Alain Van Hiel
‘Is het wel een goed signaal om op te roepen tot positieve discriminatie?’
Professor sociale psychologie Alain Van Hiel staat stil bij een recent voorstel van Unia om bepaalde vacatures enkel voor vrouwen open te stellen.
Unia presenteerde deze week cijfers waaruit blijkt dat het aantal klachten over discriminatie stijgt. Of dit daadwerkelijk betekent dat er effectief meer discriminatie is, of dat de gevoeligheid hiervoor gestegen is, is natuurlijk uit die cijfers niet af te leiden. Wellicht op basis van haar ervaring met sommige dossiers, voegde Els Keytsman, de directeur van Unia, er gisteren in het VRT-programma ‘De Afspraak’ aan toe dat sommigen “keihard gediscrimineerd” worden. Wie ben ik om dit te ontkennen? En natuurlijk vind ik ook dat discriminatie moet bestreden worden.
Over de ziekte zijn we het dus eens, maar niet over de kuur. Eén van Keytsmans voorgestelde oplossingen om discriminatie te bestrijden was deze van de meest absolute vorm van positieve actie, namelijk quota. Zo zouden bijvoorbeeld vacatures enkel open kunnen staan voor bepaalde groepen mensen die gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt, zoals vrouwen, leden van etnisch-culturele minderheden, of mensen met een handicap.
Discriminatie en omgekeerde discriminatie
Als het van Unia zou afhangen, is het dus best mogelijk dat de best geschikte kandidaat een functie niet krijgt, eenvoudigweg omdat hij of zij bijvoorbeeld blank is, dus het verkeerde kleurtje heeft. Dit is uiteraard (omgekeerde) discriminatie. Net daarom dat in de Verenigde Staten, een land dat al veel langer te maken heeft met positieve actie maatregelen, in 2003 het Hooggerechtshof oordeelde dat absolute quotasystemen ongrondwettelijk zijn, omdat dit in de kern vormen van discriminatie zijn. Ook in België zijn dergelijke quota wettelijk niet toegestaan.
Jan Modaal vindt quota oneerlijk
Quota botsen niet alleen met het wettelijke kader, maar bovendien loopt niet iedereen warm voor dit soort maatregelen. Zelf deden we hiernaar een onderzoek in Nederland, waaruit bleek dat quotasystemen door een groot deel van de bevolking sterk afgewezen worden. Niet dat deze tegenstanders onversneden racisten zijn, daarvoor is de afwijzing te massaal. Wat hen wel drijft, is eenvoudig: een gevoel van onrechtvaardigheid. Quota worden als oneerlijk ervaren.
Diegene die de beste kwalificaties heeft, verdient de functie, zo eenvoudig is het. Maakt niet uit of deze persoon iemand uit een kansengroep is, of niet.
Averechtse effecten van quota
Bovendien loert er nog een bijkomend gevaar. Wanneer groepen competitie ervaren, stijgt discriminatie. Quota zorgen ervoor dat keuzes tussen individuele mensen een nieuwe dimensie krijgen, namelijk deze van de groep waartoe ze behoren. Wie tot een bepaalde groep behoort, heeft bij quota een competitief voordeel, en wel op een erg expliciete manier. In plaats van discriminatie te bestrijden, dreigen quota daarom discriminatie aan te vuren.
Een aantal wetenschappelijke studies toonde bovendien aan dat quotasystemen ook nadelige psychologische gevolgen hebben voor de personen die de voorkeursbehandeling genieten. Personen die via quotasystemen bevoordeeld worden schatten zichzelf lager in en hebben de neiging om wanneer het team minder goed functioneert, dit toe te schrijven aan zichzelf. Maar ook collega’s kunnen twijfels hebben over hun bekwaamheden en talenten. De gedachte dat iemand uit een kansengroep de functie heeft omdat hij of zij de juiste afkomst heeft, kan suggereren dat dit dan ook de enige reden is. Bovendien is voorkeursbehandeling hoe dan ook een vorm van hulp, die bij de begunstigden als het ware bevestigt dat anderen geen al te hoge pet van hen op hebben.
Liever andere maatregelen
Vanuit het beleid en is het gemakkelijk om quota voorop te stellen. Het is als het ware in een enkele pennentrek ‘gerealiseerd’. Maar hoe dit op werkvloer vertaald wordt is natuurlijk iets heel anders.
Het opstellen van quota is niet de enige maatregel om achterstelling van mensen uit kansengroepen op de werkvloer aan te pakken. Positieve actie kan immers in verschillende vormen en gradaties. Inspanningen in scholing en training zijn er een voorbeeld van. De gedachte hierachter is eenvoudig. Indien het reservoir van geschikte kandidaten groter wordt, dan is de kans groter dat leden van kansengroepen hoge functies zullen bekleden.
Ook het bedwingen en inperken van discriminatie is een geschikte maatregel, wanneer dit doordacht wordt uitgevoerd. Werkgevers die systematisch discrimineren kunnen met naam en toenaam publiek gemaakt worden. Deze naming and shaming-methode kan ervoor zorgen dat werkgevers wel twee keer nadenken voor ze dit soort praktijken uitvoeren.
Kansengroepen integreren is een werk van lange adem. Wie structurele verandering wil, zal toch vooral moeten inzetten op deze ‘zachtere’ middelen.
Alain Van Hiel is professor sociale psychologie aan de UGent. Eerder verscheen zijn boek ‘Iedereen Racist’.
Unia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier