De Derde Slag bij Ieper : bijna 500.000 verliezen voor enkele kilometers land
In 1917 staat de kamlijn rond Ieper voor de derde keer in brand. Net als in 1914 en 1915 is de kleine West-Vlaamse stad het brandpunt van omvangrijke militaire operaties. Toen verdedigden de Fransen en Britten de stad en de hoogtes rondom. In 1917 zijn de rollen omgekeerd. De Britten, gesteund door de Fransen, trekken in de aanval vanuit de Ieperboog.
De architect van het offensief is de Britse bevelhebber Douglas Haig. Die aast al sinds de mislukking aan de Somme in 1916 op een nieuwe kans. Door politiek gehakketak met de nieuwe Britse eerste minister David Lloyd George moet Haig aanvaarden dat de Franse opperbevelhebber Robert Nivelle eerst zijn kans krijgt in het voorjaar van 1917. Dat Lloyd George daarbij tevergeefs probeert om Haig onder het bevel van diens grote concurrent Nivelle te plaatsen, doet weinig goed aan de moeilijke verstandhouding tussen beiden.
Door de mislukking van Nivelles plan in april en mei 1917 en de daaropvolgende muiterijen ligt alle hoop echter opnieuw bij de Britten en hun bevelhebber. Die staan in 1917 aan de wieg van een van de meest controversiële militaire operaties van de Eerste Wereldoorlog: de Derde Slag bij Ieper. Ook genoemd naar de eindfase van de strijd die zich rond het kleine dorpje Passendale afspeelt.
Moeilijke omstandigheden
Het offensief bij Ieper start alvast onder een slecht gesternte. Rusland staat op zijn kop na de Februarirevolutie. Het land blijft voorlopig nog in de oorlog, maar iedereen voelt dat de Russische oorlogsdeelname onder druk staat. De Italianen bijten hun tanden stuk op het Isonzofront. Gedurende de hele oorlog worden bij Ieper vijf slagen uitgevochten, aan de Isonzo zijn dat er maar liefst elf. Het Italiaanse leger bloedt dood aan dit front. Voor de Fransen en Britten is het jaar evenmin goed begonnen. Sinds de Duitse terugtocht uit de uitstulping rond Noyon moeten de Britten er nieuwe frontlinies, depots en kantonnementen inrichten. Dat kost hen veel mankracht en schaarse bouwmaterialen. Daarnaast heeft Nivelles grote offensief aan Chemin des Dames weinig tot geen tastbaar resultaat opgeleverd. Een generaal zou wel twee keer nadenken vooraleer nieuwe offensieven te bevelen.
Eén man lijkt het allemaal niet te deren, Douglas Haig. Hij put zelfs vertrouwen uit de Franse mislukking. Hij onthoudt de succesvolle Brits-Canadese operatie van april 1917, waarbij de kamlijn van Vimy werd ingenomen. Daarnaast is hij ervan overtuigd dat de Britten en hijzelf het beter zullen doen dan de Fransen en Nivelle. Dat overdreven zelfvertrouwen en de waanzinnige omstandigheden waarin de Derde Slag bij Ieper wordt beslecht, zijn twee belangrijke redenen waarom Haig tot op vandaag zo’n controversiële figuur is. Haig en de stad Ieper, het blijft een bijzonder verhaal. De Eerste en Tweede Slag brachten hem roem, de Derde Slag bij Ieper blijft vandaag veeleer een smet op zijn blazoen.
Haig is een doorbijter. Zijn eerste aanvalsplannen voor een operatie bij Ieper legt hij al in januari 1916 op de tafel. Op de intergeallieerde conferentie in Chantilly van november 1916 moet hij evenwel inbinden en schaart hij zich achter het Franse aanvalsplan van Joseph Joffre, dat uiteindelijk bijgestuurd wordt door Nivelle tot een aanval in de Champagnestreek bij Chemin des Dames. Haig gooit zijn eigen plannen echter niet in de prullenmand, maar blijft ze geduldig uitwerken en verbeteren, wachtend op zijn kans. Die laat niet lang op zich wachten. Al in mei 1917, terwijl de gevechten aan Chemin des Dames nog volop woeden maar toch al duidelijk is geworden dat de Fransen hun belofte van een beslissende doorbraak niet zullen waarmaken, schaart de toekomstige Franse opperbevelhebber Philippe Pétain zich achter Douglas Haig. De twee spreken elkaar in mei 1917 in Parijs en een maand later opnieuw in het Noord-Franse Kassel. Net zoals in 1916 krijgt Haig kort daarna slecht nieuws: de Fransen kunnen hun beloofde troepenversterkingen niet waarmaken. In 1916 had dat alles te maken met het Duitse offensieve geweld bij Verdun. In 1917 moet Pétain schoorvoetend toegeven dat het Franse leger af te rekenen heeft met muiterijen waardoor bataljons, regimenten of zelfs divisies weigeren op te trekken naar de loopgraven. Net zoals de Alberich-terugtocht geen reden was voor Nivelle om zijn aanvalsplannen in de koelkast te stoppen, brengt dit slechte nieuws ook Haig niet op andere ideeën.
Andere strategie?
Terwijl Haig gewoon verder plant aan zijn offensief bij Ieper, probeert David Lloyd George andere wegen te bewandelen. De eerste minister loopt niet meteen warm voor de plannen van Haig. Hij geeft de voorkeur aan een indirecte strategie. Daarom gaat hij op zoek naar nieuwe fronten. Lloyd George hoopt de positie van de Centralen te ondergraven door hen aan de periferie aan te vallen, zoals in het Ottomaanse Rijk of aan het Italiaanse front. Hij wil een nieuwe frontale aanval op het westelijk front vermijden, maar dat is net wat Douglas Haig wel wil. Uiteindelijk beslecht een Britse oorlogscommissie het pleit, het Committee on War Policy.
Haig krijgt er vanaf 19 juni de kans om zijn plannen uit de doeken te doen. Hij doet dat op een overtuigende wijze, ondanks de openlijke twijfel van zijn politieke overste Lloyd George. Op 21 juni krijgt hij het fiat van de oorlogscommissie. De militaire argumenten van Haig geven de doorslag. Die zijn vooral gebaseerd op vertrouwen in een goede afloop en een promopraatje met de belofte van snel succes met weinig verliezen. Lloyd George probeert het nog even over een andere boeg te gooien. Hij wijst op het grote aantal Britse gesneuvelden (een kwart miljoen tot dan) en pleit ervoor om de ambities te beperken tot een reeks kleinere aanvallen, zoals de Fransen nu doen. Die keuze is best verdedigbaar. Kleine offensieven houden de soldaten scherp, laten toe een aantal nieuwe tactieken te evalueren en het moreel hoog te houden als er lokaal terreinwinst wordt geboekt. Door nieuwe grote offensieven uit te stellen tot 1918, rekent Lloyd George ook op de geplande aankomst van vele honderdduizenden Amerikaanse soldaten.
Uiteindelijk gaat Lloyd George overstag. Ten eerste omdat zijn raadgevers meegaan in de praatjes van Haig en hij als burger weinig kan inbrengen tegen de militaire argumenten die Haig naar voren schuift. Ten tweede is hij veel krediet verloren door in april 1917 het mislukte Franse offensief van Nivelle te steunen. Hij is dan ook bang een tweede keer op het verkeerde paard te wedden en twijfelt. Daarnaast moet iemand het westelijk front actief houden, zoniet dreigen de zwakke en moegestreden Russen en Italianen het te begeven. Ten slotte hoopt Lloyd George stiekem dat Haig zijn beloftes zal waarmaken en de oorlog zal beëindigen in 1917. Dat zou niet alleen betekenen dat hijzelf mee zou kunnen surfen op het nationale en internationale succes van Haig, maar ook dat de vredesgesprekken zonder de Amerikaanse inmenging zouden plaatsvinden, wat de Britten meer ademruimte zou geven om hun eigen vitale belangen bovenaan de politieke agenda te plaatsen. Op 20 juli geeft de regering van Lloyd George uiteindelijk haar zegen, maar in feite zijn de voorbereidingen dan al zover gevorderd dat de Britse regering eigenlijk achter de feiten aan holt.
Een goede start bij Mesen
Het succes van de Mijnenslag bij Mesen is een andere reden waarom Douglas Haig de leden van de oorlogscommissie, onder wie Lord George Curzon en de Zuid-Afrikaan Jan Christiaan Smuts, kan overtuigen. Op 7 juni 1917 laten de Britten negentien mijnen ontploffen onder de Duitse posities bij Mesen. Op sommige plaatsen zijn Britse tunnellers al sinds 1915 bezig met het ondergraven van de Duitse stellingen. Ze voeren een oud plan uit van majoor John Norton-Griffith, die al in mei 1915 voorstelde om de vijandelijke stellingen bij Mesen de lucht in te blazen. Gebruikmakend van civiele mijnbouwtechnieken graven gespecialiseerde tunnelling companies zich ondergronds een weg naar de Duitse posities op de dominerende hoogtes rond de dorpen Wijtschate en Mesen.
Een klassieke aanval op deze Duitse stellingen zou een zware dobber zijn, want de Duitsers domineren het niemandsland en kijken vanop hun hoogtes binnen in de Britse linies. Dat maakt het plan van de ondergrondse mijnen zo aantrekkelijk. De tunnels zijn de veiligste manier om tot bij de Duitse stellingen te raken. Nochtans vergt het ondergrondse graafwerk enorm veel energie en is het niet zonder risico. Grondverschuivingen en allerhande ongelukken zorgen voor slachtoffers, maar ook de Duitsers zijn bedrijvig onder de grond. Zij hebben sinds de ontploffing van een mijn bij Sint-Elooi op 27 maart 1916 weet van de vijandelijke graafactiviteiten en proberen de Britse tunnels op te sporen en te saboteren. Voor één keer halen de Britten voordeel uit hun lager gelegen posities. De Duitsers moeten namelijk veel dieper graven om de Britse mijnschachten te ontdekken. De Britten slagen erin om de geheimhouding rond de omvang van het project te bewaren, zodat de Duitsers geen benul hebben van de hel die op 7 juni onder hen losbarst.
Het doel van de operatie bij Mesen is niet om door te breken. Haig droomt wel van een onmiddellijke exploitatie en zelfs van een verovering van de hoogtes bij Geluveld en Passendale, maar zijn ondergeschikten vragen meer tijd (generaal Plumer) of geloven niet in een succes (generaal Gough). De Britten zullen uiteindelijk oprukken tot voorbij de Duitse tweede linie om de frontlijn bij Ieper recht te trekken, zodat de eigenlijke aanval noordelijker niet bedreigd zal worden vanaf de zuidelijke flank. De Mijnenslag bij Mesen wordt op die manier een eerder beperkte operatie.
Het jarenlange voorbereidende werk werpt zijn vruchten af. Op 7 juni zijn 24 ruimtes onder de Duitse linies volgestouwd met in totaal vijfhonderd ton springstof. Slechts negentien mijnen ontploffen op het voorziene uur (tien na vier ‘s morgens). Eén mijnschacht was al verloren gegaan door een Duitse tegenmijnactie, die hem in augustus 1916 geblokkeerd had. Vier andere mijnen ontploffen niet. Een van de vier zal uiteindelijk met 38 jaar vertraging exploderen door een zomerse blikseminslag in juli 1955. Vandaag liggen dus nog vier mijnen volgestouwd met springstof ergens diep onder de Mesenboog verborgen.
Voor de Duitsers schuilt het gevaar niet alleen ondergronds, want tegelijkertijd regent het granaten. De Britten beschieten sinds twee weken de Duitse stellingen. Bijna drieduizend artilleriestukken knallen maar liefst een kleine 4 miljoen artilleriegranaten naar de Duitse posities. Opnieuw overtreft een offensief alle voorgaande in hoeveelheid munitie. De Britten proberen de Duitse verbindingen in de achterhoede lam te leggen met hun artillerie, terwijl de luchtvaart het hinterland bestookt.
Als de mijnen aangezet worden en de Duitsers de lucht in vliegen, schrikken zelfs de Britse, Australische en Nieuw-Zeelandse infanteristen van de harde knallen, de rondvliegende kluiten gras en de grond die davert alsof er een aardbeving is. De aanvalseenheden zijn echter goed voorbereid. Negen divisies moeten gebruik maken van de verwarring om de eerste twee Duitse linies op te rollen. Sommige divisies hebben daarvoor geoefend op schaalmodellen van de loopgraven. Om het werk van de infanterie te verlichten wordt de opmars bijkomend beschermd door een rollend spervuur van artilleriegranaten, dat de Duitse soldaten verplicht zich gedeisd te houden terwijl de Britse infanteristen hun posities besluipen. Zo’n rollende spervuren zijn vanaf 1917 een standaardpraktijk, al blijft het een delicate onderneming om de operaties van de artillerie en de infanterie op elkaar af te stemmen.
Al na een half uur zijn de eerste doelwitten bereikt. De eerste twee dagen van het offensief zijn bijzonder succesvol. Op 8 juni is de operatie afgerond. Mesen en Wijtschate zijn ingenomen. Ondanks een week tegenaanvallen moeten de Duitsers het terrein prijsgeven. Op tien dagen tijd verliezen de Britten ‘slechts’ 24.500 manschappen (doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen). Vooral Duitse mitrailleurs en scherpschutters zaaien dood en vernieling. De Duitse verliezen zijn wellicht minstens even hoog.
De operatie bij Mesen is een lichtpunt in de tot dan desastreuze campagne van 1917. Generaal Herbert Plumer tekent met zijn Britse 2de Leger voor dit succes. Hij slaagt erin twee Duitse linies te doorbreken en dat terrein vast te houden. Toch blijven veel historici met een wrang gevoel naar deze aanval kijken. Ze stellen zich luidop de vraag waarom de Britten toen niet hebben doorgeduwd en hun aanval hebben verdergezet. Sommigen verwijten Haig zelfs dat hij een gouden opportuniteit heeft laten liggen. Toch zijn er op dat ogenblik goede redenen om te stoppen. Haig is niet klaar voor de exploitatie en zijn troepen dus ook niet. Bovendien zullen de latere gebeurtenissen aantonen dat de geallieerden misschien wel in staat zouden geweest zijn om door een aantal Duitse stellingen te breken, maar dat een exploitatie van zo’n doorbraak technisch en tactisch niet haalbaar is in de Eerste Wereldoorlog. Haig zondigt wel tegen een andere belangrijke regel van de krijgskunst, met name de continuïteit van militaire operaties. Tussen het einde van de gevechten om Mesen (14 juni) en de start van de infanterie-operaties ten noorden van Ieper (31 juli) verstrijken zes volle weken. Als de Mijnenslag bij Mesen de Duitsers al uit evenwicht heeft gebracht, dan hebben de Britten nagelaten om hen bij de keel te grijpen.
Richting Zeebrugge en Oostende
De echte slag moet dan nog beginnen. De campagne is vooral gericht op Zeebrugge en Oostende, twee Belgische havens die gretig gebruikt worden door de duikboten van de Flotille Flandern, die naar schatting verantwoordelijk is voor een derde van de 7500 gezonken geallieerde en neutrale schepen. Door Zeebrugge en Oostende als doelwitten te kiezen, verzekert Haig zich van de steun van de Royal Navy. In 1917 baart de tweede onbeperkte duikbotenoorlog de Britten kopzorgen. De voedselbevoorrading van het eiland komt in het gedrang. Ook Roeselare is een belangrijk doelwit. Deze bezette stad is het belangrijkste Duitse spoorwegenknooppunt in het noordelijke deel van het westelijke front.
De operatie gaat echter om meer dan Zeebrugge, Oostende of Roeselare. Het plan wordt in Groot-Brittannië onder meer door generaal William Robertson, Chief of the Imperial General Staff, verkocht als een grote menselijke slijtageslag, met als doel om meer verliezen bij de Duitsers dan de Britten te veroorzaken. Ze doen hiermee net hetzelfde als de Duitsers bij Verdun een jaar eerder. Veel Britse topmilitairen en politici geloven dat het Duitse moreel op het punt staat te breken. Haig is van meet af aan verkocht voor de optie om door te breken met infanterie en artillerie en daarna met de cavalerie op te rukken richting Zeebrugge en Oostende en tegelijk de Duitse posities op te rollen. De Britten plannen daarvoor een operatie vanuit Nieuwpoort in combinatie met een landing vanop zee, maar een geslaagde Duitse preventieve aanval op 10 juli dwarsboomt deze plannen. Op enkele uren tijd vegen de Duitsers de vloer aan met de Britten, die meer dan 3000 verliezen tellen.
Haig maakt geen geheim van zijn intenties, waardoor de Duitsers goed op de hoogte zijn van de geallieerde plannen. Door de gevechtspauze na 14 juni krijgen de Duitsers nog eens weken respijt, die ze nuttig gebruiken om hun stellingen te verbeteren, verdedigingsplannen te verfijnen en troepen samen te brengen rond Ieper. De Duitsers evacueren ook een aantal dorpen. De Duitse verdedigingsspecialist Fritz von Loßberg komt de rangen versterken na het verlies van Mesen. De Duitsers beschikken over zes posities: de voorposten, de Albrecht Stellung, de Wilhelm Stellung en drie Flandern-stellungen. Vooral Flandern I is sterk en goedgelegen op de hoogtes, ongeveer tien kilometer achter de frontlinie. Flandern II is eigenlijk een ontdubbeling achter de eerste Flandern-stelling, terwijl de verder naar achteren gelegen Flandern III nog in aanbouw is. Diverse officieren stellen aan von Loßberg voor om zich vrijwillig terug te trekken op de Flandern I, maar die weigert dat.
De ruimtes tussen de verschillende posities zijn bezaaid met weerstandsnesten, die zijn uitgerust met veel automatische wapens. Zoals hun nieuwe defensieve doctrine voorschrijft, bezetten de Duitsers niet langer ononderbroken loopgravenlinies, maar beperken ze zich tot losse weerstandsnesten. Ze halen ook veel troepen uit de voorste posities weg. De belangrijkste defensieve troepen, de Eingreifdivisionen die belast zijn met de uitvoering van de grote tegenaanvallen, zitten zelfs ten oosten van de kamlijn rond Ieper.
De Duitsers zetten in juli ook twee nieuwe strijdgassen in: granaten gevuld met arseen (gemarkeerd met een blauw kruis) op 10 juli bij Nieuwpoort en mosterdgas (gemarkeerd met een geel kruis) op 12 juli bij Ieper (Sint-Jan). Vooral mosterdgas brengt een revolutie te weeg in de gasoorlog. Dit olieachtig goedje blijft lange tijd aanwezig in het terrein en werkt ook via de huid. Mosterdgas is met voorsprong het meest dodelijke gas van de Eerste Wereldoorlog. Het veroorzaakt acht keer meer slachtoffers dan alle andere chemische stoffen samen. De Duitsers hebben bijna een jaar lang het monopolie op dit gruwelijke wapen. De geallieerden slagen er pas vanaf juni 1918 in om zelf mosterdgas te gebruiken.
Fase 1 – generaal Gough
De artillerievoorbereiding voor het offensief is wederom indrukwekkend. Op zestien dagen tijd komen meer dan vier miljoen projectielen op de Duitse stellingen neer. Het hele terrein wordt omgewoeld. De stevige Duitse bunkers weerstaan echter de storm van springstoffen en rondvliegende metaalscherven. Het afwateringssysteem is daarentegen compleet naar de vaantjes, zoals zal blijken bij de eerste regendruppels.
De aanval is deze keer vooral het werk van het Britse 5de Leger onder leiding van generaal Hubert Gough. Net zoals Haig is hij een cavalerieofficier die droomt van een uitblinkersrol voor zijn ruiters. Op 31 juli is het zover en trekt de Britse infanterie ten aanval. Links van hen rukken ook de Fransen op naar Bikschote. De Fransen nemen hiervoor een stuk van de Belgische sector over. Bij elke fase van de Derde Slag bij Ieper schuiven zij ook mee naar voren, maar hun bijdrage wordt nogal eens over het hoofd gezien. Rechts van het Britse 5de Leger komt ook het Britse 2de Leger van Plumer weer in beweging. Zij moeten de rechterflank van de aanval dekken. De aanval vindt bijgevolg plaats op een front van meer dan twintig kilometer breed. De infanterie krijgt op 31 juli steun van 120 Mark IV-tanks. Zij moeten vooral op de iets hoger gelegen en dus drogere wegen blijven, maar dat blijkt in de praktijk onmogelijk, waardoor veel tanks vastlopen.
De balans van de eerste dag strijd is dubbel. Op sommige plaatsen zijn de vooropgestelde doelen bereikt. Een slachtpartij zoals de eerste dag aan de Somme is het in elk geval niet. De Britten kunnen dat trauma dan ook stilaan achter zich laten. Elders gaat de strijd echter bijzonder moeizaam. Op de belangrijke hoogtes zoals rond Geluveld is zelfs de Albrecht Stellung, de tweede van de zes posities, nog niet ingenomen. Ook ten zuiden van de weg Ieper-Menen is dat het geval. De modder maakt van de operaties van de infanterie een hel, maar ook de kanonnen krijgen na 31 juli met de modder te maken. Bij elk schot zakken ze weg in de modder. De Britten kunnen slechts met heel wat creativiteit hun geschut operationeel houden.
De inspanningen van de eerste dag en de regen verplichten de Britten om twee weken lang gas terug te nemen. Op 10 augustus volgt nog een beperkte aanval langs de weg Ieper-Menen, maar het is wachten tot 16 augustus voor een tweede grote aanval op een breed front van Langemark tot de weg Ieper-Menen. De operatie is gericht tegen de derde Duitse positie, de Wilhelm Stellung, maar mislukt grotendeels. De verliezen zijn intussen opgelopen tot bijna 70.000 doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen. Gough is de gebeten hond. Haig offert hem op en geeft diens concurrent Herbert Plumer op 28 augustus het bevel over de operaties. Plumer heeft geleerd uit de mislukkingen van de voorbije jaren. Hij gelooft dat een doorbraak van een Duitse stelling mogelijk is, maar stelt tegelijk vast dat een exploitatie naar de verafgelegen havens een onhaalbare kaart is. Daarom kiest hij voor een nieuwe tactiek, namelijk bite and hold: een klein gebied tot anderhalve kilometer diep veroveren en dat daarna vasthouden. Door stapsgewijs vooruit te trekken wil hij de verliezen beperken. Van een uitblinkersrol voor de cavalerie is geen sprake meer.
Fase 2 – generaal Plumer
Plumer vraagt en krijgt enkele weken tijd om zijn plannen uit te werken. Hij laat ook verse troepen aanrukken, waaronder vijf Australische divisies, één Nieuw-Zeelandse divisie en een Zuid-Afrikaanse brigade. Op 20 september is alles klaar voor een nieuwe stormloop. De Britse artillerie vuurt nog eens 3,5 miljoen projectielen. Het doel van de aanval is opnieuw de derde positie, de Wilhelm Stellung, een van de doelwitten die eigenlijk op de eerste dag van het offensief had ingenomen had moeten zijn… De inzet van de strijd is de controle over het plateau van Geluveld, de sleutel tot het slagveld. De belangrijkste aanval speelt zich af ten oosten van de stad, links en rechts van de steenweg die Ieper met Menen verbindt. Hoewel opnieuw niet alle doelen worden bereikt, is de operatie toch een succes met de verovering van onder meer de Nonnebossen en een opmars van meer dan één kilometer. De Australiërs bereiken ook de rand van Polygon Wood, de voormalige Belgische militaire oefenplaats.
Op 26 september duwt Plumer nogmaals het gaspedaal in voor een tweede bite. Ditmaal ligt de hoofdkrachtinspanning iets noordelijker, tussen de spoorweg Ieper-Roeselare en de steenweg naar Menen. Een andere Australische divisie slaagt er in het Polygoonbos in te nemen. Voor het eerst staan de geallieerde soldaten nu tegenover de vierde Duitse stelling, de Flandern I. Deze stelling is volgens de geallieerde inlichtingenbulletins de hardste noot om te kraken. Zoals voorgeschreven door hun defensieve doctrine, proberen de Duitsers met niet-aflatende tegenaanvallen de Britse veroveringen terug te schroeven. De Duitse artillerie bijt hevig van zich af met piekdagen tot 400.000 granaten.
Intussen verlegt Plumer zijn focus nogmaals naar het noorden. Op 4 oktober brengt hij twaalf divisies in stelling voor een nieuwe bite, waarmee hij de Flandern I-stelling wil doorbreken. Als dat lukt, is de hele kamlijn rond Ieper in Britse handen. Helaas slaan de weersomstandigheden weer tegen. Net op de eerste dag van dit nieuw offensief regent het. Er wacht de Australiërs die dag nog een andere verrassing. Ze botsen namelijk op een Duitse tegenaanval, die bij toeval ook op 4 oktober gepland was. De Nieuw-Zeelanders moeten dan weer optornen tegen Duitse troepen die hen vanop een tussenpositie (een zogeheten Riegel) beschieten. Hierbij sneuvelt de wereldberoemde Nieuw-Zee-landse rugbyster, David Gallagher, kapitein van het nationale team, de All Blacks. Toch is ook deze derde actie van Plumer succesvol. De Australiërs slagen er bijvoorbeeld in om bij Tyne Cot door de Flandern I te breken.
De Duitsers vinden geen gepast antwoord op de nieuwe Britse aanpak van bite and hold. Bij elke bite bereiken de aanvallers na enkele uren hun eindposities die vaak slechts op één of anderhalve kilometer van de vertreklijn liggen. Daar staat tegenover dat de Duitse Eingreifdivisionen verschillende kilometers moeten ploeteren voor ze, afgepeigerd, aan hun tegenaanvallen kunnen beginnen. Zij komen dus altijd te laat en slagen er zelden in om de geallieerden terug te slaan. Daarom veranderen de Duitsers het geweer van schouder. Op 4 oktober proberen ze nieuw terreinverlies te voorkomen door meer troepen in de voorste posities samen te proppen. Het plan mislukt: de Duitsers moeten alsnog achteruit, terwijl de verliezen hoger zijn dan tevoren. Enkele dagen later keren ze dan ook terug naar de frontbezetting van voor 4 oktober, al brengen ze de Eingreifdivisionen wel dichter bij de frontlinie.
De laatste fase: Passendale
Aan Britse zijde gaan stemmen op om het hierbij te laten. Haig ruikt echter zijn kans. Nog één duw, denkt hij, en ze kunnen de Flandern I-stelling op de kamlijn rond Ieper overal doorbreken. Hij droomt van het ongerepte land voorbij de kam. Het offensief gaat dan ook door met elf divisies. Ten noorden schuiven ook de Fransen op tot het gehuchtje met de welluidende naam Madonna. Haig mikt deze keer op het fragment van de Flandern I-stelling van Poelkapelle tot ten zuiden van de spoorweg Ieper-Roeselare. Gaandeweg versmalt de opmars zich tot een strook richting het dorpje Passendale, dat op de kam ligt.
De luchtfoto’s van het compleet kapotgeschoten centrum van Passendale behoren tot de meest iconische beelden van het westelijke front. Alleen de wegen zijn nog min of meer herkenbaar. Na een eerste mislukte aanval op 9 oktober zetten de Australiërs en Nieuw-Zeelanders op 12 oktober de aanval op Passendale in. Het weer wil echter niet mee en het compleet omgewoelde terrein maakt van elke militaire operatie eigenlijk een horrorverhaal. Plumer heeft intussen verse krachten aangevoerd, de Canadezen.
In waanzinnige omstandigheden veroveren zij uiteindelijk Passendale met drie bites op 26 oktober, 30 oktober en 6 november. De finale aanval van de 2de Canadese Divisie op 6 november tart alle verbeelding. Eén kilometer scheidt hen van hun doelwit. De divisie moet eerst afdalen en daarna terug omhoog kruipen naar Passendale. Het wordt een van de meest verbeten gevechten van de Derde Slag bij Ieper, want ook voor de Duitsers is Passendale een symbool. De Canadezen halen het. Net zoals de Slag aan de Somme eindigde met een aanval op Beaumont-Hamel ter ere en glorie van Haig, moet ook Passendale worden ingenomen om de winter met een ‘overwinning’ in te gaan. Dat hiervoor bijna 16.000 Canadezen sneuvelden, gewond of vermist raakten, doet vandaag heel wat wenkbrauwen fronsen.
Een moeilijke denkoefening
De eindbalans van de Derde Slag bij Ieper is enerzijds bijzonder negatief. De Britten tellen 245.000 verliezen (doden, gewonden, vermisten en krijgsgevangenen); de Duitsers 217.000. Haig bereikt geen enkel einddoel: Roeselare, Zeebrugge noch Oostende komen in het vizier. Passendale is niets meer of minder dan een troostprijs, weliswaar gretig uitgebuit door de oorlogspropaganda. Dat meer dan 100.000 van de 245.000 verliezen dateren van deze eindsprint naar Passendale maakt de troostprijs nog schraler. De totale terreinwinst is na vier maanden beperkt tot acht kilometer.
De veroveringen zijn ook maar tijdelijk. In april 1918 hebben de Duitsers aan drie dagen voldoende om het hele gebied te heroveren. Ten slotte is de Britse terreinwinst onbetekenend ten opzichte van wat er op datzelfde ogenblik op andere fronten gebeurt. Op het Oostfront weten de Duitsers het Russische Kerenski-offensief niet alleen te stoppen, maar behalen ze in september 1917 ook nog eens een spectaculaire overwinning bij Riga. Een maand later halen de Duitsers ook zwaar uit in Caporetto tegen het Italiaanse leger. Terwijl Haig met zijn offensief in Ieper het door muiterijen geteisterde Franse leger uit de wind wil zetten, zijn het paradoxaal genoeg net die Fransen die onder leiding van Pétain in oktober 1917 eindelijk Chemin des Dames kunnen innemen na een geslaagde operatie bij het fort van La Malmaison. In dat perspectief zijn de Britse ‘verwezenlijkingen’ bij Ieper slechts klein bier.
Anderzijds is ook enige nuance geboden. De gevechten bij Ieper zorgen ervoor dat de Duitsers hun divisies niet kunnen weghalen van het westelijk front om hun successen bij Riga of Caporetto uit te buiten. Op lange termijn versnelt de Derde Slag bij Ieper het einde van de oorlog. De Eerste Wereldoorlog is immers één grote menselijke en materiële slijtageslag en attritie – verliezen veroorzaken bij de Duitsers – was ook een doelstelling van de operaties rond Ieper. De Britten zetten 53 divisies in bij Ieper (op een totaal van 60 divisies), maar ook de Duitsers roteren 66 divisies in en uit de Ieperboog. Het totale Britse munitieverbruik wordt geraamd op 33 miljoen granaten. Terwijl de Duitsers mannen te kort komen om de verliezen op te vangen, heeft ook de Duitse industrie de grootste moeite om de munitievoorraden op peil te houden. Samen met de vastgelopen Duitse voorjaarsoffensieven en de massale aankomst van Amerikaanse soldaten zorgt de Derde Slag bij Ieper ervoor dat de balans van de krachtverhoudingen tegen de zomer van 1918 overhelt in het voordeel van de geallieerden.
Ook de rol van Haig verdient nuancering. De man heeft duidelijk te veel zelfvertrouwen, maar is ook afhankelijk van de officieren rondom hem. Die vertellen hem soms slechts halve waarheden of halve leugens. Daarnaast valt er in augustus 1917 meer regen dan normaal. Dat regenwater raakt niet weg omdat het afwateringssysteem kapotgeschoten is en omdat het wolkendek en de windstilte de verdamping van het regenwater tegenhouden. Zoiets kan niemand voorspellen. Ten slotte mag de aanpak van Plumer ook niet te veel worden bewierookt. De verliezen onder zijn commando waren hoger dan onder Gough, en ook Gough voerde een reeks bite and hold operaties uit.
Herinner en herdenk
De Derde Slag bij Ieper heeft het landschap rond de stad voor altijd veranderd. De kraters van de ondergrondse mijnen tekenen het landschap vandaag nog altijd. De ligging van de begraafplaatsen illustreert vaak het verloop van de strijd. Tyne Cot Cemetery is vandaag de grootste Commonwealth begraafplaats op het vasteland. De operaties van 1917 zijn nog altijd prominent aanwezig in het collectieve geheugen van de betrokken naties. De Nieuw-Zeelanders roemen de inname van Mesen, voor Australische bezoekers is het Polygoonbos een traditionele halte, terwijl de Canadezen op zoek gaan naar Passchendaele (‘Passion-dale’). Ook de Ieren hebben een bijzondere band met Ieper. Tijdens de Mijnenslag bij Mesen vochten twee Britse divisies met Ierse rekruten naast elkaar: de 16de ‘katholieke’ Divisie (Ierland) en de 36ste ‘protestantse’ Divisie (Ulster, Noord-Ierland). Voor de vredelievende Ieren en Noord-Ieren is Mesen vandaag dan ook een symbolische plaats van vreedzaam samenleven. Het verklaart in elk geval waarom de Britse koningin Elisabeth II en de Ierse presidente Mary McAleese er in 1998 samen een Iers vredespark hebben ingehuldigd.
De sleutelmomenten
– 07/06/1917: Britse mijnen ontploffen onder Duitse posities bij Mesen: succes in de Mijnenslag
– 31/07/1917: Begin van de Britse infanterie-aanval onder leiding van generaal Gough
– 10/08/1917: Beperkte aanval langs de weg Ieper-Menen
– 20/09/1917: Nieuwe aanval onder leiding van generaal Plumer met verse troepen
– 26/09/1917: Tweede bite onder leiding van Plumer met verovering van Polygoonbos
– 04/10/1917: Derde bite met aanvallen op de Flandern I-stelling)
– 09/10/1917: Eerste mislukte aanval op Passendale
– 12/10/1917: Aanval op Passendale door Australiërs en Nieuw-Zeelanders
– 26/10/1917: Verovering van Passendale na verschillende bites
– 30/10/1917: Tweede aanval op Passendale
– 06/11/1917: Finale aanval op Passendale door de 2de Canadese Divisie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier