Hilde Van Waelvelde (UGent): ‘Bewegingsmethodes voor kleuters als Bodymap zijn wél schadelijk’

© Diego Franssens
Jeroen de Preter

Samen met enkele collega’s zorgde emeritus professor kinesitherapie Hilde Van Waelvelde (UGent) het afgelopen weekend voor een opzienbarende onthulling. Bodymap, een bewegingsmethode die ook populair is in Vlaamse scholen, knutselde zijn ‘wetenschappelijke onderbouwing’ in elkaar met ChatGTP, zoals u hier al kon lezen.

Met die ontmaskering is het bewijs geleverd voor iets wat volgens Van Waelvelde eigenlijk niet meer bewezen hoefde te worden. Al jaren trekt ze ten strijde tegen pseudowetenschappelijke therapieën en methodes die ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en jongeren moeten voorkomen of verhelpen, maar eigenlijk vooral schade aanrichten. ‘Het uitgangspunt van die methodes is telkens dat een gebrekkige ontwikkeling op motorisch vlak een ontwikkeling op een ander vlak zou verstoren’, legt Van Waelvelde uit. ‘Een ander bekend voorbeeld is de theorie van Pierre Mesker, een Nederlandse neuroloog die eind jaren zestig De Menselijke Hand publiceerde, een invloedrijk boek over de ontwikkeling van de handmotoriek en de handvoorkeur. Het idee was dat problemen met de taalontwikkeling het gevolg kunnen zijn van een te vroege ontwikkeling van de handvoorkeur. Die theorie was zeer invloedrijk, maar is al lang ontkracht door de wetenschap.’

Toch zijn er nog altijd een aantal kinesisten die meskertherapie aanbieden.

Hilde Van Waelvelde: Die ideeën klinken ook allemaal mooi, hè. Ik heb er zelf ooit oprecht in geloofd. ‘Grijpen om te begrijpen’, zei ik vaak, als ik aan ouders moest uitleggen waarom ik hun kinderen bepaalde psychomotorische oefeningen liet doen. We wisten toen niet beter. Terwijl het achteraf bekeken toch wel een gek idee is. Er zijn volledig verlamde kinderen die geen enkel probleem hebben met lezen. Dat zou niet mogelijk zijn als er een rechtstreeks verband bestond tussen taalontwikkeling en handvoorkeur.

Een aantal kinesisten blijft ook zweren bij hendrickxtherapie, een methode die oplossingen belooft voor zowat alle mogelijke stoornissen.

Van Waelvelde: De methode is gebaseerd op ideeën van Felix Hendrickx. Hij gaf les aan de KU Leuven, en heeft veel invloed gehad op therapeuten van mijn generatie. Hendrickx heeft nooit een doctoraat behaald en heeft zichzelf zijn hele carrière ten onrechte professor laten noemen. Ik woonde enkele van zijn sessies bij en hoorde ook via collega’s en ouders wat hij vertelde. Daar heb ik nooit spijt van gehad. Zijn verhaal is vaag, warrig en gebaseerd op een samenraapsel van al dan niet verouderde therapieën, zoals die van Mesker. Maar niemand kan hem erop pakken, want hij heeft nooit een tekst op papier gezet. Studenten die les bij hem volgden, mochten hun notities niet doorgeven.

Iemand die je belooft om de knopen uit het zenuwstelsel van je kind te halen, vertelt wetenschappelijke onzin.

Wat deze methodes met elkaar gemeen hebben, is het idee dat ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD of dyslexie een gevolg zijn van een verstoorde motorische ontwikkeling. Ze beloven ook dat oefening van de motoriek kinderen van die stoornissen kan verlossen.

Van Waelvelde: Ja, terwijl er nooit enig effect is aangetoond. Dat lijkt me toch geen detail. Om een geneesmiddel op de markt te brengen, is er gerandomiseerd klinisch onderzoek nodig. Dat ligt in dit domein wat moeilijker, dat besef ik, maar toch: er bestaat geen enkele studie die aantoont dat die therapieën helpen. Terwijl we intussen genoeg therapieën kennen waarvoor wel wetenschappelijk bewijs is.

Een nieuwe, vandaag zeer populaire variant werd bedacht door Bodymap, een Vlaams opleidingscentrum. Dat ontwikkelde een methode die gebruikt wordt in meer dan 200 scholen en kinderdagverblijven en in het Ketnet-programma Biba en Loeba. Waarom is die methode volgens u zo problematisch?

Van Waelvelde: Zoals wel meer van die therapieën is Bodymap gebaseerd op reflexintegratie. Het idee is dat de eerste, primaire reflexen van baby’s en peuters – denk aan de schrikreflex, de zuigreflex of de nekreflex – geïntegreerd moeten worden in het lichaam. Als er bij die integratie iets is misgelopen, zou dat grote gevolgen kunnen hebben voor de verdere motorische en cognitieve ontwikkeling. Ondertussen is het idee dat onze motorische ontwikkeling gebaseerd is op de integratie van die reflexen al afdoende ontkracht. Toch belooft Bodymap dat het, met allerlei oefeningen die vanuit die reflexen vertrekken, zulke stoornissen kan voorkomen of remediëren. Bodymap stelt de verschillende mijlpalen in de ontwikkeling voor in een zogenaamd ‘Ontwikkelingslab’, een rek waarop allerlei flesjes staan. Op de hoogste plank van dat rek staat een flesje waarin vaardigheden als rekenen, lezen en schrijven zitten. Als er met een van die vaardigheden iets mis is, moet je kijken naar de onderste planken: de flesjes die te maken hebben met de eerste bewegingen, gesymboliseerd door bijvoorbeeld een kikker of een slang. Het idee is dat de knoop daar zit, en dat het kind die storing kan herstellen door bijvoorbeeld kruip- of sluipoefeningen te doen. Met die oefeningen is op zich niks mis. Hoe meer kinderen bewegen, hoe beter. Al heb ik toch ook te doen met de ouders die samen met hun kinderen over de grond moeten kruipen om ontwikkelingsstoornissen te voorkomen. Die claim is niet wetenschappelijk.

Bodymap zegt uitdrukkelijk dat de methode ‘wetenschappelijk onderbouwd’ is.

Van Waelvelde: Op hun site verwijzen ze naar 41 wetenschappelijke publicaties in vakbladen (de link is op de site inmiddels weggehaald, nvdr). Wij hebben die tegen het licht gehouden, en 28 van die publicaties – een daarvan zou zelfs door mij geschreven zijn – blijken eenvoudigweg niet te bestaan. Niet toevallig gaat het in een aantal gevallen over publicaties die zouden bewijzen dat een goeie reflexintegratie leidt tot betere leesvaardigheid of motorische ontwikkeling op latere leeftijd. De 13 andere publicaties bestaan wel, maar maken bij nader toezien meestal niet de claim die ze volgens Bodymap maken. Zo is er een studie die zou bewijzen dat kinderen die op handen en knieën kruipen op latere leeftijd minder motorische problemen kregen. In werkelijkheid gaat dat artikel helemaal niet over kruipen. (Uit het wederhoor van Bodymap, zie p. 10, blijkt dat de lijst met publicaties geproduceerd werd met het AI-programma ChatGPT-4, nvdr.)

Ketnet ging in 2017 met Bodymap in zee omdat ‘de methode wetenschappelijk onderbouwd’ is.

Van Waelvelde: En wellicht hebben ze het label ‘evidence based’ ook gebruikt om toegang te krijgen tot al die scholen en kinderdagverblijven. Ze zijn daar heel dubbel en geslepen in. Als er kritiek komt, zeggen ze dat ze geen therapie aanbieden, en dat er niks mis is met wat oefeningen en lichaamsbeweging. Ze stellen ook geen diagnoses. Zoals ze ook niet letterlijk zeggen dat ze een stoornis zullen verhelpen. Daarvoor verwijzen ze door naar kinesitherapeuten, in de regel therapeuten die met de Bodymap-methode werken. Want dat is een belangrijk deel van het businessmodel. Bodymap biedt, uiteraard tegen betaling, opleidingen tot Bodymap-coach aan. Tot voor kort werd die opleiding ook geaccrediteerd. Daar hebben we inmiddels een stokje voor gestoken, maar Bodymap pakt er nog altijd mee uit op de website.

Met meer lichaamsbeweging is uiteraard niks mis, u zei het al. En baat het niet, dan schaadt het niet?

Van Waelvelde: Het schaadt wél. Nog los van de geldverspilling, die therapieën kosten zowel de ouders als het kind veel tijd. Tijd die ze hadden kunnen steken in behandelingen die wel werken. Bovendien leidt het in veel gevallen tot frustratie. Er is geen enkel bewijs dat Bodymap helpt. Het uitblijven van resultaten kan ertoe leiden dat ouders of kinderen denken dat ze het niet goed doen, en zo een nieuwe ervaring van mislukking veroorzaken.

U hebt twaalf jaar praktijkervaring als kinesitherapeute in het buitengewoon onderwijs. Kunt u inschatten welke schade die therapieën daar hebben aangericht?

Van Waelvelde: Schade is een relatief begrip. Er is geen enkel kind ziek geworden van al die oefeningen. Het is vooral heel jammer dat die kinderen de juiste oefeningen hebben gemist. Onder invloed van de theorieën van Mesker moesten kinderen die niet goed konden schrijven krulletjes maken op een ‘meskerbord’, met twee handen tegelijk, want hun schrijfproblemen zouden zijn ontstaan omdat ze te snel een handvoorkeur hadden ontwikkeld. Ik zag al snel in dat dergelijke oefeningen zinloos waren, om de eenvoudige reden dat die kinderen geen progressie maakten. Je kunt beter kijken naar leerkrachten die jaren ervaring hebben met kinderen leren schrijven, zo heb ik het meest geleerd. Bij kinderen waar dat moeilijker gaat, moet je vooral goed letten op wat ze precies verkeerd doen. Soms kun je zo het probleem oplossen, soms moet je overstappen op hoofdletters, en soms moet je besluiten dat het te moeilijk is en moet je ze – dat kan vandaag gelukkig ook – leren typen op de computer. Dat is hoe dan ook veel zinvoller dan eindeloos krulletjes maken op een bord, in de hoop dat het op die manier wel goed zal komen.

‘Een kind leren schrijven op de computer is veel zinvoller dan eindeloos krulletjes maken op een bord.’
‘Een kind leren schrijven op de computer is veel zinvoller dan eindeloos krulletjes maken op een bord.’ © Diego Franssens

Terwijl het in sommige gevallen nooit ‘goed’ zal komen?

Van Waelvelde: Dat is nog een van de schadelijke effecten van deze pseudowetenschap: je maakt ouders en kinderen wijs dat ze te ‘genezen’ zijn – met de juiste therapie. Terwijl ze moeten aanvaarden dat het niet lukt. Ontwikkelingsstoornissen als ADHD of dyslexie zijn niet te genezen. Je zadelt ouders meestal ook nog eens op met een schuldgevoel. Want je kunt je kind natuurlijk nooit genoeg oefeningen laten maken.

Ouders van kinderen die deze therapieën volgen zijn vaak wél zeer lovend.

Van Waelvelde: Dat is waar. Mijn collega Pol Ghesquière heeft dat proberen te verklaren in zijn boek Als leren pijn doet. Een van zijn verklaringen is dat ouders veel tijd en geld hebben geïnvesteerd om het beste te doen voor hun kind. Als die therapie dan ter discussie wordt gesteld, is dat moeilijk te verdragen, en worden ze soms zelfs boos. Bovendien bieden deze therapieën een vorm van geruststelling, vaak na een lange periode van twijfel of onzekerheid. Soms krijgen ze die geruststelling door een eenvoudige uitleg, soms door zeer complexe inzichten die ouders niet helemaal begrijpen. En soms, zoals in het geval van Hendrickx, zijn ze ook niet echt te begrijpen. Hulpverleners geven meestal ook een zeer zelfverzekerde indruk, in tegenstelling tot wie wetenschappelijk werkt en durft aan te geven dat nog niet alles 100 procent begrepen is. Daarbij komt nog dat elk kind vooruitgang maakt, ook zonder enige vorm van therapie. Een methode is pas effectief als je kunt aantonen dat er meer vooruitgang is dan zonder therapie, of als ze aantoonbaar beter werkt dan een andere therapievorm.

Voor een goed begrip: oefeningen die de motoriek van kinderen verbeteren kunnen wél zinvol zijn, ook voor hun cognitieve vaardigheden.

Van Waelvelde: Zeker. De motorische en de cognitieve ontwikkeling staan niet los van elkaar. In de vakliteratuur spreken we vaak over ‘embodied cognition’: het idee dat je ook leert met je lichaam. Om een helder voorbeeld te geven: op de dag dat een kind kan kruipen, gaat er een wereld voor hem open. Dat is echt een heel belangrijke mijlpaal. Maar het is natuurlijk niet zo dat een kind dat nooit gekropen heeft, omdat het bijvoorbeeld een verlamming heeft, cognitief nooit sterk zal staan. Wel zal dat kind het mogelijk moeilijker hebben om, bijvoorbeeld, afstanden goed in te schatten.

Om dezelfde reden wordt vaak gezegd dat dansen goed is voor de hersenen.

Van Waelvelde: Dansen is een goede training voor het geheugen en een mooie manier om kinderen tot rust te brengen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat Bodymap die inzichten ook in zijn cursussen integreert. Maar je hebt geen duur programma vol pseudowetenschappelijke theorie nodig om tot dat inzicht te komen. Ik denk dat de meeste leerkrachten wel aanvoelen dat kinderen op bepaalde momenten baat hebben bij dansjes. Met de juiste ondersteuning zijn leerkrachten perfect in staat om de motorische ontwikkeling van kinderen te stimuleren.

Je hoort vaak dat de motorische ontwikkeling bij kinderen steeds trager verloopt. Klopt dat?

Van Waelvelde: Ja. Over het algemeen duurt het langer dan vroeger voor kinderen stappen, hun veters strikken, zichzelf aankleden enzovoort. Een deel van de verklaring is dat we het hen vandaag makkelijker maken. Dat begint al heel vroeg, door het gebruik van zithulpmiddelen. Vroeger lagen baby’s vooral op hun buik in een parkje. Nu we ze al heel vroeg in een stoeltje zetten, hoeven ze hun hoofd niet op te heffen of zich niet op te trekken om te kunnen zien wat er rond hen gebeurt. In zo’n park moeten ze wél werken.

Daarnaast spelen hoogstwaarschijnlijk ook schermen een negatieve rol. De tijd die kinderen, vaak al op heel jonge leeftijd, voor een scherm doorbrengen, vulden ze vroeger met tekenen, knippen en plakken. Kinderen die vroeger mee naar een restaurant gingen, werden koest gehouden met kleurpotloden. Vandaag gebeurt dat met een scherm. En het zit ook in details. Veel kleuters dragen vandaag schoenen met klittenband. Pas als ze die niet meer mooi vinden, raken ze gemotiveerd om veters te leren strikken.

Dat methodes als Bodymap zo succesvol zijn, heeft wellicht ook te maken met de snelle toename van het aantal ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Of moeten we zeggen: het groeiende aantal diagnoses.

Van Waelvelde: Dan komen we natuurlijk bij de discussie over overdiagnostiek. Die kwestie heeft twee kanten. Vandaag zien we vooral een spectaculaire stijging van de diagnose autisme. Dat is niet alleen slecht nieuws. Die stijging is ook te verklaren door het feit dat we vroeger veel gevallen niet opmerkten. In dat verhaal van overdiagnostiek wordt weleens vergeten dat zo’n label een goede zaak kan zijn, zowel voor het kind als voor de ouders. Zij én hun omgeving begrijpen beter wat er aan de hand is en dankzij dat label krijgt het kind de begeleiding die het vroeger moest missen. Tegelijk denk ik dat die enorme stijging ook iets vertelt over onze maatschappij, en hoeveel die van kinderen vraagt. Hoe perfecter kinderen moeten zijn, hoe meer er uit de boot vallen.

De toename van het aantal diagnoses én de afschaffing van het M-decreet zorgen voor een snelle stijging van het aantal kinderen dat naar het buitengewoon onderwijs wordt doorverwezen.

Van Waelvelde: Met rampzalige gevolgen. We zitten met een overbevraagd buitengewoon onderwijs en een regulier onderwijs dat niet de nodige zorg kan verlenen. Misschien is dat een van de redenen waarom zo veel scholen hun heil zoeken in methodes als Bodymap. Scholen, zeker in de steden, worden geconfronteerd met een grote instroom van anderstalige kinderen. Voeg daarbij die almaar grotere groep kinderen met diagnoses en – vanuit het beleid – een gebrek aan continuïteit, visie en ondersteuning. Dan begrijp je waarom zo veel leerkrachten met de handen in het haar zitten. Nochtans zien we in het buitenland dat het wél kan. In Scandinavië, bijvoorbeeld, vind je in alle scholen een breed netwerk van remedial teachers, orthopedagogen, kinesisten, logopedisten, ergotherapeuten en andere zorgverstrekkers, die gekoppeld zijn aan scholengemeenschappen.

Al moeten we ook in de ideale wereld aanvaarden dat geen enkele zorgverlener ontwikkelingsstoornissen kan wegtoveren.

Van Waelvelde: Dat is een zeer belangrijke boodschap. Aan een minder goede motoriek kan gewerkt worden, zodat er op latere leeftijd beter mee te leven valt. Maar therapeuten die beloven dat ze de knopen uit het zenuwstelsel van je kind zullen halen, vertellen wetenschappelijke onzin. Dat kunnen ze niet.

Bodymap reageert:

Op de site van het opleidingscentrum Bodymap stond tot vorige week een lijst met 41 verwijzingen naar wetenschappelijke publicaties in vakbladen. Onderzoek leert dat 28 van die publicaties niet bestaan. Hiermee geconfronteerd merkt Liesbeth Verhoeven van Bodymap op dat ‘de artikels inderdaad niet goed terug te vinden zijn’. ‘We hebben in november onze website vernieuwd en zijn dan via ChatGPT-4 op zoek gegaan naar meerdere artikels. ChatGPT-4 zou juiste informatie geven als je via de juiste vragen op zoek gaat. En die werkwijze hebben we dan gehanteerd. (…) Zijn wij dan zo fout om ervan uit te gaan dat dit een goede werkwijze is? Worden wij nu op al ons werk dat wij doen op scholen – kinderen in beweging zetten – zo hard aangepakt? Het is toch niet dat we iets verzonnen hebben?’

Bio Hilde Van Waelvelde

Geboren in 1958.

Was twaalf jaar kinesitherapeut in het buitengewoon lager onderwijs.

Verdedigde in 2004 met succes haar doctoraatsthesis over kinderen met lichte motorische stoornissen.

Is als emeritus hoogleraar betrokken bij het onderzoek aan de Universiteit Gent naar kinderen met leerstoornissen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content