deze keten van oorzaak en gevolg en zich eruit bevrijdde, is boeddha de naam geworden voor “ontwaakte”. De illusie van een eigenstandig, afzonderlijk “ik” dat geluk kan bereiken door het plezierige na te jagen en het pijnlijke te vermijden, leidt volgens deze leer tot individuele en collectieve verdwazing. We laten ons doen en laten sterk kleuren door de reacties van andere mensen op wat we zeggen en doen. Bevallen die ons niet, dan zijn we ongelukkig of halen we uit naar anderen.

Deze blinde reacties kunnen we stilleggen door te kijken naar de keten van oorzaak en gevolg, en gelijkmoedigheid aan te kweken tegenover de wisselvalligheden van het leven. De leer van het boeddhisme is daarom onlosmakelijk verbonden met de praktijk van meditatie. In de praktijk leidt die niet enkel naar grotere innerlijke rust, maar ook naar mededogen met anderen. De dalai lama benadrukt dit graag: “Het boeddhisme predikt geen onverschilligheid of neutraliteit maar altruïsme. Ons geluk en dat van anderen zijn ten zeerste met elkaar verbonden. Wanneer we onszelf goed doen, doen we ook anderen goed. Wanneer we kwaad doen aan anderen, doen we ook kwaad aan onszelf. De kern van het boeddhisme is daarom mededogen, een warm hart.”

HET WERELDSE IS GEEN KWAAL

Het zal geen toeval zijn dat het boeddhisme een van de populairste en snelst groeiende religieuze tradities van het Westen wordt. Frankrijk, bijvoorbeeld, telt een half miljoen mensen die zich tot het boeddhisme bekennen. In Nederland belijdt ongeveer één procent van de bevolking het boeddhisme. Voor België zijn er geen cijfers bekend. Frans Goetghebeur van het Tibetaanse Instituut in Schoten merkt op dat deze stroming zich moeilijk in cijfers laat vatten. Heel wat mensen hebben interesse in meditatiecursussen of laten zich inspireren door boeddhistische literatuur zonder zichzelf daarom het etiket “boeddhist” op te plakken.

Hoe dan ook blijken het sobere zen-boeddhisme en het meer kleurrijke, magische Tibetaanse boeddhisme de sterk groeiende stromingen. Zen deed vooral opgeld in de jaren vijftig en zestig. Het Tibetaanse boeddhisme drong pas na de ballingschap van de dalai lama door tot het Westen. Catherine Cornille, professor vergelijkende godsdienstwetenschappen in Leuven over deze accentverschuiving: “Ze komt overeen met mentaliteitsverschuivingen in het Westen zelf. Zen past beter bij de rationele en sobere naoorlogse jaren, terwijl het meer kleurrijke Tibetaanse boeddhisme beter aansluit op de behoefte aan mythische verbeelding en een expliciet religieuze ingesteldheid. Maar de populariteit van het Tibetaans boeddhisme kan zeker niet alleen verklaard worden vanuit de noodzaak van herbetovering van het universum. Het heeft er ook mee te maken dat het Tibetaanse boeddhisme niet antiwerelds is ingesteld. Het wereldse is geen kwaal maar een middel om verlossing te bereiken. Seksualiteit en relaties zijn dat eveneens.”

Een illustratie van deze houding vormt het antwoord van de dalai lama op een vraag naar het nirvana, de verlichting: “Die vraag komt later wel aan de orde. Er is geen haast. Zorg ervoor dat je dagelijks een goed leven leidt, eerlijk, onzelfzuchtig, met mededogen, en het zal je automatisch dichter bij het nirvana voeren.”

Ofschoon de dalai lama vaak vereenzelvigd wordt met het Tibetaanse boeddhisme, vertegenwoordigt hij maar één van de vier scholen ervan, eigenaardig genoeg de school die met het Tibetaanse woord voor “geluk” omschreven wordt. Vertegenwoordigers van minder gekende boeddhistische strekkingen ergeren zich wel eens aan al de aandacht die naar deze ene man toegaat. De man zelf maakt zich geliefd door zichzelf als een “eenvoudige boeddhistische monnik” te omschrijven en ook in zijn gevoel voor humor een gezonde dosis zelfrelativering aan de dag te leggen.

Los van deze charismatische figuur, is de westerse interesse voor boeddhisme duidelijk toegenomen. Catherine Cornille: “Je kan dit deels zien als een reactie tegen de christelijke traditie, maar ook als een positieve aantrekking tot de leer en de praktijk van het boeddhisme. Anders dan het christendom vertrekt het boeddhisme niet vanuit metafysische vooronderstellingen of het geloof in een persoonlijke god. Daarmee is ook de moeilijke vraag over de relatie tussen een algoede en liefdevolle god en het onrecht en lijden in de wereld niet aan de orde. De nadruk ligt niet zozeer op openbaring en op dogma’s dan wel op de eigen ervaring. Toch zijn de mensen die zich tot het boeddhisme bekeren meestal geen gelovige christenen, maar veeleer postmoderne en geseculariseerde westerlingen die in het boeddhisme een antwoord op hun blijvende spirituele honger vinden. Die stemt mogelijk uit de ervaring van gemis of malaise, nadat alle verlangens bevredigd zijn binnen de consumptiemaatschappij. Wat heel wat westerlingen eveneens aanspreekt in het boeddhisme is de nadruk op de mogelijkheden en verantwoordelijkheid van de mens om op eigen krachten de ervaring van verlichting en verlossing te bereiken. Dat sluit goed aan bij de behoefte aan zelfbeschikking van de hedendaagse mens.”

Ria Goris

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content