De innovatieve oorlogsvoering van de hussieten

Hussietenwagenburg, boekillustratie uit 1450.

Waarom kruisvaarderslegers het keer op keer aflegden tegen gelegenheidsformaties van burgers en boeren.

Dat de Boheemse boeren ondanks hun schamele uitrusting standhielden tegen de zwaarbewapende legers van koning en paus was vooral de verdienste van Jan Žižka. Hij leerde zijn manschappen om landbouwgereedschap als een dodelijk wapen te hanteren. Met hun dorsvlegels, zeker als de korte stok van ijzeren spijkers voorzien was, doorbraken de mannen bijna altijd de vijandelijke gelederen. En met elke overwinning steeg het aantal buitgemaakte wapens.

Maar Žižka’s effectiefste vernieuwing was de wagenburg – in het vierkant of in een kring opgestelde boerenwagens, die aanvallen van de ruiterij moesten weerstaan. De ruimtes tussen de wagens sloten de hussieten met hoge schilden, zogeheten pavesen, de ze in de bodem vastzetten. Zo’n vesting, bij voorkeur ingericht op een strategisch gelegen heuveltop, kon wel een paar honderd wagens omvatten.

Omdat de hussieten maar weinig en dan nog lichte kanonnen hadden, monteerden ze die op de wagens, om hun mobiliteit te vergroten. Zeilen beschermden de stukken en het buskruit tegen regen. Naast kanonniers stonden er ook schutters met handvuurwapens op de wagens.

De wagenburg met lichte artillerie: schier onneembare mobiele vestingen

Voor vijandige ruiterij was zo’n verdedigingslinie nagenoeg ondoordringbaar, ook omdat de wagens met hand en tand verdedigd werden. Als ruiters tot de wagens doordrongen, werden ze met dorsvlegels en stokken met weerhaken eraan van het paard gewerkt. Was de vijandelijke charge eenmaal op dit verweer stukgelopen, dan stormden bereden hussieten de wagenburg uit om de terugwijkende vijand op de vlucht te jagen en te achtervolgen.

Al met al deden de wagenburgen behoorlijk afb reuk aan het traditionele overwicht van ruiterlegers.

Partner Content