Geweldsspiraal

Begin van de Nieuwe Tijd; Eeuw van verderf De hevigste vervolgingen deden zich in Europa voor tussen 1550 en 1650, met uitschieters tussen 1580 en 1590 en in de jaren 1626-1630. Er zijn veel contemporaine afbeeldingen van heksenprocessen en -verbrandingen, zoals deze uit 1555 in het Thüringse Derenburg (boven).

Tussen 1626 en 1630 kwam het in Duitsland tot de meest gruwelijke heksenvervolgingen ooit in Europa. Hoe de massahysterie opkwam – en hoe zij eindigde.

Als burgemeester behoorde Johannes Junius tot de prominentste slachtoffers in Bamberg. Toch was hij maar een onder velen, want alleen tussen 1612 en 1631 werden in de Zuid-Duitse stad een kleine duizend mannen, vrouwen en kinderen aangeklaagd, gefolterd en vermoord – bijna eentiende van de gehele populatie. De jongste terechtgestelden waren nog maar zeven jaar oud, de oudste 95. Niemand in Bamberg en omgeving was veilig voor de vlammen, zelfs predikanten niet.

En de stad was geen uitzondering. Grote delen van Duitsland en Midden-Europa werden gegrepen door vervolgingswoede, zij het met grote regionale verschillen. In het stadje Gerolzhofen, bisdom Würzburg, bijvoorbeeld vonden tussen 1615 en 1619 in totaal 261 mensen de dood – de verantwoordelijken bouwden er zelfs een aparte oven om de veroordeelden in te verbranden. Voor brandstapels was teveel hout nodig …

Maar er waren ook streken die immuun bleven voor de heksenkoorts: zo liet de roemruchte katholieke veldheer Wallenstein in geen van zijn uitgestrekte hertogdommen ook maar één heksenproces voeren.

Het hout wordt schaars, het verbranden moet efficiënter

Het aantal processen piekte in de jaren 1626-1630, dus midden in de Dertigjarige Oorlog, die van 1618 tot 1648 woedde. In deze ergste uitbraak van heksenhaat uit de Europese geschiedenis verloren duizenden mensen het leven, vooral in de bisschoppelijke prinsdommen Keulen, Mainz, Eichstätt, Würzburg en het genoemde Bamberg, maar ook in protestantse rijksdelen.

Wat was er toch aan de hand in Duitsland? Daarover wordt nog altijd fel gedebatteerd, zeker nu recent onderzoek een nieuwe kijk op het fenomeen heeft voortgebracht, die vaak lijnrecht ingaat tegen conventionele verklaringen. Hoe meer we over dit moordende bijgeloof te weten komen, des te meer lijkt dit zich aan rationele verklaringen te onttrekken. Zo is winstbejag als motief afgevallen, aangezien de processen allerminst rendabel en in sommige gevallen zelfs ruïneus waren voor de landsheer. Weerlegd is ook de in feministische kringen verbreide these dat de kerk het in het bijzonder op vroed- en kruidenvrouwen voorzien had, om de kennis omtrent geboortebeperking te vernietigen. In werkelijkheid was slechts een klein percentage van de veroordeelden als verloskundige actief. Het was zelfs zo dat vroedvrouwen vaak als getuigen dienden om vast te stellen of een verdachte zwanger was en recht op vrijstelling van hechtenis had.

Klimaatramp; De Kleine IJstijd Vulkaanuitbarstingen en sterk verminderde zonneactiviteit brachten van 16de tot in de 19de eeuw een aanmerkelijke afkoeling. IJzige winters en verregende zomers betekenden misoogsten en hongersnoden. Menigeen weet dit aan zwarte magie. Deze prent uit 1508 toont twee 'weermaaksters'.
Klimaatramp; De Kleine IJstijd Vulkaanuitbarstingen en sterk verminderde zonneactiviteit brachten van 16de tot in de 19de eeuw een aanmerkelijke afkoeling. IJzige winters en verregende zomers betekenden misoogsten en hongersnoden. Menigeen weet dit aan zwarte magie. Deze prent uit 1508 toont twee ‘weermaaksters’.© BEELDBR0N: BRIDGEMAN/GRANGER, WIKIMEDIA

De roep om vervolging weerklonk vaak in de bevolking zelf

Drijvende kracht waren doorgaans niet kerkelijke inquisiteurs, maar het wereldlijk gezag – en vaak de bevolking, die ook dan om verbrandingen bleef roepen als zij zelf gedecimeerd raakte.

Vaak gaf de persoon van de landsheer de doorslag. Als er een pogromstemming ontstond, kon een vorst die de kop indrukken of tenminste afzwakken – maar hij kon ook het voortouw in de vervolging nemen. Neem Europa’s fanatiekste heksendoder, de Keulse keurvorst Ferdinand van Beieren. Die lijkt aanvankelijk een speelbal van de ontwikkelingen. In de eerste dertien jaar van zijn bestuur over het aartsbisdom Keulen en het hertogdom Westfalen was er geen stelselmatige heksenvervolging. In 1626 heerste er echter door de Kleine IJstijd ( zie kader boven) een extreme kou – er lag tot eind mei ijs op het water. Daarna volgende misoogsten, een vreselijke hongersnood en het volk liep te hoop tegen tovenaars die hier de hand in moesten hebben. Nu pas kwam er een lawine aan heksenprocessen op gang, die na vier jaar weer verflauwde. Toen Ferdinand van Beieren in 1650 overleed, hadden onder zijn heerschappij ongeveer 2.000 mensen op verdenking van hekserij het leven verloren.

Primitieve rechtsmiddelen; Verdrinking als procedurefout Van de waterproef wordt vaak gezegd dat die hoe dan ook dodelijk afliep: door verbranding als de geboeide verdachte bleef drijven (links op een afbeelding uit 1584), door verdrinking bij kennelijke onschuld. In werkelijkheid werd wie zonk (afbeelding rechts) weer uit het water getrokken - zij het soms toch te laat.
Primitieve rechtsmiddelen; Verdrinking als procedurefout Van de waterproef wordt vaak gezegd dat die hoe dan ook dodelijk afliep: door verbranding als de geboeide verdachte bleef drijven (links op een afbeelding uit 1584), door verdrinking bij kennelijke onschuld. In werkelijkheid werd wie zonk (afbeelding rechts) weer uit het water getrokken – zij het soms toch te laat.© BEELDBRON: BRIDGEMAN/GRANGER, WIKIMEDIA

De tijdspanne van 1626-1630 was ook in de andere brandhaarden van heksenwaan verreweg de meest gewelddadige. In het bisdom Würzburg bijvoorbeeld lieten in deze tijd 900 mensen het leven.

Er is uit deze periode een lijst overgeleverd met daarop 157 ‘Hexen-Leut’ die in Würzburg terechtgesteld werden: vijf van hen werden levend verbrand, de anderen eerst onthoofd en daarna verbrand. Het meest gruwelijke aan de lijst is het aantal kinderen dat erop voorkomt, zoals ‘een maagdje van negen of tien jaren, alsmede een kleiner meisje, haar zusje’ en ‘de twee zoontjes van ’s heren kok, een van veertien jaar, het andere van tien jaar’. Verder noemt de lijst mensen uit alle lagen van de bevolking – van ‘Baunach, een raadslid en de rijkste burger van Würzburg’ of ‘een vijfdejaars student, vele talen machtig en een voortreffelijk musicus’ tot ‘Göbel Babelin, de mooiste jongedochter van Würzburg’.

Om op grote schaal bekentenissen te verkrijgen hanteerden de beulen van de Würzburgse prins-bisschop Philipp Adolf von Ehrenberg de wreedste foltermethoden – en traden het strafprocesrecht van het Roomse Rijk met voeten.

Officieel viel het namelijk helemaal niet mee om iemand in Duitsland voor hekserij veroordeeld te krijgen. Zo mocht een verdachte alleen gefolterd worden als er een gegronde verdenking bestond en er getuigen van de daad waren. Verder diende foltering gematigd en eenmalig te zijn. Suggestieve vragen waren verboden en een bekentenis had alleen geldigheid als de verdachte die minstens een dag later bevestigde. Ook dan moest de rechter nog nagaan of de bekentenis onder dwang wel geloofwaardig was.

De heksenjagers omzeilden deze beperkingen door hekserij tot een crimen exceptum – een uitzonderlijke misdaad – te verklaren, waarop het procesrecht niet van toepassing zou zijn. De woelingen van de Dertigjarige Oorlog maakten het hun mogelijk om met deze rechtsverdraaiing weg te komen.

Het hoogste gerechtshof doorbreekt de vicieuze cirkel

Nadat het hoogste gerechtshof, het ‘Reichskammergericht’, lucht kreeg van de excessen, gelastte het in 1629 de stopzetting van de heksenprocessen in Würzburg. Ook elders greep de rijksoverheid in en doorbrak de vicieuze cirkel van folteringen, afgedwongen verdachtmakingen en nieuwe aanklachten. De prins-bisschop van Würzburg, Von Ehrenberg, had desondanks plannen voor nieuwe processen, maar die verijdelde zijn voortijdige dood op 16 juli 1631.

Een kleine drie maanden later naderde een vijandelijk leger onder aanvoering van de Zweedse koning Gustaaf II Adolf. Oktober 1631 bezetten zijn troepen Würzburg, in december Mainz en in februari van het jaar daarop Bamberg. Zonder dat Gustaaf Adolf daarop uit was, had hij drie brandhaarden van de heksenvervolging veroverd. Zijn zegetocht in de Dertigjarige Oorlog betekende het einde van de hysterie. Waar hij en zijn troepen verschenen, doofden de brandstapels.

Het was of de mensen in de veroverde gebieden ontwaakten uit een boze droom, want hoewel er na de aftocht van de Zweden zich opnieuw enkele terechtstellingen voordeden, kwam het daarna nooit meer tot de excessen van de jaren 1626-1630.

De stemmen van het gezond verstand werden luider, het tijdperk van de Verlichting brak aan en in de loop van de 18de eeuw kwam er een eind aan de heksenvervolging in Europa. In totaal werden er in ons werelddeel tussen de 50.000 en 60.000 mensen wegens hekserij gedood, bijna de helft daarvan van de 15de’ tot in de 18de eeuw in de Duitstalige landen. Nergens ter wereld, in geen andere historische periode werden er ook maar bij benadering zoveel heksenprocessen voor reguliere rechtbanken gevoerd – ook toen al was de dood een ‘Meester uit Duitsland’.

MEER WETEN?

F. Vanhemelrijk, Het gevecht met de duivel. Heksen in Vlaanderen. Leuven, 2000

Dick Harrison, De Dertigjarige Oorlog. De allereerste wereldoorlog (1618-1648). Omniboek 2018

Geweldsspiraal

Duizenden slachtoffers

De heksenvervolgingen kostten in Europa het leven aan 50.000 à 60.000 mensen, onder wie 75 tot 80 procent vrouwen. In katholieke landen als Ierland en Portugal stierven er opvallend weinig mensen, in Duitsland, Polen en Frankrijk duizenden.

Partner Content