Maria van Gelre, 1380-1429

Sporen in het landschap

Johan Oosterman

Vantilt, Nijmegen 2018

132 blz., ? 14,50 ISBN 978 94 600 4377 2

Het gebedenboek van Maria van Gelre, en dan vooral de ‘verluchtingen’, zijn wereldvermaard. Over die miniatuurtjes wordt kunsthistorisch al decennia lyrisch geschreven, maar over de vrouw die de opdracht gaf om een dergelijk fraai verlucht manuscript te maken is veel minder inkt gevloeid. Een echte analyse van het werk en de leefwereld van de opdrachtgeefster bleef achterwege. De stichting Geldersch Landschap en Kasteelen wou dit euvel oplossen door nieuw historisch onderzoek te verbinden aan de kastelen – of hun relicten in het landschap – die ooit door hertogin Maria werden gebruikt. De hertogin, afkomstig uit de hogere Franse adel, leefde in het hertogdom Gelre en Gulik en het graafschap Zutphen tussen 1405 en 1429. Ze was ook vrouwe van Aarschot en Bierbeek in het hertogdom Brabant. Zoals nog gebruikelijk in die periode, hadden de hertog en de hertogin geen vaste residentie, maar doorkruisten ze hun landen van het ene kasteel naar het andere. Dat stimuleerde de band tussen staatshoofd en onderdanen, maar was vooral een praktische noodzaak voor het bestuur en voor het vlotter voorzien van proviand voor het hertogelijk huishouden. Sommige kastelen waren geliefde verblijfsplaatsen, andere gewone doorgangsposten. Van twaalf sites, kastelen en abdijen zoals Mariënborn bij Oosterbeek waar haar Bijbel werd geschreven, wordt bekeken wat er nog van aanwezig is in het landschap. De beschrijving van toen tot nu vormt het beeldend kader waarbij gegevens over het leven van de hertogin en haar man aan bod komen. Omdat het koppel kinderloos bleef, volgde na het overlijden van hertog Reinald in 1423 een opvolgingskwestie waarbij de hertogin in binnenlandse ballingschap werd geplaatst. Daarna verdween ze in de mist van de geschiedenis, maar met dit leuk gevarieerd boek komt ze opnieuw in zicht.

Partner Content