De gebeurtenissen in Tibet leren opnieuw dat de rol van China in de wereld is veranderd.

Wat de voorbije weken in Tibet is gebeurd, mag niet verbazen. Over minder dan vijf maanden worden in Peking de Olympische Spelen gehouden. Het is de logica zelf dat tegenstanders van de Chinese heerschappij in Tibet de gelegenheid aangrijpen om hun zaak bij de wereldgemeenschap aan te kaarten. Europeanen en Amerikanen blijven normaal gesproken niet ongevoelig als mensenrechten in het geding zijn en als een heel volk de stem laat horen.

In tegenstelling tot andere minderheden in het reusachtig grote China bereiken Tibetaanse klachten ook gemakkelijker de buitenwereld. Dat komt onder meer omdat ze worden vertolkt door de dalai lama, de alom gerespecteerde geestelijke leider van Tibet die in 1989 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Die dalai lama verblijft nu al vijftig jaar in de Noord-Indiase stad Dharamsala, waar hij een onderkomen vond nadat Chinese troepen in 1959 een grote Tibetaanse opstand hadden neergeslagen. Het is ook de verjaardag van die opstand, die nu weer werd aangegrepen om voor meer zelfstandigheid voor Tibet te demonstreren.

Wat misschien het meest verbaast, is dat de Chinese leiding het protest niet zag aankomen. Peking dacht blijkbaar dat de economische groei – in Tibet vorig jaar ruim tien procent – het nationalistische vuur had gedoofd. Ze zagen over het hoofd dat van die vooruitgang vooral de Han-Chinezen profiteren, die de voorbije jaren massaal naar Tibet zijn geëmigreerd. De spoorlijn die sinds kort de afgelegen Tibetaanse hoofdstad Lhasa ontsluit, bracht niet alleen toeristen naar de Himalaya. Bovendien komt de groei vooral stedelijke centra ten goede, wat voor wrok zorgt op het platteland.

Peking weet best dat het de Tibetaanse kwestie alleen kan oplossen door met de dalai lama te praten. Er vonden de voorbije jaren ook geregeld gesprekken plaats, die tot een terugkeer van de geestelijke leider moesten leiden. Ze sprongen vorige zomer nog af, omdat de communistische partij zich te veel met de unieke boeddhistische tradities van Tibet wou bemoeien. Er zijn overigens Tibetanen die hem stilaan een watje vinden. Het is de dalai lama namelijk allang niet meer om onafhankelijkheid te doen. Hij vraagt een ruime autonomie voor Tibet, en vooral dat zijn volk de kans krijgt om zijn cultuur en godsdienst vrij te beleven.

Het is tekenend dat het Westen uitermate voorzichtig op de gebeurtenissen reageerde. Terwijl het toch direct duidelijk was dat de Chinese politie met scherp op de betogers schoot. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice riep Peking op tot terughoudendheid. De Britse premier Gordon Brown meende te hebben begrepen dat de Chinezen het met de dalai lama op een akkoordje willen gooien. De roep om de Olympische Spelen te boycotten, klonk alleen en sourdine.

Met andere woorden: de Koude Oorlog is voorbij, de wereld is veranderd en in de nieuwe wereld gelden andere prioriteiten. China is ook Servië niet en dus kan Tibet niet op evenveel clementie rekenen als Kosovo. Bovendien heeft Washington de grote Chinese dollarreserves nodig om de financiële crisis in Wall Street te helpen bezweren. Het is niet geraadzaam om Peking voor de voeten te lopen. En dat geldt tegenwoordig zelfs niet meer alleen voor lastige monniken in de ijle lucht van de Himalaya.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content