Longarts Van Braeckel en psycholoog Verhaeghe: ‘We hebben ons mentaal al ingesteld op derde golf’

Eva Van Braeckel: 'In het ideale scenario zou het zorgpersoneel na deze crisis ook eens een periode moeten krijgen om te herbronnen.' © FRED DE BROCK

Zij is longspecialiste, hoofd van de corona-afdeling van het UZ Gent en directe getuige van wat corona-infecties aanrichten in ons lichaam. Hij is klinisch psycholoog, getraind in het kijken naar het mentale leed dat dit virus aanricht in de samenleving. Een gesprek met Eva Van Braeckel en Paul Verhaeghe, op een afstand maar mét veel toenadering.

‘Een welkome enclave van rust en reflectie in de hectiek van deze dagen’, zo noemde dokter Eva Van Braeckel haar gesprek met schrijver-psycholoog Paul Verhaeghe achteraf. Dat gesprek vond plaats in een vergaderzaal van het UZ in Gent, op een ruime fysieke afstand, in een klinische omgeving. De ontmoeting was er niet minder warm om.

Als dokter Eva Van Braeckel symbool mag staan voor onze zorgsector, dan staat die – even kritisch als empathisch – nog pal overeind. Al waren er natuurlijk wel pieken en dalen. ‘Het klinkt misschien vreemd,’ vertelt de dokter, ‘maar tijdens de eerste golf zag je dat zorgverleners weer plezier kregen in hun job. Mensen die daarvoor latente symptomen van een burn-out hadden, blaakten van energie. Volgens mij had dat in belangrijke mate te maken met de administratieve ballast die ons tijdelijk uit handen werd genomen. Daardoor konden wij ons concentreren op de essentie van ons beroep: zorg verlenen. Daarbij kwam nog de samenhorigheid, zowel onder zorgverleners als onder de bevolking. Dat zorgde voor een soort adrenalinerush.’ Paul Verhaeghe: ‘Mij verbaast die plotse energieopstoot niet. We weten dat erkenning en groepsgevoel dé wapens zijn om een burn-out tegen te gaan.’

Het klinkt misschien vreemd, maar tijdens de eerste golf zag je dat zorgverleners weer plezier kregen in hun job. Een soort adrenalinerush.

Eva Van Braeckel

Was die energie er nog tijdens de tweede golf?

Eva Van Braeckel: Al vóór de tweede golf zag je dat onze verpleegkundigen het moeilijker kregen. Tijdens de zomer leefde algemeen het idee dat de coronacrisis achter ons lag, maar in onze ziekenhuizen was het niet voorbij. Die lagen nog vol postcovidpatiënten: mensen die hier soms al maanden waren, en alles opnieuw moesten aanleren. Pas in september heeft de laatste covidpatiënt ons ziekenhuis verlaten. (lachje) Die ‘covidvrije’ periode heeft in ons ziekenhuis precies 24 uur geduurd. Een dag later waren er opnieuw vier opnames, en wisten we al dat er een nieuwe golf op ons afkwam. Dat was wrang. Over die eerste golf kon je nog zeggen dat hij moeilijk te voorkomen was. Die tweede golf daarentegen… Wij voelden ons in de steek gelaten, ook door de politiek. Voeg daarbij dat de maatschappelijke samenhorigheid ook veel minder was. Dat alles maakt dat de start van de tweede golf ons veel zwaarder viel. En toch. Ook tijdens de tweede golf zag je dat, naarmate de toestand dramatischer werd, het energiepeil van onze mensen opnieuw de hoogte in schoot.

Uw collega Elisabeth De Waele (UZ Brussel) verklaarde in De Afspraak dat haar diensten een derde golf niet zouden opvangen. ‘Daar zijn we niet toe in staat’, klonk het.

Van Braeckel: Ze heeft dat gezegd op het moment dat haar ziekenhuis oververzadigd was, ik vermoed als een soort waarschuwing om niet opnieuw dezelfde fouten te maken.

Kan uw dienst een derde golf aan?

Van Braeckel: Wij hebben ons mentaal al ingesteld op een derde golf, of toch minstens een golfje. Denken dat het leed nu wel geleden is, zou zelfkastijding zijn.

PAUL VERHAEGHE: De grootste uitval bij zorgverleners zal wellicht pas komen als alles achter de rug is. Op het hoogtepunt van de crisis hebben deze mensen verbondenheid en erkenning gevoeld, en werden ze verlost van de bureaucratie. Het risico bestaat dat het straks opnieuw business as usual wordt, en ze meer dan ooit gedemotiveerd zullen raken.

Eind september besloot de vorige regering de maatregelen te versoepelen. Hoe keken de zorgverleners daarnaar?

Van Braeckel: Dat is zeer hard aangekomen. Het was niet makkelijk om mensen op dat moment nog te motiveren.

Verhaeghe: Dat kan ik me voorstellen. Het aantal besmettingen was op dat ogenblik aan het stijgen. Die beslissing was echt (tikt tegen het hoofd) onbegrijpelijk.

Toch blijft het een moeilijke afweging: kiezen tussen overbelaste ziekenhuizen of een mentaal overbelaste bevolking.

Verhaeghe: Vanuit psychologisch, of beter, vanuit antropologisch standpunt is dat inderdaad heel lastig. Mensen hebben sociaal contact wezenlijk nodig. Het idee om sociaal contact zo drastisch in te perken, was dan ook fout. Voor zover ik weet, is ook nooit nagedacht over hoe we sociaal contact bij de groepen die dat het meest nodig hebben – denk aan jongeren of alleenstaanden – op een veilige manier kunnen organiseren. Terwijl we er wel in slagen werkplekken zo te organiseren dat mensen er veilig kunnen samenkomen. Met sociaal contact lijkt het alsof we moeten kiezen tussen een totaalverbod of alles loslaten. Terwijl er best tussenvormen denkbaar zijn.

Van Braeckel: Daar slaat u de spijker op de kop. Het vergt heel veel inspanning, en een nog betere communicatie, maar veilig sociaal contact is inderdaad mogelijk. En daar heeft het beleid tot nu toe niet op ingezet. De polarisering daarrond voelen wij trouwens ook. Soms lijkt het alsof artsen en zorgverleners in de ziekenhuizen alleen maar vragen om iedereen zo veel mogelijk op te sluiten. Maar je mag niet vergeten: mensen die suïcidepogingen hebben gedaan en slachtoffers van huiselijk geweld komen op dezelfde spoeddienst en in dezelfde IC-bedden terecht als coronapatiënten.

Paul Verhaeghe: 'Als de pers in navolging van de klimaatsceptici nu ook systematisch antivaxers gaat opvoeren, zal het ons niet vooruithelpen.'
Paul Verhaeghe: ‘Als de pers in navolging van de klimaatsceptici nu ook systematisch antivaxers gaat opvoeren, zal het ons niet vooruithelpen.’© FRED DE BROCK

Hoe komt het dat psychologen minder kunnen wegen op het beleid dan virologen?

Verhaeghe: De psychologie is daar zelf deels schuldig aan. Ze is historisch gericht op het individu en de voorbije twintig jaar, sinds de oprukkende natuurwetenschappelijke tendens, zelfs op deelaspecten van dat individu. Het sociale aspect wordt nauwelijks nog bestudeerd. Vandaar dat je vandaag misschien meer hebt aan antropologen dan aan psychologen. Een doorsneepsycholoog houdt zich niet met collectieve welzijnsvraagstukken bezig. Heel wat collega’s hebben in deze coronacrisis uiteraard aandacht gevraagd voor de nog toenemende eenzaamheid. Maar dat wordt dan wel weer als een individueel probleem bekeken. Hetzelfde met huiselijk geweld.

Is het inderdaad zo dat deze pandemie een vergrootglas op de samenleving legt, waardoor latente problemen scherper zichtbaar worden?

Verhaeghe: Ja. Ik werk nauw samen met een kinderpsychiater. In het begin van de pandemie wist zij al in welk gezin zich problemen zouden voordoen. Ze kon dat gewoon voorspellen, want die problemen waren er al. Ze zijn tijdens de coronacrisis alleen twee of drie keer zo groot geworden.

Van Braeckel: Ook binnen de ziekenhuizen zijn bestaande pijnpunten tijdens de crisis verhevigd naar boven gekomen. Denk aan het aantal verpleegkundigen per patiënt. Door de fysieke barrières en de verplichte beschermingskledij die je telkens aan en uit moet trekken, heb je plotseling bijna dubbel zo veel handen aan een bed nodig, en er was al geen overschot.

België behoorde zowel tijdens de eerste als tijdens de tweede golf bij de zwaarst getroffen landen. Draagt de politiek daarvoor een verantwoordelijkheid?

Van Braeckel: België is een transitland, met een hoge bevolkingsdichtheid. Dat speelt ongetwijfeld een belangrijke rol. Maar zeker in de aanloop naar de tweede golf zijn politieke beslissingen genomen waar je grote vraagtekens bij kunt plaatsen. Tegelijk heb ik me ook weleens de vraag gesteld of het niet deels aan de Belgen zelf ligt. Ik kan me moeilijk van de indruk ontdoen dat Belgen zich moeilijker aan de regels houden dan bijvoorbeeld Nederlanders.

Verhaeghe: Dat laatste durf ik te betwijfelen. Ik ben het voorbije jaar een aantal keren in Nederland geweest. Men hield zich daar zeker niet strikter aan de voorschriften dan hier. Zo was er het advies om op drukke plekken een mondmasker te dragen. Ik heb het eens geteld in het station van Breda. Een op de drie passanten droeg een masker. Ik denk dat er in ons land vooral veel mis is gelopen op het vlak van de communicatie van de regels. Die was vaak disparaat, en haast volledig top-down. Bottom-up is er nooit veel gebeurd.

Is er in een dergelijke crisis wel tijd om naar een draagvlak van onderuit te zoeken?

Verhaeghe: Dat excuus was misschien geldig in de eerste golf, maar niet in de tweede. Men had uit de eerste golf kunnen leren, maar dat is duidelijk niet gebeurd. Top-downregelgeving werkt vandaag alleen in landen waar je nog een autoritaire structuur hebt, zoals in een aantal Aziatische landen. Die autoritaire benadering werkt hier niet meer. Dat is een goede zaak, maar het betekent wel dat je noodzakelijke regelgeving en handhaving anders moet organiseren. Dat kan door autoriteit te laten berusten op netwerken en sociale controle.

Hoe ziet u dat concreet?

Verhaeghe: De communicatie van de overheid is systematisch gericht op de beter opgeleide middenklasse: mensen die kranten lezen of naar het nieuws kijken. Er is een grote groep mensen die daarbuiten valt. Om die te bereiken moet je de netwerken binnen die groep aanspreken, en samenwerken met mensen die binnen die netwerken invloedrijk zijn.

Van Braeckel: Dat is zo. In onze ziekenhuizen zien we met grote regelmaat hoe weinig geïnformeerd sommige mensen nog altijd zijn.

Ook voor burgers die de media wel volgen was het soms niet duidelijk. Het advies van de ene viroloog stond soms haaks op dat van de andere.

Verhaeghe: Dat was een jammerlijke zaak, ja. Het probleem is dat wetenschappers een rol kregen toebedeeld die normaal niet de hunne is. Twijfel, tegenspraak en voortschrijdend inzicht zijn essentiële kenmerken van de wetenschappelijke praktijk. Idealiter komt daar een consensus uit, een gemeenschappelijk advies dat vervolgens de leidraad kan vormen voor de politieke besluitvorming en communicatie. Maar in deze crisis heeft de politiek die communicatie niet zelf gevoerd. Ze heeft gezegd: ‘Wij weten het niet, laat de virologen het maar uitleggen.’ Gevolg is dat die virologen in de media soms tegenstrijdige dingen vertelden. Het effect op de man of vrouw in de straat laat zich raden. Die zal de visie volgen die het dichtst aansluit bij de eigen verlangens of angsten.

Van Braeckel: Dat vind ik een lastige kwestie. Als wetenschapper beschouw ik het óók als mijn taak om vraagtekens rond het virus te benoemen. Er is nauwelijks een wetenschappelijk vraagstuk denkbaar dat 100 procent zekere uitkomsten kent. Het is in wezen dezelfde onzekerheid die je als arts tegenover de patiënt moet communiceren. Er zijn altijd verschillende behandelingen mogelijk. De reden waarom je voor die ene behandeling kiest, is een inschatting die zelden op absolute zekerheid is gebaseerd. Als artsen zeggen wij vaak: ‘En médecine comme en amour, il n’y a ni jamais, ni toujours.’ Het is geen zuivere wiskunde. Als je als wetenschapper geen uiting geeft aan de onzekerheid kan dat ook voeding geven aan het wantrouwen. Dan begint het, zoals met de mondmaskers, te lijken op bluffen.

Autoriteit berust op vertrouwen. Dat is de afgelopen jaren alleen maar afgenomen. Behalve de politiek zit nu ook de wetenschap met dat probleem.

Paul Verhaeghe

Maar die onzekerheid zorgt in de praktijk voor wrevel. De wetenschap pleitte er eind oktober voor om de winkels te sluiten. Dat er geen harde bewijzen waren om die beslissing te staven, zette bij getroffen middenstanders kwaad bloed.

Van Braeckel: Het is dan ook compleet onmogelijk om dat concreet te onderzoeken. Je kunt geen dubbelblind gerandomiseerd onderzoek doen naar transmissie in winkels. Je kunt alleen door middel van deductie te werk gaan, en werken met wat aannemelijk is. We mogen ook niet vergeten dat we te maken hebben met een compleet nieuw virus. Tuberculose is al meer dan honderd jaar bekend, en nog altijd weten we niet 100 procent zeker in welke mate de besmetting door de lucht verloopt.

De wetenschap is de afgelopen maanden koortsachtig op zoek gegaan naar een geneesmiddel. In die snelheid schuilen ook gevaren.

Van Braeckel: Zeker. Aan de ene kant was het mooi om te zien hoe er, ook in ons land, heel snel grootschalige studies werden opgezet naar wat mogelijk kan werken. Zaken die je normaal alleen in een paar maanden klaargespeeld krijgt, werden in een week gerealiseerd. Aan de andere kant zag je dat er ook stappen werden overgeslagen, en er bijvoorbeeld onderzoek werd gepubliceerd dat nog niet peer reviewed was.

Het gevolg is soms bijzonder verwarrende en gevaarlijke communicatie. Of hydroxychloroquine werkt en wat de bijwerkingen zijn, is daardoor haast een geloofskwestie geworden.

Van Braeckel: De wetenschap heeft hier een kater aan overgehouden waar ze nog jaren van zal moeten herstellen.

Wordt op die manier ook niet het vertrouwen in de vaccins geschaad?

Van Braeckel: Dat is een hele moeilijke vraag. De vaccins die eraan komen, zijn getest op tienduizenden mensen. Dat is ongezien, dus moeten we ervan uitgaan dat ze veilig zijn. Maar ik heb er wel moeite mee dat alle communicatie hierover tot nu toe via de pers verliep. De medische en wetenschappelijke wereld kijkt daarom uit naar de publicatie van de peer reviewed studies waaruit de mate waarin de kandidaat-vaccins bescherming bieden, zal moeten blijken.

De overheid moet de komende maanden minstens 70 procent van de bevolking zien te overtuigen om zich te laten vaccineren. Een lastige klus, als je weet dat de overheid steeds minder vertrouwen geniet.

Verhaeghe: Autoriteit berust op vertrouwen. Maar dat vertrouwen is de afgelopen jaren alleen maar afgenomen. Behalve de politiek zit nu ook de wetenschap met dat probleem. Daar moet aan gewerkt worden, maar makkelijk zal de vertrouwensbreuk niet te herstellen zijn. De pers heeft hierin een belangrijke rol te spelen. Als zij in navolging van de klimaatsceptici nu ook systematisch antivaxers gaat opvoeren, zal het ons niet vooruithelpen.

De pandemie heeft de media het afgelopen jaar gedomineerd. Dat er in de EU jaarlijks meer dan 400.000 mensen vroegtijdig sterven als gevolg van luchtvervuiling kwam nauwelijks aan bod. Hoe kijkt een longarts daarnaar?

Van Braeckel: We tellen in de EU inderdaad jaarlijks 400.000 doden veroorzaakt door luchtvervuiling, en we zitten nu in de EU net niet aan 400.000 doden veroorzaakt door covid-19. Vergelijkbare cijfers dus, als je het over een jaar zou bekijken. Maar dat gebrek aan aandacht zie je evenzeer in verband met roken. Of vapen. Wij hebben als longartsen aan de alarmbel getrokken, maar toch is vapen zomaar geïntroduceerd, zonder solide regelgeving. Dat is een volgend gezondheidsprobleem dat over een aantal jaren op ons afkomt. Het belangrijkste verschil is dat het hier over sluimerende, chronische aandoeningen gaat. Het virus heeft ons overvallen. Een nieuwe, acute gezondheidscrisis, die ei zo na tot een totaal gezondheidszorginfarct heeft geleid. Bij zo’n uitslaande brand is het logisch dat je al je energie moet stoppen in blussen. Bovendien gaat het soms ook om een schijntegenstelling, want de aanwezigheid van het virus zorgt ook voor heel wat collateral damage bij mensen met andere aandoeningen. Kankers worden later opgespoord en mensen met chronische ziektes krijgen op dit moment minder kwalitatieve zorg.

Verhaeghe: Een aantal ziektefenomenen waarmee wij nu te maken hebben, denk aan obesitas, laat opnieuw het failliet van de preventieve geneeskunde zien. Terwijl die zo belangrijk is geweest in de vorige eeuw. Al die preventieve maatregelen die toen op groepsniveau zijn genomen, zorgen ervoor dat wij vandaag zo lang leven. En de paradox is dat de preventieve geneeskunde die vandaag wel aanwezig is, weer niet op de juiste adressen aankomt. Al bij kinderen op school wordt gewerkt rond voeding, maar je bereikt opnieuw de middengroep, de hogere burgerij met een hogere opleiding – en dat is niet de groep die obees is. Wat betreft de ruimere vraagstukken van milieuvervuiling en klimaatverandering, die alles te maken hebben met onze manier van leven: in vergelijking met wat de komende tien à vijftien jaar als gevolg daarvan op ons afkomt, is covid-19 klein bier. En men beseft dat niet. Als je op dit moment eens écht depressieve mensen wilt horen, moet je met klimaatwetenschappers om de tafel gaan zitten. Zij zitten met de handen in het haar, want er gebeurt niets of veel te weinig.

Van Braeckel: De sense of urgency daarrond in de samenleving is inderdaad veel minder dan rond covid-19, waardoor ook economische lobbygroepen veel meer hun werk kunnen doen. Hetzelfde met overlijdens als gevolg van hittegolven. Ik heb onlangs het Sciensanorapport van het voorbije jaar in een les gebruikt. Daarin zie je netjes uitgetekend de curve met oversterfte door covid-19 tijdens de twee coronagolven. Maar daartussenin zie je deze zomer nog een piekje, en dat was de hittegolf. Daar is nauwelijks aandacht aan besteed.

Verhaeghe: We hebben vijftien jaar lang campagne gevoerd tegen roken en dat heeft gewerkt. Stel je voor dat we vijftien jaar lang eenzelfde campagne zouden voeren rond de factoren die klimaatverandering veroorzaken. Dat zou effect hebben, hoor. De discrepantie tussen de omvang van de bedreiging die in de tijdspanne van één generatie op ons afkomt en het gebrek aan besef daarvan, is heel opvallend. Het merendeel van de mensen ligt er niet van wakker.

Om met een positieve noot te eindigen: vooral mensen die het al goed hadden, ervaren ook helende effecten van de coronacrisis. Denk aan meer rust, minder jachtigheid, of de (her)ontdekking van de eigen buurt. Zijn die effecten blijvend?

Verhaeghe: Laten we het hopen. In de eerste golf was dat weldadige gevoel overigens niet uitsluitend een privilege van de middenklasse. Het was mooi weer. Mensen konden naar buiten, ook wie in Molenbeek in een appartementje woont. Dat is nu natuurlijk veel minder het geval, door de weersomstandigheden en de korte dagen. Maar de vertraging van het levensritme, de afwezigheid van stressvolle stimuli, van lawaai… Al die dingen hebben zeker effect gehad. Er zijn studies die aantonen dat er minder hartaanvallen zijn geweest. Ik sluit niet uit dat die effecten blijvend zullen zijn. Gedragsveranderingen die je een paar maanden volhoudt, worden gewoontepatronen. Maar dan moeten de externe factoren het natuurlijk ook toelaten. Als we weer volledig in de oude ratrace terechtkomen, zullen die nieuwe gewoonten ook weer vrij snel wegvallen.

Van Braeckel: (lacht) In het ideale scenario zou het zorgpersoneel na deze crisis ook eens een periode moeten krijgen om te herbronnen. Maar ook wij hebben op de schaarse momenten dat we dan wel eens thuis waren gemerkt dat het wegvallen van veel dingen, denk aan hobby’s van de kinderen, als een herademing aanvoelt. Professioneel voelde deze crisis, zoals ik in het begin zei, als terugkeren naar de essentie. Dat pakken ze ons niet meer af, en dat zal onze intrinsieke motivatie hopelijk blijvend ondersteunen. Voor veel mensen fungeerde deze crisis ook als een reset voor de manier waarop ze naar de samenleving kijken. Het idee dat zo’n minuscuul strengetje genetisch materiaal, niet eens een levend wezen, bijna zoals een terroristische aanslag de hele samenleving ontregelt, is beangstigend. Maar je kunt inderdaad hopen dat daar ook positieve maatschappelijke verandering uit voortkomt, als daar eenmaal opnieuw tijd en ruimte voor is.

Op 15/12 organiseert het UZ Gent samen met Handelsbeurs Concertzaal de voorstelling Denk zorg: Alles gaat voorbij. Maar niets gaat over. Gasten zijn Eva Van Braeckel, Paul Verhaeghe, Steven Callens en Marjan Doom. Tickets voor de livestream via www.handelsbeurs.be.

Eva Van Braeckel

– 1981: geboren in Deinze

– 2006: behaalt het artsendiploma aan de UGent, met subspecialisatie in de longziekten in 2014

– 2014: behaalt haar doctoraat in de medische wetenschappen met een proefschrift over immuniteit tegenover hiv

– 2014-2015: volgt een fellowship respiratoire infecties in het Erasmus MC Rotterdam

– 2014-vandaag: als longarts verbonden aan de dienst longziekten van het UZ Gent

Paul Verhaeghe

– 1955: geboren in Roeselare

– 1978: studeert af als licentiaat in de psychologie aan de Rijksuniversiteit Gent – 1988 behaalt een doctoraat in de psychologie

– 1996: wordt hoogleraar aan de UGent.

– Boeken: o.a. Liefde in tijden van eenzaamheid (1998), Identiteit (2012), Houd afstand, raak me aan (2020)

Partner Content