Comedian Bas Birker: ‘Na alle morfine in het ziekenhuis weet ik zeker dat drugs mijn ding niet zijn’

© Carmen De Vos
Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Toen de theaters eindelijk heropenden, lag comedian Bas Birker als een plank in een ziekenhuisbed. Een horrorhernia. Ondertussen staat hij weer. Of beter: loopt hij heen en weer.

Even lijkt het alsof hij zweeft. Comedian Bas Birker schrijdt met vederlichte tred voor me uit, als een schaatser die over het ijs glijdt. Zo moet het zijn, bedenk ik, om op wolken te lopen. Birker knikt. ‘Die dingen’, zegt hij en hij wijst naar zijn aerodynamische schoenen, ‘hebben mijn leven veranderd’.

Dat ging zo: toen de theaterzalen weer opengingen en Birker na maanden duimen draaien, wandelen en taarten bakken opnieuw mocht optreden, belandde hij in het ziekenhuis voor een rugoperatie. Een horrorhernia, zo luidde de diagnose. Geen zorgen, zei de specialist, een maand revalideren en daarna kon hij fluitend het podium weer op.

‘Ik was aanvankelijk opgelucht’, vertelt Birker. ‘Als die hernia eruit is, dacht ik, dan zijn mijn rugproblemen eindelijk van de baan. Het is iets genetisch. Mijn vader was een rugpatiënt, de ruggengraat van mijn zus hangt met titanium en koolstofblokjes aan elkaar en ik moest nog maar niezen of ik had een lumbago en strompelde als een kreupele door het huis. Te veel spanning op de spieren, was altijd de wat vage uitleg. Zo’n hernia was tenminste duidelijk. Dat is een mechanisch effect. Hop, opereren, dacht ik, en ik ben ervan af.’

Ik ben gezegend en vervloekt met iets meer hersenen dan de gemiddelde mens.

Plots werd u geconfronteerd met de beperkingen van uw lichaam. Iedereen kon weer optreden, u niet. Was dat de eerste keer?

Bas Birker: Toch wel, afgezien van wat knieblessures toen ik zeventien jaar was waardoor ik mijn hockeycarrière moest opbergen. Dat was spijtig. Sport en hockey waren een belangrijk deel van mijn leven. Stoppen betekende toen dat ik een ding verloor, maar er bleven nog wel honderdduizend zaken over. Dat was deze keer anders. Wat als ik niet meer zou kunnen doen wat ik doe? Wat rest er dan?

Die vraag schoot wel door uw hoofd?

Birker: Niet na die eerste hernia. Hoe ingewikkeld die ook was, het bleef een routine-ingreep en na vier dagen wandelde ik alweer. Maar wel na alle complicaties die volgden. Ik kreeg vreemde pijnklachten in mijn nek en voelde tintelingen in mijn been. Het bleek dat ik al twee weken hersenvocht lekte, ik moest weer onder het mes. Tijdens die operatie ontdekten ze een nieuwe hernia. Ik ontwikkelde ontstekingen door dat lekkende hersenvocht, ik werd opnieuw geopereerd, daarna sloot mijn wonde niet meer, daarna was ik een paar maanden goed, maar de pijn en de tintelingen keerden terug, inspuitingen hielpen even, daarna werd het weer erger. Het leek alsof er steeds nieuwe ellende ontstond.

Negen maanden na die horrorhernia waren de scans onverbiddelijk: je kon de artrose zien. Ik had de ruggengraat van een oude, versleten man. Het was beter het hele ding vast te zetten. Fuseren, zoals dat heet. Goed, zeg je, want je hebt er alles voor over om te blijven optreden. Wat ze heel slim niet hebben gedaan, is mij de statistieken voorschotelen. Ik heb er ook niet naar gevraagd. Pas achteraf heb ik ze gezien.

Hoe zien de statistieken eruit?

Birker: Zes op de tien mensen zijn na zo’n rugoperatie arbeidsongeschikt. Dan slik je wel even.

Hebt u getwijfeld over de operatie? Was er een andere optie?

Birker: De andere optie was leren leven met de pijn, proberen om het met inspuitingen onder controle te houden en in de rugschool een korset van spieren kweken. Maar er kon altijd wel een punt komen waarop ik door mijn rug ging, dat ik onder het mes moest en dan was ik weer uit voor een maand of zo. Ik moet een tour kunnen plannen, ik moet vooruit kunnen kijken, ik wilde geen onbetrouwbare comedian worden. Voor mijn eigen voorspelbaarheid heb ik gezegd: doe maar.

Het voordeel is ook dat ik geen zittend beroep heb. Bewegen is goed. Tijdens een optreden wandel ik de hele tijd heen en weer. Vandaar mijn fancy schoenen. Rondhangen, stilstaan, slenteren en zitten zijn ronduit vervelend. Dan verstram ik meteen. En dus wandel ik, beweeg ik. In mijn hoofd ben ik dan bezig met revalideren en zorgen voor mijn lichaam.

‘Ik ben gezegend en vervloekt met iets meer hersenen dan de gemiddelde mens.’
© Carmen De Vos

U was bang dat u niet meer zou kunnen doen wat u graag doet. Motiveerde die vrees u om extra voor uw lichaam te zorgen?

Birker: Wat ik leerde, is dat die operaties technisch gezien bijna altijd slagen, maar dat mensen soms met veel restellende blijven zitten omdat het totaalpakket van de zorg tekortschiet. Dat heeft altijd in mijn achterhoofd gezeten. Dat ik het hele plaatje moest bekijken. Ik ben fanatiek beginnen te wandelen, volgde iedere vooruitgang nauwgezet op, wat zowel een boost is voor je lichaam als voor je geest. Maar ik heb ook psychologische hulp gezocht. Omdat er wel meer aan de hand was. Er was de onzekerheid of ik nog zou kunnen wat ik zo graag doe, maar ook de financiële onzekerheid woog zwaar. Die heeft me lang gekweld. Mijn lijf is naar mijn gevoel sneller hersteld door er mentaal heel bewust mee bezig te zijn. En omgekeerd.

Hoe bedoelt u?

Birker: Het gaat niet alleen over het wandelen, maar ook over de instelling waarmee je wandelt. Tijdens corona was het een soort verplichting omdat er niets anders was of mocht. Op den duur had ik mijn rondje ‘parken lopen’ in Merksem wel gehad. Nu doe ik het opnieuw. Niet om mijn tijd te verspelen, wel om te oefenen. Wandelen is ‘werken aan mijn lijf’. Ik blijf het doen, net zoals ik naar de revalidatiekliniek ga, ook al ben ik officieel hersteld verklaard. Dat betekent dat de operatie geslaagd is, maar dat ik wel moet doorgaan met herstel en onderhoud van mijn lijf. Al durf ik nu wel te hopen: het komt goed.

Kijkt u ondertussen anders naar uw lichaam?

Birker: O ja, mijn lichaam was een medium dat me toeliet te doen wat ik wilde. Verder interesseerde het me niet. Het was een soort vervoersmiddel dat ik in een ander vervoersmiddel zette om samen ergens heen te gaan. Nu ben ik me wel wat bewuster van dat lijf.

‘Er was wel meer aan de hand’, zei u daarnet. Wat zoal?

Birker: Het gebruikelijke als je 43 bent, vermoed ik. De vraag of ik niet langzaam mijn vader aan het worden was, bijvoorbeeld. Of iemand zoals mijn vader.

Hoe bedoelt u?

Birker: Hij was geen makkelijke man. Een eenzaat. Een kluizenaar. Zeven jaar geleden is hij gestorven na een lange ziekte. Zoals ik in de show vertel, heb ik zijn appartement leeggemaakt. Dat klinkt heftiger dan het is. Misschien zit er wat onverwerkt verdriet, maar ik ben er niet heel emotioneel over geweest.

Bent u ooit emotioneel?

Birker: Te weinig, waarschijnlijk. Ik ben ook geen angstige mens. Het is niet zo dat ik bang ben om zoals mijn vader te worden, ik wil wel goed naar mezelf blijven kijken. Om te voorkomen dat je vast komt te zitten in patronen. Het is gewoon gezond om onder ogen te zien wat je irriteert aan jezelf, of om inzicht te krijgen in waarom je dingen doet zoals je ze doet. Ik had het ook nodig om deze voorstelling, In blijde verachting, te kunnen maken. Het is een meer persoonlijke, beschouwende voorstelling. Nog altijd om te lachen, maar toch met een zekere sérieux.

Wat irriteert u aan uzelf?

Birker: Een neiging tot zelfdestructie die de overhand kan nemen. Ik ben heel goed in het saboteren van mezelf. De ironie is dat het pas slecht met me ging toen mijn lijf het in mijn plaats deed, dat saboteren. Ik had het niet meer in de hand. Denk ik nu. Ook dat is een dingetje. Ik ben een nadenker, mijn hersenen zitten me vaak in de weg. Al van kinds af. Ik ben gezegend en vervloekt met iets meer hersenen dan de gemiddelde mens.

Hop, opereren, dacht ik, en ik ben ervan af.

Bent u vatbaar voor verslavingen?

Birker: Heel erg, ja. Ik ben in zekere mate grenzeloos. Tot aan mijn operatie rookte ik als een ketter. Daar moest ik mee stoppen. Drinken ligt ook gevoelig. Zeker tijdens corona. Ik dreigde een gewoontedrinker te worden. Omdat het een trigger is voor het roken, ben ik meteen opgehouden met drinken op de dagen dat ik moet optreden. Als je het optelde, gebeurde het vaak dat ik vijf avonden per week makkelijk vier consumpties haalde. Een biertje met de organisator, een wijntje bij het eten, soms twee, een biertje na de show. Ondertussen ligt er Corona Cero in de koelkast en daar houd ik me aan.

Drugs zijn niets voor mij. Ik runde vroeger een coffeeshop, ik had toegang tot alle cannabis van de wereld. Vijf keer heb ik het geprobeerd. Vijf keer heb ik besloten: dat is het niet. En na alle morfine die ik in het ziekenhuis heb gekregen, weet ik helemaal zeker dat drugs mijn ding niet zijn. Ik kreeg er behoorlijk zwarte visioenen van.

Hoe zintuiglijk bent u ingesteld?

Birker: Geen idee. Ik doe wel graag dingen met mijn handen. Omdat ik van nature nogal in mijn hoofd leef, vind ik het fijn om zaken te maken en te creëren. Alles wat ik op een podium toon, is van een totale vluchtigheid. Je treedt op en het is weg. Iets maken om vast te pakken of op te eten, vormt het perfecte tegenwicht. Toen onze dochter heel klein was, nam ik altijd het knutselwerk voor het jaarlijkse sinterklaasfeest op mij. Het ene jaar heb ik een vleugelpiano gemaakt, een sinthesizer; het andere jaar de kraanwagen van Pluk van de Petteflet in ware grootte. Al moet het wel een beetje uitdagend blijven. Vraag me dus niet om nog eens zo’n kraanwagen te maken. Dat vind ik saai.

Welke geluiden zijn een auditieve nachtmerrie? En omgekeerd: wat hoort u graag?

Birker: Absolute nachtmerrie: krijsende baby’s. Ik voel daar een vorm van diep ongeluk in die me ongemakkelijk maakt. Een spinnende kat vind ik dan weer rustgevend. Meestal ben ik niet zo geluidsgevoelig, tenzij op een podium. Je staat daar met zo’n focus dat het minste wat je kan afleiden je daadwerkelijk afleidt. Een dichtslaande deur, een auto die vijftien kilometer verder optrekt, iedere kuch, ieder lachje, zelfs een trillende telefoon, ik hoor het allemaal.

Wat vindt u mooi om naar te kijken?

Birker: Mooi is zelden mijn drijfveer. Ik ben een observator. Wat ik om me heen zie, is mijn materiaal. Daarbij kijk ik steevast naast datgene waar iedereen spontaan naar kijkt. Ik zoek de hoek, want daar zit de grap, het vermaak of de verrassing. Ik ben niet geïnteresseerd in mooie composities, maar in wat er net buiten valt. Deze week zag ik een bus rijden. ‘Geen die’, stond er op de display boven de voorruit. ‘Mijn collega pikt.’ De meeste mensen merken op dat het scherm kapot is, maar ik denk: hé, er ontbreekt een ‘f’.

Bent u een gulzige mens?

Birker: Ik eet ontzettend graag. Maar ik ben geen avontuurlijke eter. Ik weet graag wat ik eet. Mij doe je geen plezier met verrassingsschuimpjes en ingewikkelde mousses, wel met de allerbeste versie van gewone gerechten. Ik vind het ook fijn om ermee bezig te zijn. Vanavond eten we hertenstoofpot, daar ben ik vorige week woensdag een volle dag mee bezig geweest. Gisteren heb ik geprobeerd croissants te maken, van nul, dus ook het deeg, wat niet makkelijk is. Deze ochtend heb ik het weggegooid. Het was mislukt. Maar als jij weg bent, begin ik er dadelijk weer aan. Ik wil het kunnen.

Mislukken is geen optie voor u?

Birker: Goh, ik hou van de uitdaging. Het gros van de zaken die ik probeer, kan ik uiteindelijk wel. Dat klinkt arrogant, maar het betekent gewoon dat ik het de moeite vind om me erin te verdiepen. Ik bak bijvoorbeeld graag taarten, maar niet omdat ik van taart houd. Integendeel. Ik ben geen taarteneter. Maar ik zag al die mensen bakken op televisie in Cupcake Wars en Bake Off Vlaanderen en ik dacht: dat moet ik toch ook kunnen? Dan blijkt dat als je lang genoeg oefent en als je ergens je best voor doet, het meestal wel lukt. Soms gaat het mis. Dat hoort bij het proces. Maar faalangst is me nogal vreemd – in alles wat ik doe, of het nu bakken of spelen is. Wat is het ergste dat kan gebeuren? Dat mensen het slecht vinden? Weet je wel hoe slecht je moet zijn opdat mensen het daadwerkelijk zouden onthouden? We overschatten systematisch de indruk die we maken, zowel positief als negatief.

Wat is lichamelijk genot voor u?

Birker: Beweging. Dat is het geworden. Niet omdat ik het zo fijn vind, maar omdat het andere – stilstaan – te vervelend is. Door alle fysieke ellende, de heftige pijn die ik op een bepaald moment had, de gevoelloosheid, het gebrek aan controle over je spieren, is het gewoon een genot dat dat er allemaal niet meer is. Ik geniet nu van zoiets stoms als aan zee zijn, de zon op mijn huid voelen, bewegen. Het klinkt als het minimum, maar neem het van mij aan: ellendevrij zijn is fijn.

Bio Bas Birker

1979: Geboren in Goirle, Nederland

Runde een coffeeshop in Tilburg

2000: begint als comedian en presentator in comedyclubs

2010: verhuist naar Vlaanderen, wordt Belg in 2017

2013: eerste zaalshow Op Weg

Te horen in vaste rubrieken op Radio 2 en Radio 1

2022: Nieuwe zaalshow In blijde verachting

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content