Conrad Detrez in Brazilië: seminarist, guerillastrijder en schrijver tegen wil en dank

Conrad Detrez. Hij had meer gemeen met de Franse existentialisten en de Californische hippies dan met de Russische of Chinese marxisten. ©  Belga image

Een priester in spe die de kerk de rug toekeerde, een revolutionair die het socialisme afviel en een bekroonde auteur die ongelukkig werd van het schrijven: de eeuwig zoekende Conrad Detrez was het allemaal.

Toen dorpsslager Jean Detrez op 3 maart 1967 het RTB-journaal opzette, werd hij even niet goed. In Brazilië was een Belgische theoloog gearresteerd, declameerde de nieuwslezer, iemand die in Leuven een priesteropleiding had gevolgd en er een kenner was geworden van de filosofie van Pierre Teilhard de Chardin. Na zijn studie had men hem een baan als hoogleraar aangeboden in Rio de Janeiro. Daar was hij gearresteerd door het militaire regime dat er sinds 1964 de plak zwaaide. Hij werd ervan verdacht dat hij onder het pseudoniem Dominguès lid was van het Comando General 4 van het verboden Ação Popular, de linkse verzetsbeweging die weleens een bom tot ontploffing bracht. ‘Mon Dieu’, mompelde Jean Detrez. Op de foto van de arrestant stond zijn zoon Conrad.

De kans is groot dat Jean niet écht verrast was door de arrestatie van zijn zoon. Conrad was van kleins af aan een buitenbeentje. Hij was voorbestemd om zijn vader op te volgen in de slagerij, maar dat lag moeilijk. Zo draaide hij steevast van zijn stokje tijdens het slachten. Hij keek neer op de stiel en schaamde zich voor zijn ouders, tot hij hoorde dat ook William Shakespeare een slagerszoon was geweest en Albert Camus was opgegroeid in de slagerij van zijn oom Gustave in Algiers. Ontsnappen was mogelijk, realiseerde hij zich.

Roeping

Dat de jonge Detrez in Zuid-Amerika zou belanden, is minder opmerkelijk dan het lijkt als je de man in zijn tijd plaatst. Hij werd geboren in 1937 in Rukkelingen, waar de provincies Limburg en Luik elkaar diep in de mergelgrotten ontmoeten, en bleek een roeping te hebben. Dat ontdekte hij tijdens de retraite de vocation, de roepingsretraite die hij samen met zijn klasgenoten in het laatste jaar van het secundair onderwijs ondernam. Zijn Vlaamse moeder kreeg de tranen in de ogen toen hij het thuis vertelde, al is nooit duidelijk geworden of het tranen van vreugde of verdriet waren. Zijn Waalse vader sloeg de ogen wanhopig ten hemel en prevelde niet voor het laatst ‘mon Dieu’.

Detrez vond het irritant dat er zwarte Brazilianen waren die per se witten wilden imiteren.

En dus ging Detrez na het klein seminarie in Sint-Truiden in 1960 naar de Leuvense universiteit. Hij maakte er meteen vrienden onder de vele Zuid-Amerikaanse studenten. Het continent waar zij vandaan kwamen had toen een heel ander aura dan vandaag. De toekomst van de democratie lag daar en niet in het starre, met zijn verleden worstelende Europa, dacht menigeen. Was Brasilia, de uit het niets geschapen hoofdstad van Brazilië, geen symbool voor de nieuwe wind die er waaide?

Ook in kerkelijke kringen dacht men er zo over. De grootschalige industrialisering van Zuid-Amerika stond voor de deur, meende het Vaticaan, en de fouten die in Europa gemaakt waren, mochten er niet herhaald worden. Men had er immers de arbeiders uit de kerk en in het socialisme gedreven. Eén Cuba was meer dan voldoende. De tijd dat Belgische priesters ‘zwartjes’ gingen bekeren in Congo was voorbij. Voortaan zou de kerk ook een sociaaleconomische functie krijgen.

Twee jaar voor Detrez in Leuven arriveerde, studeerde de Colombiaanse priester Camilo Torres Restrepo er sociale en politieke wetenschappen. Daarna keerde hij terug naar zijn geboorteland, waar hij in 1966 sneuvelde in de marxistische verzetsstrijd tegen de rechtse regering. Torres lag in die tijd flink in de clinch met de kerk, die meer zag in de Braziliaanse bisschop Dom Helder Camara en zijn bevrijdingstheologie. Camara stond weliswaar een expliciet politieke lezing van het evangelie voor, maar dacht via vreedzame weg meer te kunnen bereiken dan met geweld.

Achterbuurtvolk

Dat dacht ook Conrad Detrez, die in 1962 aan boord van de Charles Tellier uit Antwerpen vertrok om thuis te komen in Rio de Janeiro. Hij leefde en werkte in de stad zelf, maar ook in kleinere plaatsen in de buurt, zoals het grauwe, industriële Volta Redonda, waar hij meteen een grote verwantschap voelde met de favelabewoners. ‘Het achterbuurtvolk heeft mij het leven, de politiek en het plezier geleerd’, schreef hij negentien jaar later. ‘Het heeft me bevrijd.’ Dat gevoel lag in het verlengde van zijn ervaringen in Leuven, waar hij meer sympathie had voor de Vlaamse studenten dan voor degenen die zijn eigen taal spraken. Dat waren veelal arrogante petits bourgeois, vond hij, die de eerlijke naturel van de Vlamingen mankeerden. Hij zag de Vlaamse studenten dezelfde strijd voeren als de Waalse arbeiders. Daarom was hij eerst een groot voorstander van Leuven Vlaams. Hij zag er een ontvoogdingsstrijd in, tot hij merkte dat het de Vlamingen om de taal te doen was, niet om de klassenstrijd.

Door zijn liefde voor de underdog wilde hij ook niets te maken hebben met de witte, geprivilegieerde cultuur in zijn nieuwe vaderland. Die was ten dode opgeschreven, meende hij, omdat Brazilië afstevende op een superieur gemengd ras. Hij vond het irritant dat er zwarte Brazilianen waren die per se witten wilden imiteren. ‘Ze deden hun best hun afkomst uit te gommen door de blanken na te apen’, schreef hij later. ‘De vrouwen ontkroesden hun haar. De mannen kochten, wanneer ze het zich konden veroorloven, een pak en droegen stervend van de hitte een stropdas.’ Volgens Detrez stak de legendarische voetballer Pélé op dat vlak iedereen naar de kroon.

Pacifist wordt activist

Maar wat Detrez helemaal voor Brazilië innam, was Posto 6, de homostraat van Rio waar hij voor het eerst vrij uit de kast kon komen. Homoseksualiteit werd in Brazilië doodgezwegen maar getolereerd, merkte hij, zolang je er maar niet al te openlijk uiting aan gaf. Naast heel wat vrijblijvende seks had hij er een paar langere relaties met mannen die hem steevast verlieten om met een vrouw te trouwen.

Van een pacifist veranderde Detrez geleidelijk aan in een activist, en daar had de Braziliaanse regimewissel veel mee te maken. Op 18 maart 1964 kondigde president João Goulart het einde van het grootgrondbezit en de nationalisering van de petroleumraffinaderijen aan. Er volgde een staatsgreep en drie dagen later was het land volledig in handen van de militairen, met overweldigende steun van het volk. Ook Detrez was eerst een voorstander, tot bleek dat het nieuwe regime, geleid door technocraten, zich eveneens tegen de macht en de sociale rol van de kerk verzette. Hij kon niet langer toezien en werd lid van Ação Popular, zonder echt een communist te zijn. Hij had meer gemeen met de Franse existentialisten en de Californische hippies dan met de Russische of Chinese marxisten, aldus Peter Daerden, die over het leven van Detrez het boeiende Revolutie in Rio schreef. En ook al had hij sympathie voor de kleine Zuid-Amerikaanse revolutionaire bewegingen, met het Cuba van Fidel Castro had Detrez het moeilijk. Het land voer een veel te strakke leninistische koers en was op de koop toe afschuwelijk antihomoseksueel.

Che Guevara. Detrez zag hem als een reactionaire macho.
Che Guevara. Detrez zag hem als een reactionaire macho. © getty images

Terwijl Che Guevara aan deze kant van de Atlantische Oceaan op het schild werd gehesen, viel zijn boodschap in Bolivië, waar hij de revolutie predikte maar weigerde in te zien dat het geen tweede Cuba was, op een koude steen. Het land werd niet geleid door een Batista, maar kende een vorm van democratie. Detrez vond Guevara maar een reactionaire macho, militaristisch en autoritair aangelegd. Bovendien was hij een jakobijn, die massa’s slachtoffers maakte en Moskou te liberaal vond. De mens moest zich niet richten op plezier, aldus Che, en zeker niet op homoseksueel plezier, dat was allemaal bourgeois en hij was een arbeider. Detrez walgde van dat reductionisme, dat in Brazilië steeds populairder werd en waarin hij tegen zijn zin ook werd meegesleept. Het leidde tot het almaar gewelddadigere opbod tussen regime en verzet dat Detrez begin maart 1967 in het RTB-journaal bracht.

Dat was niet de enige keer dat Detrez de internationale media haalde. Hij had er altijd van gedroomd in de voetsporen van Shakespeare en Camus te lopen – of in die van Henri Michaux, Georges Simenon en Marguerite Yourcenar, Franstalige Belgische schrijvers die op jonge leeftijd naar Parijs waren getrokken. Het is in die stad dat hij na zes dagen Braziliaanse gevangenis belandde en waar hij een literaire carrière begon die hem in 1978 de prestigieuze Prix Renaudot opleverde, en wel voor de autobiografische roman L’Herbe à brûler. Het relaas van zijn revolutionaire jaren in Rio gaf een beeld van een tijd en een generatie, geschreven in een picareske, zelfkritische stijl, met veel oog voor detail. Waar er van zijn twee eerdere romans amper 1500 exemplaren waren verkocht, zat L’Herbe à brûler na ruim een jaar aan 219.000. Het boek werd in het Portugees en het Engels vertaald, het laatste door Lydia Davis, die eerder Sartre en Simenon voor haar rekening had genomen. Er kwam ook een Nederlandse vertaling. Uitgeverij De Arbeiderspers wilde die presenteren in het gloednieuwe Vlaamse cultuurhuis De Brakke Grond, maar dat werd door de instelling geweigerd. Volgens Detrez was het te wijten aan de kritiek die hij op Vlaanderen had gegeven. ‘De Vlaamse geest is zo verminkt, de weelde zo vulgair Amerikaans, de dorpen zo afzichtelijk getransformeerd tot een buitenwijk van Chicago dat je ontdekt – en wat een schok voor de intelligentie! wat een geschiedkundige huivering! – dat het vaderland van Rubens niet meer bestaat’, meende hij. ‘Ga naar Vlaams België en ontdek wat slechts om de vijf eeuwen plaatsvindt: de dood van een beschaving.’

Ga naar Vlaams België en ontdek wat slechts om de vijf eeuwen plaatsvindt: de dood van een beschaving.

Conrad Detrez stierf op 11 februari 1985 aan aids. Na L’Herbe à brûler schreef hij nog een paar boeken, met steeds minder succes. Hij rekende almaar ferventer af met het antwoord dat het leninistisch marxisme op de vragen van zijn tijd gaf. Hij vond het een simplistisch antwoord, dat regelrecht naar de goelag leidde, en dat kon nooit het einddoel van een revolutie zijn. Het maakte hem niet populair. Het was wel tekenend voor de man die zijn hele leven bleef zoeken en nergens een thuis vond. De liefde waar hij naar verlangde, bleek al te vaak vrijblijvende seks te zijn, het politieke utopia een nachtmerrie. En ook zijn eerste liefde, die voor Shakespeare en Camus, bood uiteindelijk geen verlichting, schreef hij tijdens zijn laatste jaren: ‘Uitsluitend leven om te schrijven? Dat volstaat niet. Schrijven geeft misschien het gevoel (de illusie?) zich aan de zinloosheid te onttrekken, maar schrijven is hard labeur, het is geen rust, het is zelden een vreugde.’

Peter Daerden, Revolutie in Rio, Conrad Detrez tussen God en guerrilla, samba en saudade, Tzara, 408 blz., 29,99 euro.

Conrad Detrez

1937 Geboren in Rukkelingen-aan-de-Jeker.

Stopt met zijn priesteropleiding in Leuven en trekt als lekenmissionaris naar Brazilië.

1967 Arrestatie wegens lidmaatschap van een linkse verzetsorganisatie. Vlucht naar Parijs.

1978 Breekt door als schrijver met L’Herbe à bruler. Wint de Prix Renaudot.

1985 Sterft in Parijs aan de gevolgen van aids.

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content