Vrije Tribune

Dreigend stroomtekort: It’s the market, stupid!

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Als in 2015 de drie oudste – en kleinste – kerncentrales sluiten, zou het licht wel eens kunnen uitgaan. Er is simpelweg niet genoeg geïnvesteerd in bijkomende productiecapaciteit, zo blijkt uit een vertrouwelijke studie van de FOD Economie. Dat er een stroomtekort dreigt is niet nieuw. De energiewaakhond CREG trekt al sinds 2007 aan de alarmbel. De vraag is vooral: waarom is er al die jaren niets aan gedaan?

De beruchte ‘wet op de kernuitstap’ die bepaalt dat de Belgische kerncentrales tussen 2015 en 2025 moeten sluiten werd al in 2003 goedgekeurd. Ruim op voorhand dus, en tijd genoeg om te voorzien in alternatieve elektriciteitsproductie. Alleen: dat is nu net wat er niét is gebeurd. In 2007 stelt energiewaakhond CREG verbijsterd vast dat ‘het gebrek aan concrete investeringsbelissingen in België tijdens de laatste jaren’ zorgt voor ‘een toegenomen risico op elektriciteitstekorten’.

Begin 2008, nauwelijks vijf jaar nadat de liberalisering van de energiemarkt korte metten maakte met de meerjarenplannen voor de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales, pleit Luc Sterckx, toenmalig CEO van SPE-Luminus en voorzitter van sectorfederatie Febeg voor ‘een investeringspact met de Belgische overheden over de komende 15 tot 20 jaar.’ Als zelfs de energiesector een bocht van 180 graden wil maken, zou er in de Weststraat toch een alarmbel moeten afgaan? Maar iedereen kijkt de andere kant op, en er gebeurt niets.

Als de CREG in 2011 een nieuwe studie maakt over de bevoorradingszekerheid van onze energie, stelt de energiewaakhond vast dat al haar aanbevelingen om dringend werk te maken van nieuwe investeringen zoveel jaren later ‘grotendeels in de wind zijn geslagen’. ‘Koop maar kaarsen’, zegt CREG-directeur Dominique Woitrin aan iedereen die het horen wil. ‘Wanneer je ze nodig hebt, weet ik niet, maar dat je ze nodig zult hebben, kan ik wel garanderen.’

Wat is er misgelopen? Ten eerste, de liberalisering van de energiemarkt heeft elke rationele langetermijnplanning van tafel geveegd. Planning leidt tot overcapaciteit, vonden de marktfundamentalisten van de Europese Commissie. Investeerders moesten vrij spel krijgen. Niet de overheid, maar de prijssignalen van de markt zouden voortaan bepalen waar en wanneer er nieuwe centrales gebouwd werden. Of liever: niét gebouwd werden. Want Electrabel & co volgen vooral de ‘winstsignalen’ van de markt. Ze investeren alleen als de winstmarge hoog genoeg is. Energiebedrijven hebben bovendien een zeker belang bij schaarste. Een krapte op de energiemarkt zorgt ervoor dat de marktprijzen – én de winstmarges – hoog blijven. Elektriciteitsbedrijven zijn bijgevolgd niet zo heel erg snel geneigd om te investeren in bijkomende elektriciteitscentrales.

Ten tweede. De investeringspolitiek van Electrabel & co is gebaseerd op winstmaximalisatie. Grote Europese energiebedrijven als GDF Suez of E.on zijn geen vzw’s, maar beloven hun aandeelhouders jaar na jaar een groeiende stroom dividenden. Om dat te garanderen investeren ze in groeimarkten in Latijns-Amerika en Azië, en veel minder in Europa. Ook binnen Europa zoeken energiegiganten naar de lekkere brokken. Electrabel investeert bijvoorbeeld in steenkoolcentrales in Polen en Nederland, maar niet in België. Als het financiële rendement van een nieuwe centrale niet gegarandeerd is, drukken energiebedrijven niet op de investeringsknop, of ze draaien investeringsbeslissingen terug.

Ten derde, de overheid heeft zichzelf met de rug tegen de muur gezet. Niet alleen heeft ze door de liberalisering vrijwillig elke greep op de energiemarkt gelost. Maar de opéénvolgende deals met Electrabel waren ook niet meteen van die aard om weifelende investeerders over de streep te trekken. Sinds het achterkamerakkoord dat Gérard Mestrallet, patron van GDF Suez en de ministers Herman Van Rompuy en Paul Magnette op 23 oktober 2009 afsloten, staan verschillende investeringen ‘on hold’. De Belgische regering gooide het toen op een akkoordje met GDF Suez. In ruil voor een jaarlijkse bijdrage tussen 215 en 250 miljoen euro zouden de drie oudste kerncentrales, Doel I & II en Tihange I, open mogen blijven tot 2025. Dat maakte de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales natuurlijk een pak minder dringend en dus minder rendabel. Nuon, dat in Manage, bij La Louvière, een gloednieuwe STEG-gascentrale wilde bouwen – en alle vergunningen al op zak had – trok prompt de stekker uit het project. Ook Essent stelde de bouw van een gascentrale in Genk ‘voor onbepaalde tijd uit’. Zo vraag je om problemen, natuurlijk.

En zeggen dat we het hadden kunnen weten. Toen de Kamer in 1999 voor het eerst een hoorzitting organiseerde over de nakende liberalisering van de energiemarkt, klonken er ook kritische stemmen. De vakbonden en de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling vroegen zich hardop af of het wel slim was om de investeringsbeslissingen zomaar aan de energiebedrijven over te laten. Was de stroomvoorziening wel veilig in een geliberaliseerde energiemarkt? Zouden er wel nog genoeg elektriciteitscentrales gebouwd worden? Die kritische vragen werden weggelachen. Van groenen tot liberalen, iedereen geloofde in de liberalisering. Maar tien jaar later kennen we het antwoord.

Tom De Meester Energiespecialist PVDA

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content