Joris Van Severen: de man die Bart De Wever voorging in de Groot-Nederlandse gedachte

Joris Van Severen. Aan de IJzer werd hij tegelijk Vlaamsgezind en bolsjewistisch.
Walter Pauli

Waarom blijft Joris Van Severen in sommige kringen tot de verbeelding spreken? Portret van een van de grilligste figuren van de Nieuwe Orde.

Joris Van Severen. Op leven en dood, letterlijk. Biografie 1894-1940 is de wel erg omslachtige titel die Luc Pauwels koos voor zijn biografie van de stichter van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Dat ligt in de lijn van de niet eenduidig te verklaren levensloop van Joris Van Severen, én van het grillige parcours dat het Verdinaso aflegde van zijn stichting ergens in 1931 tot het moment waarop de Duitse bezetter de partij in 1941 verplichtte op te gaan in de grote collaboratiepartijen Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en Rex.

Toen was Van Severen al dood. Tijdens de Duitse inval, op 20 mei 1040, werd hij, samen met zijn metgezel Jan Rijckoort en negentien andere lotgenoten, door Franse militairen vermoord in wat sindsdien ‘het bloedbad van Abbeville’ heet. Tijdens zijn leven was hij al een halve mythe, na zijn dood werd hij een hele legende. Tot op heden is hij een fascinerend figuur, ook voor historici.

Gasaanvallen

Van Severen was in 1914 als twintigjarige aan het IJzerfront beland. Hij kreeg er zijn vuurdoop, overleefde gasaanvallen en radicaliseerde in politiek opzicht. Hij werd er Vlaamsgezind en tegelijk bolsjewistisch – de ontwikkeling van zijn ideeëngoed was van jongs af aan al even tegenstrijdig als zijn persoonlijkheid. Na de Eerste Wereldoorlog zat hij van 1921 tot 1929 in de Kamer. Nadat hij niet was herkozen, richtte hij in 1931 het Verdinaso op. Zijn aanvankelijk fascistoïde partij streefde tegen het einde van de jaren dertig naar een autoritair, antiparlementair regime, waarbij de koning het staatshoofd zou zijn van een land dat ingericht was als een corporatistische samenleving. En dat het liefst binnen een groter staatsverbond, dat eerst Dietschland, nadien onder meer ‘Het Dietsche Rijk der Nederlanden’ en uiteindelijk ‘De Zeventien Provinciën’ moest heten. Het zou de latere Benelux omvatten, dus het liefst met Wallonië (‘de Romaanse gouwen’) erbij. Verder viel het Verdinaso vooral op door de aristocratische figuur van zijn leider, de optredens van de Dinaso Militanten Orde (DMO) en de scherpe artikels in het partijblad Hier Dinaso!. Als partij nam het Verdinaso nooit aan verkiezingen deel: Joris Van Severen had geen hoge dunk van de parlementaire democratie.

Biograaf Luc Pauwels kijkt weg van het antisemitisme in het Verdinaso, en wil niet gezegd hebben dat de organisatie fascistoïde was.

Is het misschien juist daardoor dat Van Severen en co. zo’n magische aantrekkingskracht uitoefenden? Ze formuleerden ideeën, schreven teksten, maakten plannen, onderhielden contacten en verschilden voortdurend van mening, ook onder elkaar. Voorts paradeerden ze graag in hun groene uniformen en poseerden met grote welwillendheid voor fotografen, alsof die stijl en poses het wezen van hun partij en hun politieke handelen vormden. Zijn laatste foto, uit 1939, zegt genoeg: Van Severen lijkt haast een ascetische El Greco-figuur, die een beetje vanuit de hoogte het gebeuren aanschouwt, tegelijk met een ernstige blik en een ongrijpbaar dedain. Het is een klassiek portret van een zelfverklaarde aristocraat die verkoos om actief te zijn aan de zijlijn van het politieke gebeuren, waar hij tegelijk deel van uitmaakte en op neerkeek. Toch liet Van Severen bij zijn tijdgenoten een diepe indruk na. Uit zijn agenda blijkt dat hij werd bezocht en uitgenodigd door de politieke elite van het land, zelfs door vermeende socialistische aartsvijanden als Hendrik de Man en Paul-Henri Spaak.

De 81-jarige Luc Pauwels ploos Van Severens agenda’s uit de jaren dertig uit, ontcijferde zijn talrijke dagboeken en doorploegde zijn archief. In de loop der jaren voerde hij ook lange gesprekken met oud-medestanders en familieleden. De neerslag daarvan neigt soms naar hearsay waarvan het waarheidsgehalte moeilijk te verifiëren is. Pauwels is geen onbeschreven blad. Hij is sinds jaar en dag actief bij allerlei conservatieve, Vlaams-nationalistische, extreemrechtse partijen, clubs en tijdschriften. Als voorzitter van het Studiecentrum Joris Van Severen is hij ook verantwoordelijk voor de publicatie van de Jaarboeken Joris Van Severen. Pauwels is geen objectief historicus maar een politieke bewonderaar.

Luc Pauwels, Joris Van Severen. Op leven en dood, letterlijk, Uitgeverij Doorbraak, 526 blz., 39,99 euro.
Luc Pauwels, Joris Van Severen. Op leven en dood, letterlijk, Uitgeverij Doorbraak, 526 blz., 39,99 euro.

Antisemitisme

Zo kijkt hij liever weg van het antisemitisme dat binnen het Verdinaso leefde dan erop in te zoomen. Net zomin wil Pauwels gezegd hebben dat het Verdinaso fascistisch (of fascistoïde) was. In slordig beargumenteerde en drammerige hoofdstukken beweert hij dat ‘hét fascisme’ niet bestond en dus ook niet van toepassing is op het Verdinaso of Van Severen. Alsof ‘dé democratie’ zou bestaan, of ‘hét socialisme’. Wat hij wel overtuigend uitlegt, is dat Van Severen meer was dan een eendimensionale fascist, en de zogenaamde Conservatieve Revolutie zeker vanaf de late jaren dertig een nuttiger prisma is om zijn optreden te verklaren. De vele koerswijzigingen van Van Severen en zijn partij zijn geen ‘bochten’, maar worden het best begrepen vanuit een interne ideologische coherentie.

Dat neemt niet weg dat Van Severen een tegenstrijdig figuur was. Zo was hij tegelijk een uiterst gelovige katholiek en een onvermoeibaar verleider van (getrouwde) vrouwen. Over die al dan niet geslaagde veroveringspogingen weidde hij expliciet uit in zijn dagboeken, vaak tot in de intieme details. Met enige wellust neemt Pauwels de lezers vele pagina’s lang mee langs allerlei slaap- en hotelkamers, en laat hij hen meelezen hoe Van Severen op zijn escapades terugblikt in zijn vaak hoogdravende taal: ‘Een ziekelijke atmosfeer omhult ons en we spreken van zonde en morbide ondeugden: “Je me sens capable de tous les vices”, zeg ik haar en even rechtzinnig antwoordt zij mij: “Et moi aussi.”‘ (1917) Of: ‘Dat tere bleke meisje: zij heeft mij waarachtig bemind en ik haar. We zijn zeer dicht bij en in mekaar geweest. Zij heeft me wonderschone uren doen beleven.’ Enzovoort.

De fascinatie met Van Severen blijft groot. Alleen al in 2021 verschenen tot dusver drie boeken over oud-Verdinaso’s, en er zijn er nog op komst. N-VA-voorzitter Bart De Wever gaf blijk van zijn kennis van het Verdinaso toen hij onlangs van de nieuwsarme zomermaanden gebruikmaakte om ineens voor ‘de hereniging van Vlaanderen en Nederland’ te pleiten. De Wever weet wie hem daarvoor de mosterd aanreikte. In 2001 publiceerde hij, toen nog als academisch historicus, een lijvig artikel over de invloed van Van Severen op het naoorlogse Vlaams-nationalisme: De schaduw van de leider, over de erfenis van Van Severen. De Wever was toen nog kritisch voor hen die nog altijd dwepen met een ‘bijzonder elitair idee’ als ‘het herstel van de historische Nederlanden.’ Scherp: ‘Dietsland was, in taalnationalistische betekenis, voor de traditionalistische rechterzijde van het Vlaams-nationalisme nooit meer dan een louter instrument. Interesse voor wat er daadwerkelijk in Nederland gebeurde, had men zelden of nooit.’ Zo was het inderdaad in 2001, en zo is het vandaag wellicht nog altijd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content