Robby Verschueren werkt als tandarts in Sint-Amands. Hij wil jonge ouders sensibiliseren om hun kind van de fopspeen te laten afstappen: ‘Langdurig gebruik kan tot een open beet leiden.’
Onze gezondheidszorg is complex en duidelijke informatie is vaak ver te zoeken. Daarom bundelt Knack de kennis van vijf geëngageerde zorgprofessionals. Elke week beantwoordt een van hen een vraag die velen bezighoudt.
‘Stel je voor: een kind dat nog nooit bij de tandarts is geweest en op achtjarige leeftijd plots gigantische tandpijn krijgt. Het eerste wat dat kind ziet in de tandartspraktijk is een grote spuit die recht naar die zere plek gaat.
Geen ideale start dus. Zo’n tandartstrauma draag je vaak je hele leven mee.
Daarom raden we jonge ouders aan om hun kind al vanaf een jaar of twee, drie eens mee te nemen. Niet zozeer voor een controle, maar om het kind op een speelse manier kennis te laten maken met de omgeving en de tandarts zelf.
Sommige kleintjes zijn op die leeftijd al avontuurlijk genoeg om een rondje te maken in onze “vliegende stoel”. Dan laten we hen op en neer gaan in de tandartsstoel en wie weet durven ze hun mond al te openen om de tandjes te tellen. Meer hoeft dat eerste bezoekje niet te zijn. Sommige kinderen krijg je met geen stokken in de tandartsstoel. Ook goed. We willen vooral niks forceren. Misschien lukt het een halfjaar later wel.
Halfjaarlijks preventieve controles worden in België voor kinderen tot 18 jaar terugbetaald door de wettelijke ziekteverzekering. Met het conventietarief kost dat ouders zelfs helemaal niks. Het idee is om een vertrouwensband met de kinderen op te bouwen. De tandarts is geen boeman. Al zal een tandartsbezoek waarschijnlijk nooit een lievelingsactiviteit worden.
Tandproblemen komen op jonge leeftijd doorgaans weinig tot niet voor. Maar het kan. Een klassiek voorbeeld is de open beet, vaak door langdurig fopspeengebruik. Daarbij blijft er tussen de onderste en bovenste tanden een opening bij het sluiten van de mond. Zo’n open beet kan leiden tot slissen of afbijtproblemen.
Als tandarts is dat het moment om ouders te sensibiliseren om van de fopspeen af te stappen. “Zonder tut slapen? Onmogelijk”, horen we dan vaak. Elke ouder moet nu eenmaal door een paar weken slapeloze nachten als een kind geen fopspeen meer krijgt. Zodra dat lukt, zien we bij de volgende halfjaarlijkse controle dat de open beet zich spontaan aan het sluiten is.
Een ander probleem is zuigflescariës, tandbederf bij peuters die een flesje krijgen met gesuikerde drank, zoals Fristi, om te kunnen inslapen. Dat kan het hele gebitje aantasten. Zuigflescariës is geen geval meer voor de tandartsstoel, maar wordt meestal in het ziekenhuis onder volledige narcose behandeld. Gelukkig komt dat steeds minder voor.
“Jong geleerd is oud gedaan” geldt ook voor tandenpoetsen. Zodra het eerste tandje doorkomt, raden we kinderen aan om tweemaal per dag de tanden te poetsen. Zo wordt het een vaste gewoonte. De correcte poetstechniek is veel belangrijker dan de keuze tussen een elektrische of manuele tandenborstel. Een elektrische borstel maakt het poetsen makkelijker, maar verkeerd gebruik doet soms meer kwaad dan goed.
Persoonlijk ben ik er voor dat jonge kinderen zo lang mogelijk met een gewone tandenborstel poetsen. Zo ontwikkelen ze manuele vaardigheden. Soms zien we bij kotstudenten drama’s. Want als hun elektrische tandenborstel stuk gaat, kiezen ze met hun weinige zakgeld voor een goedkope borstel. Maar ze hebben nooit goed leren poetsen met de hand.’