Regisseur Adil El Arbi: ‘De Spielberg van Molenbeek? Any Day!’

© Diego Franssens

‘De gebeurtenissen van 16 oktober brachten me direct terug naar de aanslagen in Brussel van 2016 en hebben een grote impact op mij gehad. De dader vertegenwoordigt niet waar wij moslims voor staan. Het feit dat ik mensen ken die toen in diezelfde buurt waren, raakte me diep.’ Die sobere reactie stuurde filmregisseur en scenarioschrijver Adil El Arbi ons na de terreuraanslag in het centrum van Brussel vorige week, waarbij twee doden en een gewonde vielen.

We spraken El Arbi een paar weken daarvoor, op een vrij moment in zijn superdrukke agenda. El Arbi pendelt dezer dagen tussen Brussel en de Verenigde Staten, waar hij samen met zijn onafscheidelijke sparringpartner Bilall Fallah bezig is met de afwerking van Bad Boys 4. Na het enorme succes van Bad Boys for Life tekent het Belgische regisseursduo met Marokkaanse roots opnieuw voor deze sequel, met wederom steracteur Will Smith in de hoofdrol.

In gepolariseerde en angstige tijden snakt de samenleving naar verbindende figuren als Adil El Arbi, die als jonge filmmaker Vlaanderen inpakte toen hij in 2014 De Slimste Mens ter Wereld won.

Op 26 oktober ontvangt El Arbi de Burgerschapsprijs van de Stichting P&V, die daarmee ‘personen die zich op voorbeeldige wijze inzetten voor een open, democratische en tolerante samenleving’, wil huldigen. De jury looft El Arbi voor zijn sociale engagement en zijn inzet voor meer diversiteit in de filmindustrie. Bij een kop koffie in de Brusselse Gare Maritime – de regisseur is van Antwerpen naar Brussel verhuisd – bespreken we de rel rond Vooruitvoorzitter Conner Rousseau, die met zijn dronken uitlatingen over de Romagemeenschap, ‘bruine mannen’, voor wie wat vaker de matrak moet worden gebruikt, al dagenlang de media domineert.

Wat vindt u van zulke uitspraken?

Adil El Arbi: Ze laten jammer genoeg zien hoe sterk racisme nog altijd leeft. Iedereen heeft af en toe racistische gevoelens, maar daar moet je je wel actief tegen verzetten, bij jezelf en bij anderen.

Bent u ooit met racistische vooroordelen geconfronteerd?

El Arbi: De eerste keer dat ik echt racisme heb ervaren, was met iets heel simpels. Ik was 16 of 17 en ging voor het eerst naar een soort danscafé. Mijn schoolvrienden, die allemaal wit waren, mochten binnen, en ik niet. Dat was wel even confronterend. Zij waren trouwens even gechoqueerd als ik: ‘Wat?! Racisme bestaat dus écht.’

Sommige wijken in New York, denk aan Chinatown of Little Italy, lijken ook niet op Amerika. Maar is dat per se iets negatiefs?

Wat vond u van het argument ‘zattemansklap’?

El Arbi: De Romeinen zeiden in vino veritas, of als mensen dronken zijn, tonen ze hun ware aard. Het is een beetje dubbel. Alcohol kán een excuus zijn, maar ergens moeten zulke denkbeelden toch ook al in je hoofd aanwezig zijn. Wie het land wil besturen, heeft bovendien een voorbeeldfunctie. Dan moet je toch even nadenken voor je dit soort uitspraken doet. Maar wat Rousseau heeft gezegd, is helaas representatief voor hoe veel mensen denken. Racisme is een deel van de maatschappij. Je zult racisme ook nooit helemaal uitroeien, het is een constante fight. Dan moet je nagaan hoe je dat aanpakt. Je kunt heel agressief reageren, maar mensen voor het minste of geringste van racisme beschuldigen, is mij ook te extreem. De beste manier om racisme te neutraliseren, is je medemens en andere culturen beter leren kennen. Zelf probeer ik altijd films en series te maken voor een zo breed mogelijk publiek, van alle achtergronden en overtuigingen. Ik wil mensen samenbrengen.

Ook al gaan uw films en series vaak over mensen met een migratieachtergrond?

El Arbi: Toch proberen Bilall en ik een universeel verhaal te vertellen, waarbij iedereen empathie kan voelen voor de personages. Net zoals je kunt kijken naar films uit Korea of Brazilië en kunt meevoelen met personages die fysiek of etnisch niet op ons lijken. Denk ook aan de interesse voor de mangacultuur bij kinderen wereldwijd. Zelfs in een fantasiewereld uit een ver land kunnen mensen zich herkennen. Dat is hoopvol.

Ik stond ooit op een CD&V-lijst. Dat was een jeugdzonde. Niet voor herhaling vatbaar. Nooit, never.

Jullie kozen van meet af aan inderdaad voor verhalen in migrantengemeenschappen. Hoe is het vandaag in Vlaanderen gesteld met diversiteit op het scherm?

El Arbi: Het gaat wel de goede kant uit, maar héél erg langzaam. Toen in 2014 onze eerste langspeelfilm Image uitkwam, zag je op de Vlaamse televisie en in Vlaamse films nauwelijks mensen van kleur. Wij dachten dat het succes van films als Image, Black en Patser alles zou doen kantelen, maar het duurt langer dan verwacht. Wel is het zo dat veel van de acteurs die wij toen hebben gelanceerd, vandaag mainstream zijn geworden. Wat ook de bedoeling was. Mensen als Nabil Mallat, Saïd Boumazoughe en Nora Gharib behoren nu tot het Vlaamse audiovisuele landschap. Maar ik had gehoopt dat er intussen meer mensen zoals wij achter de camera zouden staan. Bij regisseurs gaat het nóg trager dan bij acteurs. Een film maken is natuurlijk een groot project. Producenten zijn bang om die verantwoordelijkheid te geven aan iemand die nog niet veel ervaring heeft.

Er is nu wel de Belgisch-Congolese regisseur Baloji, die met zijn eerste langspeelfilm Augure hoge ogen gooit en de Belgische inzending is voor de Oscars.

El Arbi: Maar Baloji wás al een ster natuurlijk.

U geldt als een rolmodel voor migrantenjongeren met filmambities, maar wie waren uw rolmodellen als tiener?

El Arbi: Die kwamen allemaal uit Amerika, regisseurs als Steven Spielberg, Oliver Stone, Spike Lee en Martin Scorsese. Ik heb die regisseurs veel en tot in de details bestudeerd, ook hun levenspad, en hoe ze hun droom om films te regisseren hebben waargemaakt. Want dat is wat doet dromen. Natuurlijk, de regisseurs die ik bewonder zijn geboren in Amerika, en dat helpt om het te maken in de filmindustrie. Maar velen van hen hebben een moeilijke jeugd gehad en hebben het uiteindelijk toch geschopt tot absolute filmiconen.

Time noemde u ooit de Steven Spielberg van Molenbeek. Een goede typering?

El Arbi:(lacht) In die periode woonde ik weliswaar niet in Molenbeek, nu woon ik er vlakbij, maar los daarvan is het heel cool om zo te worden genoemd. De Spielberg van Molenbeek? Any day! Ik ben nog lang niet op dat niveau, maar ik werk eraan. En Molenbeek is inderdaad ook de arena van veel van onze Brusselse projecten, zoals Image, Grond, Rebel.

‘De beste manier om racisme te neutraliseren, is je medemens en andere culturen beter leren kennen.’ ‘Het mooie aan Brussel is dat overal waar je de camera op richt, er meteen een soort grandeur te zien is.’
‘De beste manier om racisme te neutraliseren, is je medemens en andere culturen beter leren kennen.’ © Diego Franssens

Vanwege de grote Marokkaanse gemeenschap die er woont?

El Arbi: Molenbeek is nu eenmaal de Brusselse gemeente die ik het best ken. Een groot deel van mijn familie woont er. Als ik als kind vanuit Antwerpen met mijn ouders in Brussel op bezoek ging, was het altijd Molenbeek. Het is voor mij gewoon dé plek. En als je ergens gaat draaien, dan toch liever in een wijk waarmee je vertrouwd bent en die ook visueel interessant is. Onze verhalen sluiten ook goed aan bij die locatie, dus is het logisch om daar te draaien. Het mooie aan Brussel in het algemeen is dat overal waar je de camera op richt, er meteen een soort grandeur te zien is. Toen we Patser draaiden in Antwerpen – en ik kom uit Antwerpen, hè – zei onze cameraman vaak: waarom lukt het hier niet? Omdat het in Antwerpen veel moeilijker is om de straten en gebouwen groots te laten lijken. Zelfs al heb je geen budget, in Brussel heb je meteen een episch, filmisch gevoel, dat in Antwerpen veel moeilijker na te bootsen is.

Het hoeft natuurlijk niet, maar films als Black over zwarte stadsbendes, Rebel over Syriëgangers uit Molenbeek, of Patser over drugshandel in de Marokkaanse en Italiaanse gemeenschap, dragen niet meteen bij tot een positief beeld van migrantengroepen?

El Arbi: De verhalen die wij willen vertellen, spelen zich nu eenmaal af in het criminele milieu. We maken geen romcoms, daarin ben ik totaal niet geïnteresseerd. Wij maken films waarin actie en geweld voorkomen, maar onze Belgische films gaan wel altijd over maatschappelijk relevante thema’s, waarover vaak ook nog nooit een film is gemaakt. Zo was er nog nooit een film gedraaid over stadsgeweld in Brussel, of een film met diepgang over terrorisme en uit België afkomstige Syriëstrijders. Hetzelfde met Patser. Toen we die film maakten, was er in de media heel weinig aandacht voor de drugsproblematiek in Antwerpen. Het ging allemaal over Antwerpen als mode- en kunststad, zonder veel oog voor wat er sluimerde onder de waterlijn. Wij proberen overigens wel altijd van onze criminelen genuanceerde, complexe personages te maken. Niet dat ik me met hen wil vergelijken, maar Martin Scorsese en Francis Ford Coppola kregen dezelfde kritiek uit de Italiaans- Amerikaanse gemeenschap toen ze films als Goodfellas en The Godfather maakten. Maar die films staan wel te boek als absolute meesterwerken in het misdaadgenre.

Vooruitvoorzitter Conner Rousseau zei over Molenbeek dat het er niet meer aanvoelt als België. Is dat zo?

El Arbi: Ik snap dat hij dat zegt, want in zekere zin is het inderdaad ook wel zo, maar Brussel is een grootstad, en grootsteden hebben bepaalde kenmerken. Er zijn genoeg delen van Vlaanderen die niet zo zijn. Sommige wijken in New York, denk aan Chinatown of Little Italy, lijken ook niet op Amerika. Maar is dat per se iets negatiefs? En wat is dan de oplossing? In Chinatown spreekt iedereen Mandarijns. In de Italiaanse restaurants en winkels van Little Italy praten mensen in het Italiaans tegen elkaar. Meestal vinden wij het vaak juist cool dat ze die traditie behouden. Antwerpen zonder de orthodoxe Joodse gemeenschap, die Jiddisch spreken onder elkaar, zou Antwerpen niet meer zijn. Dus moet iedereen echt altijd en overal Nederlands praten? Moet iedereen assimileren? In Londen is dat ook niet zo. Ik heet niet Jan Peeters, zie er ook niet uit als Jan Peeters, en beschouw mezelf als Marokkaan. Dat is mijn etniciteit en cultuur. Mijn ouders zijn geboren in Marokko, ik heb er veel familie, ik heb ook een Marokkaans paspoort… Maar voor mij is het misschien makkelijk praten. Als ik naar Marokko ga, voel ik me thuis. Dus zet mij in een wijk vol Marokkanen, (lacht) en ik zie niet wat het probleem is.

Het mooie aan Brussel is dat overal waar je de camera op richt, er meteen een soort grandeur te zien is.

Jonge vrouwen daarentegen, hebben in zulke wijken vaak last van straatintimidatie en catcalling.

El Arbi: Dat is waar, en dat probleem moet keihard worden aangepakt. Het is altijd de vrouw, de dochter of de zus van iemand, en dat doe je gewoon niet. Ik heb het gevoel dat dit fenomeen in Antwerpen wat minder is dan in Brussel. Hier zal het vaak pas stoppen als ze weten wie je bent, waar je woont, wie je familie is, als er met andere woorden een soort sociale controle is. Dan zeggen die mannen niks meer, want straks zijn er consequenties. Maar het is jammer dat het zover moet komen, voordat ze je met rust laten.

U bent meertalig opgegroeid, zoals veel migrantenjongeren. Ziet u dat als een troef?

El Arbi: Zeker, en als een verrijking. Het stelt je in staat om je met gemak in verschillende werelden te bewegen. Ik spreek de Marokkaanse variant van het Arabisch. Het klassieke Arabisch moet ik nog leren, ik ben ermee bezig, maar jongens toch, het is niet gemakkelijk. Thuis ben ik opgevoed in het Frans, want mijn ouders spreken geen Nederlands, en opgegroeid met Franse tv-zenders als TF1 en France 2. Nederlands heb ik moeten leren op school. Ik heb er hard voor gewerkt en erg mijn best moeten doen om het verschil te leren tussen ‘de’ en ‘het’ en alle stamtijden onder de knie te krijgen. Ik maak nog steeds fouten met ‘de’ en ‘het’ en stamtijden trouwens, maar ik probeer erop te letten. En uiteindelijk vind ik het jammer dat ik niet ook Spaans spreek, zoals veel van mijn familie in Marokko.

Hoe hard is het op eieren lopen met een film als Rebel uit 2022, naar eigen zeggen jullie meest persoonlijke film, over jonge mannen uit Molenbeek die naar Syrië vertrekken om er te gaan strijden?

El Arbi: Je moet je vooraf heel goed documenteren. Het is bijna een journalistiek werk. Je interviewt veel mensen, ook familieleden van Syriëgangers die zijn vertrokken en gestorven. Via Skype hebben we IS- strijders gesproken die in een Koerdische gevangenis zaten. We hebben het scenario ook laten lezen aan een Syriëstrijder, die ons zei: het is correct. Want zeker bij dit soort film moet je de waarheid zeggen, zonder te ridiculiseren of te minimaliseren.

Is het gevaar niet dat je te veel begrip opwekt voor de drijfveren van Syriëgangers?

El Arbi: De intentie was om een historisch accurate film te maken. Maar als het hoofdpersonage van meet af aan een extremist is, wil je hem als kijker niet volgen. Dus moesten we een fish out of water -gevoel creëren, met een personage dat aanvankelijk als hulpverlener vertrekt, en daar, in de chaos van de Syrische burgeroorlog, langzaam maar zeker in de klauwen van de IS terechtkomt, en in een crimineel en een terrorist verandert. Je wilt ook dat de kijker zich afvraagt: hoe zou het zijn als ik plots in die omstandigheden belandde? Net zoals de film Wil de vraag oproept hoe je zelf zou hebben gehandeld in de Tweede Wereldoorlog.

© Diego Franssens

Ziet u zichzelf als een sociaal geëngageerde regisseur?

El Arbi: Ik denk het wel, of toch voor de films die ik in België maak. Het zou leuk zijn als dat ook eens in Amerika zou kunnen, maar in Hollywood moet een film op de allereerste plaats geld opbrengen en dan willen ze niet te veel risico’s nemen. Tenzij je een heel grote naam bent zoals Martin Scorsese, die nu, op zijn 80, met Killers of the Flower Moon de geschiedenis vertelt van de systematische moord op de Osage Indianen in het begin van de vorige eeuw.

Na de zware aardbeving in Marokko half september maakte u samen met Will Smith een video om Marokko te steunen. Heeft dat veel opgebracht?

El Arbi: Hoeveel exact weet ik niet, maar het filmpje had wel een half miljoen views. We waren gewoon aan het monteren voor Bad Boys 4, en toen vroeg ik of hij dat zou zien zitten. Hij was vriendelijk genoeg om even spontaan die video voor ons te maken. Dat heeft zeker geholpen om mensen wereldwijd bewust te maken. En voor Marokkanen betekent het heel veel dat iemand als Will Smith hen steunt in moeilijke tijden.

Uw echtgenote, Loubna Khalkhali, reisde als VRT- journaliste naar het getroffen gebied om verslag uit te brengen.

El Arbi: Klopt, en dat was haar eerste grote job op het terrein bovendien. Het was gevaarlijk via al die kapotte wegen, in die dorpen in the middle of nowhere, die bijna van de wereld waren afgesloten. Ze heeft zo veel schrijnende verhalen opgetekend. Maar ze gaat daar op een heel sterke manier mee om. Je ontkomt natuurlijk niet aan de harde beelden, het verdriet en de ontberingen, maar tegelijk was ze onder de indruk van hoe weerbaar dat volk is, en van de onderlinge solidariteit.

Hoe zit het tot slot met uw politieke engagement? Ik las dat u ooit op een CD&V-lijst hebt gestaan?

El Arbi: Dat is héél lang geleden, ik was 18. Ik heb dat gedaan omdat mijn moeder dat een goed idee vond. Maar het is een jeugdzonde.

Dus niet voor herhaling vatbaar?

El Arbi: Totaal niet. Nooit, never. Ook toen al had ik een afkeer van politiek. Ik deed het om mijn moeder, die met gemeentepolitiek bezig was, een plezier te doen, maar op het moment zelf al draaide mijn maag ervan om.

Vanwaar die afkeer?

El Arbi: Politiek is vaak fake. Het is toneel, waardoor je het verschil niet meer ziet tussen mensen voor wie politiek echt een passie is en die er oprecht het beste van willen maken, en degenen die meedoen voor profilering en dat soort zaken. Iedereen lijkt hetzelfde. Het is ook zo verwarrend, er zijn in dit land zo veel regeringen. Het interesseert me ook echt niet. Bovendien, dat heb ik gezien bij mijn moeder, heb je het politieke steekspel waarover veel in de media wordt bericht, maar een groot deel van politiek bedrijven is dossiers lezen en cijfers bestuderen. Keisaai, (lacht) dus laat maar.

Gaat u wel stemmen straks?

El Arbi: Dat wel, het moet. Maar meestal weet ik tot kort voor ik het stemhokje betreed niet voor wie, behalve dat ik nooit voor het Vlaams Belang ga stemmen.

Maakt u zich zorgen als het Vlaams Belang straks de grootste partij van Vlaanderen wordt?

El Arbi: Dat zal niet de eerste keer zijn dat dat gebeurt. We hebben al een paar Zwarte Zondagen achter de rug. ‘The Flemish Bloc’ is zelfs al eens genoemd in een aflevering van The West Wing (een Amerikaanse tv-serie over het Witte Huis, nvdr). Dus we zullen wel zien. Vlaanderen is nog altijd maar de helft van een land, waar het Vlaams Belang dan meer dan 50 procent moet behalen om echt zijn stempel te kunnen drukken. Dat gaat niet gebeuren. En als het Vlaams Belang met andere partijen zou gaan besturen, wie wil dan met hen in zee gaan? En zal dat echt fundamenteel iets veranderen? Het komt voorlopig wel goed, denk ik.

Bio Adil El Arbi

1988: Geboren op 30 juni in Edegem.

Studeerde aan de filmschool Sint-Lukas in Brussel, waar hij Bilall Fallah ontmoette, met wie hij sindsdien samenwerkt.

2012: tv-debuut met Bergica.

2014: eerste langspeelfilm Image.

2015: tweede film Black en Amerikaans tv-debuut met twee afleveringen van Snowfall.

2018: kaskraker Patser over het Antwerpse drugsmilieu.

2020: grote doorbraak in Hollywood met Bad Boys for Life.

2022: film Rebel en tv-serie Ms Marvel, met een moslimmeisje als superheld.

Lees meer over:
Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content