Alain Van Hiel

‘De appetijt voor migratie kan verkeren, en dat heeft gevolgen in het stemhokje’

Alain Van Hiel Professor sociale psychologie aan de UGent.

‘Een korte geschiedenis over de opvattingen over migratie kan enig licht werpen op wat dit weekend gebeurd is, maar toch vooral aantonen dat de weerstand tegen migratie al lang leeft in brede lagen van de bevolking’, schrijft professor sociale psychologie Alain Van Hiel.

Zondag, 26 mei 2019, is de dag die de geschiedenis zal ingaan als een tweede zwarte zondag, of een tweede witte, afhankelijk van wie het vertelt. Nadat de eerste resultaten waren ingesijpeld en na een korte verwerkingsperiode, beloofden diezelfde avond de partijvoorzitters in koor naar de stem van het volk te zullen luisteren. Maar met het Vlaams Belang zelf samenwerken, dat zou een brug te ver zijn, aldus de linkse partijen, en de CD&V en Open VLD. Van over de taalgrens verschenen smeekbeden om het cordon in stand te houden.

De appetijt voor migratie kan verkeren, en dat heeft gevolgen in het stemhokje.

Wel luisteren naar de kiezer dus, maar niet naar de partij waarvoor ze stemden. Werken aan de punten die door de kiezer aangereikt werden, dat zal gebeuren de vijf volgende jaren, klonk het unisono. De tijd dat de Vlaams Belang-kiezer zelf gedemoniseerd en uitgescholden werd, ligt dus achter ons. Dat een groot deel van die kiezers vooral een veto stelde tegen migratie is wel duidelijk. Dat zij een strengere aanpak door het politieke establishment verwachten in deze, evenzeer.

De harde kern, de minder harde buitenkant

Nu, vijf jaar geleden stond nog slechts zes percent van het electoraat achter het Vlaams Belang. De harde kern zeg maar. Ook ik word stil van een hoop volk die ‘eigen volk eerst’ staat te scanderen, of van de reportage over Schild en Vrienden. Zij stemden en stemmen voor Vlaams Belang, ook wanneer andere afhaakten, en zullen dit wellicht blijven doen. Voor welke reden dan ook.

Toch zou het wel heel eigenaardig zijn dat die dertien procent extra kiezers allemaal ‘racisten’ zijn. Dat al die mensen die de verkiezing ervoor bij een andere politieke partij onderdak hadden gevonden, plots afgegleden zijn naar een geheel andere mentale staat.

De vraag is wie deze nieuwe supporters zijn. En vooral: is er een ‘scheidingslijn’ tussen het huldigen van een antimigratie-standpunt aan de ene kant, en vooroordelen tegenover etnisch-culturele minderheidsgroepen aan de andere kant?

Een korte geschiedenis over de opvattingen over migratie kan enig licht werpen op wat dit weekend gebeurd is, maar toch vooral aantonen dat de weerstand tegen migratie al lang leeft in brede lagen van de bevolking.

De maagdelijke jaren

Immigratie is een fenomeen dat in West-Europa sinds vijftig jaar op grote schaal optreedt. Hoe zit het dan met de houdingen van de gemiddelde burger tegenover deze migratiestromen? Wel, daar is toch een zekere evolutie te constateren.

Op basis van representatieve enquêtes weten we dat het niveau van negatieve houdingen ten aanzien van immigratie eerst daalde, tot midden de tachtiger jaren.

In de schitterende roman Papegaai vloog over de IJssel beschrijft Kader Abdolah de ontvangst van het hoofdpersonage in een afgelegen dorp. ‘Op tafel stond een bos bloemen in een vaas, en een versgebakken appeltaart. “De bloemen, taart, het beddengoed en wat in de koelkast staat zijn giften van de bewoners van het dorp”, merkte de dominee op.’

Dit zijn de maagdelijke jaren waarin ‘vreemdelingen’ enerzijds angst opriepen, maar anderzijds ook interessant en exotisch leken.

Duik in het enthousiasme

Na deze maagdelijke jaren van relatieve verdraagzaamheid keerde de trend zich echter bruusk om. In de toenmalige twaalf landen van de Europese Unie (inclusief Nederland en België) bekoelde in de periode 1988-1991 het enthousiasme voor verdere immigratie, ik spreek dus over bevindingen die ondertussen zo’n vijfentwintig jaar geleden al werden gedaan. Sindsdien bleef de steun voor migratie lauw tot koud, onder de bevolking welteverstaan.

Hoeveel mensen willen de poort nog openzetten?

Zelfs voor de recente Syrische crisis had niet minder dan de helft van de bevolking genoeg van immigratie en heerste de idee dat de influx van mensen van buiten Europa aan banden moet. Uit representatieve enquêtes afgenomen in geheel Europa weten we dat slechts een slordige tien procent van de burgers de migratiepoorten nog wagenwijd wil openzetten. De meeste burgers willen hooguit een beperkte instroom. De deur moet dus niet dicht geploft worden, maar moet dan ook weer niet verder dan op een kier openblijven.

Er zijn niet veel thema’s die in een dergelijke proportie en zo langdurig de expliciete afkeuring van een groot deel van het publiek oproepen als massamigratie en illegale migratie, en in het verlengde daarvan, regularisatie. Onvrede met migratiestromen leeft dus niet enkel in rechts-extremistische middens, maar bij een belangrijk deel van de bevolking.

Tegen migratie zijn kan je niet zomaar gelijk stellen aan racisme

Het is niet omdat mensen tegen migratie zijn dat ze als racisten moeten worden gebrandmerkt. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat een heel scala aan motivaties – anders dan racisme – aan de basis kunnen liggen van een negatieve houding tegenover migratie.

Bezorgdheid over de betaalbaarheid van het sociale model, is er een van. Of, angst voor de teloorgang van het eigen culturele kader. Een andere insteek: niet iedereen heeft werk, niet iedereen heeft een degelijke woning. Als we zovele kwetsbare mensen in ons eigen middens hebben, wat kunnen we dan aanvangen met al die nieuwe mensen die aan de poort van ons land staan? Eigen mensen eerst betekent in die zin ook: eigen etnisch-culturele minderheden eerst.

Een ander veelgehoord argument is dat het beter is om de voorgaande generaties minderheden eerst de tijd te gunnen zich goed te integreren, alvorens een nieuw blik migratie open te trekken. Voor die bezorgdheid over het absorptievermogen van onze maatschappij valt iets te zeggen.

Kritische stem tegen migratie

Een scherpere opinie komt van Paul Collier, een econoom en migratie-expert aan de prestigieuze universiteit van Oxford in Groot-Brittannië. Hij schreef niet gek lang geleden een boek over migratie. Elke dag, komen vele migranten om het leven in de Middellandse Zee in een poging hun land te ontvluchten. Volgens Collier vormen het halfzachte migratiebeleid en de lakse bewaking van de buitengrenzen van Europa de oorzaak van deze rampspoed. Deze mensen worden als het ware aangemoedigd om hun leven op het spel te zetten om Europa te bereiken. Collier pleit er zelfs voor de grenzen af te grendelen.

Het geld dat aan migratie gegeven wordt zou volgens hem beter ingezet worden om bijvoorbeeld Afrikanen op te leiden, waardoor ze van grote waarde zijn voor de opbouw en de toekomst van hun land van herkomst. Collier stelt: ‘Veel progressieve mensen zijn intellectueel lui. Geloven ze nu echt dat we de arme landen kunnen helpen door een paar van hun jonge, ondernemende, slimme en beter boerende inwoners hier oogluikend toe te laten?’ Collier heeft zijn leven gewijd aan het bestrijden van armoede in ontwikkelingslanden. Van hem kun je moeilijk aannemen dat hij een verstokte racist zou zijn.

Niet alles of niets

Extreme opinies over migratie – de deur volledig open of potdicht – zijn niet de meest voorkomende meningen. Een kritische opstelling – met minder of meer nuance – tegenover migratie lijkt tegenwoordig de norm.

Hoezeer het ook een lovenswaardige opstelling is om mensen te willen helpen die in nood zijn, het achterliggend model dat België hen een langdurige opvang moet geven, loopt vast op z’n limieten. En geef toe, Europa heft vaak het vermanende, morele vingertje, over het opvangen van die mensen, maar tegelijk belet het niet dat er economische zaken worden gedaan met de malafide landen waaruit diezelfde mensen afkomstig zijn. Zo overtuigend en wervend is dat vingertje dus ook weer niet. Niet voor de burger die migratie zat is, noch voor de rest van de wereld.

Het is dan mijns inziens ook een evolutie naar intellectueel eerlijkheid dat de partijvoorzitters de mensen die Vlaams Belang stemden niet afschilderen als ‘per definitie’ racisten. Noch moeten we denken dat ze onverkort met alle voorstellen van die partij akkoord gaan (zoals dit ook het geval is voor alle andere partijen). Maar dat velen van hen het gehad hebben met migratietoestanden, en dit al vaak een heel lange tijd, dat lijkt me een waarheid te zijn waar het politieke bestel toch iets mee zal moeten aanvangen.

De weg vooruit

Hoewel de appetijt voor migratie kan verkeren, is er toch een positief punt dat we niet mogen veronachtzamen. De bevolking staat gemiddeld genomen helemaal niet onverschillig tegenover minderheidsgroepen. Een belangrijke vaststelling is dat de meeste burgers hun positie verbeterd willen zien. Hun geringe integratie wordt vaak als een groot probleem beschouwd.

De Nederlandse sociologen Uitermark en Duyvendak stelden hierover het volgende: ‘In een tijd waarin de opiniepagina’s in Nederlandse kranten volstaan met polemiek, zien we deze consensus gemakkelijk over het hoofd. Maar als we een vergelijking maken met de Verenigde Staten, blijkt de Nederlandse aandacht voor integratie en de afkeer van segregatie wel degelijk iets bijzonders. Zo is in de VS het bestaan van getto’s waarin miljoenen zwarten onder de armoedegrens leven eigenlijk nauwelijks (meer) een thema in de politiek.’

Kortom, vanuit de bevolking is er goede wil aanwezig. Veel mensen zijn gewonnen voor het idee om ongelijkheid weg te werken en de al aanwezige minderheden beter te integreren. Van dit gegeven kan het beleid maar beter gebruikmaken.

Van de politiek verwacht een deel van het electoraat dus meer inspanningen om integratie te bevorderen, en tegelijk beleid om migratie onder controle te krijgen.

Alain Van Hiel is professor sociale psychologie aan de UGent. In 2016 verscheen zijn boek ‘Iedereen Racist‘.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content